FB 2025
FB 2025
Rust na de laatste shift
O jee. Wat voor een omineuze titel is dat nu weer! Lekker bezig, Van Hoon. Blijf je nou bezig met aankondigen dat dit je laatste schooljaar is? Nou, dit gaat gewoon over gisterenavond. Ik had me pas laat ingeschreven voor het bijwonen van het kerstbal, maar ik besloot toch gewoon te doen wat van mij verwacht werd, qua werk, arbeidsethos en 0.0 cola. De laatste shift startte kwart over 11, maar ik was al om 10 uur in Bibelot. We kwamen terug van de verjaardag van onze schoonzoon en ik kon mezelf mooi afzetten bij het Energiehuis. Hoefde ik alleen 's nachts om half 1 terug te lopen naar huis. Vandaar.
Ik had geen specifieke kerstkleding aangetrokken. Er lag, na lang zoeken, nog een trui in de kast, maar die zat nogal strak. Op school werden truien verkocht, en een aantal van mijn collega's had zich er eentje laten aansmeren. Ik niet. Kennelijk stond er op de trui een verwijzing op naar de Saturnalia, het bekende Romeinse feest ter ere van de god Saturnus. Tja, je bent gymnasium of je bent het niet.
Velen waardeerden het dat ik mijn oude karkas toch richting dansvloer zou gaan slepen. Ríchting dus, hè. En in al het laatste-week-enthousiasme was er voor het weekbericht zelfs rekening gehouden met mijn 's middags aangepaste haarcoupe. Coupe tondeuse zeg maar. Standje 0.0. Dat de term "kerstrui" daar zoveel emotie bij mij zou losmaken, dat had ik nooit gedacht. Toen ik informeerde of er een JdW-algoritme bestond dat ervoor zorgt dat mensen op school weten hoe en wanneer ik mijn knikker scheer en of dat algoritme dat soort tracking specifiek rond de kerst uitvoert, toen bleek er gewoon sprake te zijn van een tikfout. Kerst-rui had kerst-trui moeten zijn. T'tje meer of minder, het is een wereld van verschil. Ach, deze spellingsfanaat gaat aan het eind van het schooljaar de organisatie verlaten. Dus ja, dan is er niemand meer die zo'n foutje leuk vindt. Potverdrie. Heb ik het toch weer over mijn laatste schooljaar!
Op de gang bij Bibelot kwam ik wat leerlingen tegen met wie ik op de foto gegaan ben. Ik sta op één foto met drie meiden die zich qua uitdossing en kleding helemaal uitgeleefd hadden in het kennelijk afgekondigde feestthema, dat mij totaal ontgaan was. Ook is er een foto gemaakt van mij met twee heren die zo'n Iers petje op hebben, dat de bandleden van Dropkick Murphys ook dragen. Ze kenden de naam van mijn lievelingsband dus ook. Hoe? Van mijn site. Ja, natuurlijk. Ik had het kunnen weten.
De muziek uit de zaal varieerde van hard tot zacht en van teringherrie tot softe glijmuziek, van Abba tot de weer in ere herstelde Marco Borsato. Ik bleef dus op de gang. En om half 1 liep de zaal leeg en kon ik op huis aan. Samen met Roland, die bij me om de hoek woont, stiefelde ik naar ons wijkje, al babbelend over van alles en nog wat.
Het was een aardige avond zo. Kerstbal 2025? Het la... O nee.
Toetsweek en dus .... surveilleren!
Vandaag mocht ik surveilleren bij de toetsen maatschappijleer en Latijn in de vierde klas. Mij was lokaal 112 toegewezen, dus ik moest wel even slikken met al die tafels met zijn drieën aan elkaar geschoven. Ik had een dozijn leerlingen die recht hadden op extra tijd in het lokaal zitten, sommigen met een laptop, anderen zonder. Tijdens het surveilleren mag je niets anders doen dan opletten of ze niet spieken, of ze geen irritante geluidjes zitten te maken en of ze wel helemaal senang zijn en blijven. Dus ja, je kijkt scherp rond, maar niet met een te strenge blik, want dan kunnen ze van hun melk raken. Dus degene die zonder mijn toestemming de opgaven plompverloren naar een tafeltje tegen de muur verhuisde, die heb ik niet afgekat of indringend verzocht de blaadjes terug te leggen waar ze ze gevonden had. Nee joh, ben je gek! Ik heb haar bemoedigend gecomplimenteerd met het voor zichzelf opkomen. Zo ben ik dan soms ook wel weer.
Toen iedereen aan de slag was keek ik eens rond en naar boven. En zo zie je dan wat er tijdens de gewone lessen in dat lokaal ook wel eens gebeurt. In het plafond zaten van papier gevouwen pijltjes in de kleuren roze, geel en ook - bijna niet te zien - licht groen. Ik moest tien keer tellen om tot de conclusie te komen dat er tien van die pijltjes in het plafond geschoten of geblazen waren. Ik ken die techniek alleen van de indianenvolkeren die pijltjes met curare eraan op doelwitten afschieten. Curare is een naar spulletje hoor. Als dat in je bloedbaan komt ben je in een paar minuten dood. Veel stammen gebruiken curare echter ook als smaakmaker in hun eten. Degenen die last hebben van bloedend tandvlees zijn dus meteen de sjaak. Die curaregasten hebben zeer geavanceerde blaaspijpjes. Wij hadden vroeger van die vaalwitte korte electriciteitsbuisjes, waarmee we dan papieren pijltjes wegschoten of besjes van de een of andere struik. Curare afschieten mocht niet van mijn oma.
Dus er zaten papieren pijltjes in het plafond van 112. Kijk, in 117 zaten er een keer dártpijltjes in het systeemplafond. Dat is best link. Want als die dingen naar beneden komen zeilen, kunnen er - of ze nou 22 gram zijn, 26 gram of maar 12 gram - gewonden vallen. Kleine zwaardjes van Damocles, zeg maar. Dat gebeurt bij zo'n papieren pijltje natuurlijk niet. Dus mijn schaapjes van klas 4 waren veilig. Anders had ik moorddadig, sorry krachtdadig ingegrepen.
Op het digibord projecteer ik tijdens de toets een analoge klok, die aangeeft hoeveel tijd ze nog voor de toets hebben. Dat ding loopt terug en bij de laatste minuut zie je de seconden verstrijken. Dan worden er nog gauw namen op de toets geschreven, een laatste antwoordfragment en de naam van de nakijker, de docent dus. Een kwartier voor tijd meld ik dat ze nog vijftien minuten mogen ploeteren en vertel ik een snelle mop*. Dat is voor de broodnodige ontspanning.
En verder gebeurt er eigenlijk niet zo veel. Een meisje dat keihard stukken tekst doorstreept en dus vreselijk irritant bezig is geef ik een stapel van twintig blaadjes, zodat het doorkrassen geen herrie meer maakt. Een jongen die wat moeilijk zit te kijken ga ik vragen of hij zich niet lekker voelt. Meelezend op zijn blaadje zie ik dat hij tot in detail en zeer beeldend opgeschreven heeft hoe ziek hij zich voelt. Ik besluit hem ziek naar huis te laten gaan. Lever je toets maar in, joh. En wel eerst even langs de leerjaarcoördinator lopen, hè? Hûh? Sorry, de afdelingsleider van dienst. Niet zomaar brak naar huis gaan. Bij een uitvallende laptop blijf ik sereen rustig en los het probleem gewoon op. Ik ben al sinds mijn adolescentie bekend met het fenomeen uitvallen, dus ik wist dat paniek niets helpt.
Nou, dat soort humanitaire noodhulp bied ik dan. Morgen mag ik weer.
*nee! Tuurlijk niet!
Gisteren was het Paarse Vrijdag. Bij ons was er toen een toetsweek aan de gang en vandaar dat afgelopen woensdag het fenomeen Paarse Woensdag werd geïntroduceerd. Had niet iedereen bij het maken van toetsen paarse of roze kleding aan kunnen hebben? Tuurlijk, maar dan was er maar weinig ruimte voor de zeer actieve GSA-mensen bij ons op school geweest om van alles te organiseren. Dan gaat menigeen toch liever meteen na een toets naar huis om te leren voor de toets van morgen. Hûh? Hebben we morgen Latijn? Oeps, ik dacht beco.
Natuurlijk had ik een paars vest aangetrokken en natuurlijk laat ik zo zien dat ik solidair ben met mensen (op school veelal jónge mensen) die zich moeten verdedigen tegen kritiek op hun wezen, hun zijn in alle facetten. Gelukkig deden vele leerlingen en collega's mee aan Paarse Woensdag. Onze GSA-leerlingen zijn bijzonder actief en ze hadden er in de kantine een mooi paars feest van gemaakt! Overal mooie slingers, je kon je nagels laten lakken, je kon buttons krijgen en je kreeg een mooie regenboogsticker opgeplakt. Ik ook dus. En met zo'n sticker op kun je in de les Latijn, ook al gaat die over "Civis Romanus sum" (te vertalen als "Ik ben een Romeins burger"), met leerlingen net iets makkelijker in discussie gaan. Ehm, nóg makkelijker. De meningen lopen uiteen, daar kwam ik wel achter. Daar wás ik al achter, maar nu werden verschillen extra duidelijk.
Wat een mooie invalshoek voor een discussie, "Civis Romanus Sum"! John F. Kennedy was op 26 juni 1963 in West-Berlijn en sprak daar op enig moment de legendarische woorden "Ich bin ein Berliner". Hij wilde laten zien dat Amerika (toen nog wel) solidair was met Europa en dat hij zich als het ware, met enige trots, een inwoner van Berlijn voelde. Op een spiekbriefje had hij een soort fonetische variant van het Duitse zinnetje staan (Amerikanen die Duits spreken, het blijft geestig) plus, ook ietwat fonetisch genoteerd, de uitspraak Civis Romanus Sum. De Latijnse uitspraak Civis Romanus sum was in de oudheid een symbool van trots, vrijheid en bescherming door het Romeinse rijk. Door hiernaar te verwijzen, vergeleek Kennedy het Romeinse burgerschap met het vrije burgerschap van de westerse wereld. Hij benadrukte dat wie “Berliner” is, deel uitmaakt van de vrije, democratische wereld en beschermd wordt door de Verenigde Staten*.
In de lessen Latijn lazen we de laatste weken hoe de Romeinen zich uitlieten over hun eigen volk, over de Grieken, over "barbaren", over auxilia (hulptroepen), over slaven (wij gebruiken al enige tijd de juistere term "tot slaaf gemaakten") en vrijgelatenen en over buitenstaanders. Nou, die uitlatingen waren niet allemaal heel genuanceerd. Dus met Paarse Vrijdag in het achterhoofd was er in één keer veel actueels te melden en te lezen. En de parallellen met het huidige tijdsgewricht, waarin mensen die zich politicus noemen of president mensen en volkeren bashen of cancelen, waren ineens pijnlijk duidelijk. Hoe de alom gewaardeerde geschiedschrijver Tacitus zich over het Joodse volk uitlaat (Taciti Historiae 5.4-6,8), wat de satiricus Juvenalis in satire 3 allemaal debiteert over de Grieken van zijn tijd, het doet pijn aan je ogen.
Mooi dat we ons vak zo kunnen actualiseren. Zeker. Maar er zitten ook rauwe kantjes aan sommige teksten. Tacitus blijft een aanbevelenswaardige auteur, Juvenalis ook. En lees alles van hun hand, zodat je jezelf een afgewogen beeld kunt vormen.
*tekst uit de door collega’s gemaakte docentenhandleiding bij dit blok Latijn: Het eigene en het vreemde.
Ik ben vriendschap met mezelf aan het sluiten, maar mijn alter-ego houdt dat een beetje af. Dat leid ik af uit zijn halsstarrigheid. Geen idee, waarom ik dat - nota bene als ras-Brabo - niet voor elkaar krijg. Hij heeft misschien een verborgen agenda, waaruit dan blijkt dat hij me niet vertrouwt. Hufter.
Goed, deze gedachtespinsels komen voort uit een week voor theoretische vriendschap. Daarmee wil ik zeggen dat ik beïnvloed ben door wat ik lees in 6 Latijn. En wat ik op tv zie. En wat ik van mijn buurvrouw net bij de koffie hoor.
Om maar met de laatste te beginnen. Ze zei: je moet je eigen vriend worden. Alsof ze dagelijks met de stoïsche filosoof Seneca optrekt, terwijl haar man gewoon Pim heet. Het was een uitspraak die Seneca zo zou kunnen doen. Ehm, eigenlijk elke les wel een paar keer doet. Het examen Latijn van mei 2026 gaat over de vriendschap. En we lezen daarvoor een paar brieven van Cicero en een heel zootje brieven van Seneca. Aan Cicero vinden ze niet veel, mijn leerlingen. Maar Seneca komt hier en daar behoorlijk binnen.
Op tv zag ik van de week de zesde aflevering van het laatste seizoen van Oogappels. Tussen de scènes door doen de ouders van de diverse personages vaak clichématige uitspraken. Maar nou net in deze week deden ze die uitspraken over vriendschap. Ik wil die teksten hebben, maar zonder dat mijn leerlingen zich helemaal in het verhaal van al die oogappeltjes moeten verdiepen. Natuurlijk heb ik rondgevraagd of iemand die aflevering gezien had. Eentje. Dus die heb ik gevraagd of ie handig was. Hij zei van wel. Toen heb ik hem gevraagd of ie die teksten van die ouders aan elkaar kon breien en in de vorm van een bestandje aan mij kon geven. We gaan het zien.
Bij Latijn in de examenklas nemen we brieven van Seneca door over vriendschap. Die man doet nogal wat uitspraken, maar afgelopen week ging het over de wijze van de Stoa. Die persoon kan volledig onafhankelijk functioneren en op die manier gelukkig worden. Vrienden heeft hij in principe niet nodig: hij kan ook zonder een vriend gelukkig worden. Maar hij wíl wel een vriend hebben. Een ware vriend. Om dat duidelijk te maken beweert Seneca dat die wijze zelfs zonder ogen en zonder hand gelukkig kan worden. Kijk, porno kijken gaat hem voor die man niet worden in die situatie, maar dat is het punt ook helemaal niet. Hij kán zonder, maar wíl natuurlijk niet zonder!
Boeiend, hoe de stoïsche filosofie nog zo actueel kan zijn, dat er geregeld leerlingen zijn die aangeven dat de materie weliswaar moeilijk is, maar toch diverse aanknopingspunten biedt in hun persoonlijke leven. Zo bleven er afgelopen week twee meiden hangen na de les. "Mogen we u iets vragen, meneer?" Ik bereidde me al voor op heel delicate vragen. "Kent u chips met Joppiesaus?" "Ehm, ja. Dat is toch het resultaat van een prijsvraag over nieuwe sausjes bij de patat," opperde ik alert en in een poging belezen en allround over te komen. Hûh? Nou, daar waren ze niet van op de hoogte. "Zij en ik hebben een verschil van mening," zei de een, badinerend wijzend op haar klasgenote. "Vindt u chips met Joppiesaus lekker of niet?", was de volgende vraag. Ik moest even bijkomen van deze totaal onverwachte wending in mijn leven als leraar Latijn. Zo heb je het over een blinde, invalide gehandicapte wijze die toch genoeg heeft aan zichzelf, zo sta je te lullen over Joppiesaus. Ik zei dat ik de smaak niet kende. Slim, want ik had best trek om vier uur 's middags. En ja hoor. Uit het bescheiden handtasje van de één kwam een geopende en aangevreten zak patatje Joppiesaus-chips tevoorschijn. "Wilt u er eentje?" Wat ik al zei, ik had net een flauwte dus ik graaide een handvol chips uit haar zak. Klinkt een beetje verkeerd, zie ik nu. Maar goed dat het geen jongen was. En de chips met die smaak? Die kende ik al. Ik wist alleen niet dat ie zo heette, Joppie chips.
Eens kijken wat ik de komende week weer mee ga maken. De vijfde klassers willen bij mij komen borrelen of pizza met mij gaan eten. Dat houd ik nog even af. En mijn alter-ego ook. In dat opzicht ben ik het wel met hem eens. En allround heeft voor mij een heel andere bijbetekenis gekregen. Leuk hè, Latijn geven op een middelbare school!
Afgelopen dinsdag was ik met 12 van mijn 15 mentorleerlingen uit eten. Eentje was tussendoor overgestapt naar een andere mentor, maar ze ging toch nog mee met haar oude groep. Dus we waren met zijn veertienen bij Portobello, mijn favoriete Italiaans restaurant in Dordt. Iedereen was keurig op tijd, want ja, ze wilden niet bij een uitje te laat komen en een briefje halen natuurlijk.
Het is altijd even afwachten hoe de chemie in zo'n groep uitwerkt. Veel leerlingen die elkaar wel kennen uit de les, maar die toch ook weer niet dagelijks met elkaar optrekken. Ze zijn allemaal individueel aan mij gekoppeld en dat is ook prima. Jarenlang hebben we de bovenbouwleerlingen zelf hun mentor laten kiezen, omdat we ervanuit gingen dat ze dan bewuster kozen voor begeleiding door die mentor. Ze zouden die mentor in principe vertrouwen, omdat ze zelf voor die collega gekozen hadden. Dat werkte ook inderdaad zo, alleen gebeurden er twee dingen. Het bleek nog duidelijker wie de leerlingen als mentor vertrouwden, zodat de ene mentor helemaal vol zat en de andere mentor niemand had. En het tweede dat gebeurde was dat mentoren zelf leerlingen gingen "ronselen". En dat was weer niet fijn omdat leerlingen daarmee als het ware weggekaapt werden voor de neus van een andere mentor. Leerlingen die misschien zelf voor een andere mentor gekozen hadden. Afijn, alles dus na een aantal jaren weer op de schop.
De leerlingen met wie ik bij de pizzeria zat dinsdag babbelden zoals gebruikelijk honderduit. Ik hoorde dingen die ik niet had willen horen, maar die ik ook weer niet had willen missen. Af en toe ging er vorsende blik mijn kant op om te peilen of ik wel gechoqueerd genoeg reageerde bij een "nieuwtje". Dan deed ik, als was ik een voetballer die veel kritiek had gekregen maar toch weergaloos had gescoord, mijn beide wijsvingers in mijn oren om aan te geven dat ze wat mij betreft gerust verder mochten gaan met de dirty dubieuze details die ze op dat moment met hun directe buur deelden. Ik was tijdelijk stokdoof dan wel selectief aan het luisteren. Ik verdeelde als een goede gastheer mijn aandacht over de verschillende leerlingen en groepjes leerlingen en kwam dus eigenlijk met iedereen wel even in gesprek. Ze wilden dan toch wel weten wat voor iemand ik privé was. Welke hobby's ik had, hoe ik er 40 jaar geleden uitzag, of ik er weleens iemand uitgestuurd had, hoeveel kinderen ik had, dat soort dingen. Ik gaf gedoseerd antwoord.
Zo tegen achten waren de pizza's en de pasta's en de non-alcoholische drankjes al lang op en werd het tijd om op huis aan te gaan. Een paar keer gaf ik aan dat Pino de tafeltjes weer voor andere gasten nodig had en dat werkte. Een enkeling bedankte me toen al voor het gezellige uitje, en de rest deed dat later buiten. Ze zouden nog ergens een drankje gaan doen en dat was natuurlijk prima.
Voor ik het restaurant verliet betaalde ik de rekening. Vanzelfsprekend. Maar voor ik ging betalen liep ik langs een tafeltje waar een ouder stel zat te eten. Ze zochten oogcontact en vroegen me of ik leraar was. Ik kon dat niet ontkennen. Waren dat uw leerlingen? Nou, mijn mentorleerlingen, niet al mijn leerlingen. Wat leuk dat u zoiets doet met uw leerlingen! En wat zijn het allemaal beschaafde mensen! Kijk, dat compliment stak ik in mijn zak. Mijn avond was nu helemaal top geweest! Gezelligheid, jonge mensen om mij heen, lekkere pizza tonno, mooie verhalen, diepe geheimen gehoord, wat wil ik nog meer?
In het voorjaar plan ik nog een keer zo'n uitje en dat zal dan echt de laatste keer voor mij zijn dat ik zoiets doe.
Derde fase?
Ik ben in een nieuwe fase. Geen tweede fase. Die heb ik al achter me gelaten. Nee, eerder een soort derde fase. Ik ben me dingen aan het realiseren. En die hebben te maken met het gegeven dat dit mijn laatste jaar is als leraar. Zoals laatst, de herfstvakantie. Hartstikke leuk, aardige dingen gedaan maar ook schoolwerk. Volgend jaar is er geen herfstvakantie meer! Geen schoolwerk meer. Dan is het - klinkt een beetje DELA-achtig - één lange vakantie vanaf het moment dat ik ergens in juli 2026 de deur van school achter me dicht trek. Dan heb ik mijn sleutels ingeleverd, mijn Surface ingeleverd, dan zie ik lokaal 117 als een mooi stukje verleden in plaats van een groot lokaal waar het of te warm of te fris is en waar de zonneschermen een eigen leven lijken te leiden.
Goh, lokaal 117. Alle tafeltjes staan daar uit elkaar, de bus-opstelling dus. Ja, zo ouderwets ben ik gelukkig. Vijf rijen van zes. Dat houd ik andere collega's ook altijd voor die in 117 lesgeven. Wat je qua klassenopstelling ook doet, mij best. Maar laat die leerlingen aan het eind de busopstelling weer terugzetten. Busopstelling dus bij mij, en rustig dat het de leerlingen maakt! Alsof ze gedrogeerd zijn.
Afgelopen week was een stagiair in mijn les in de zesde klas. Hij wilde vorige week al weleens zien hoe dat nou bij mij ging, maar hij had een kapotte fiets. Die ken ik nog van toen ik leerjaarcoördinator was, kapotte fiets. Hij stelde zich voor aan de leerlingen die vervolgens rustig op mijn startsignaal wachtten en aan het werk gingen. Af en toe liep ik, gewapend met bril en potlood, naar een leerling die een probleem met Latijn had. En na een minuut of tien legde ik op het Digibord de passage uit. Aan het eind van het uur bleek dat hem vooral opgevallen was waar ik mijn handen liet tijdens de klassikale uitleg en tijdens de bediening van het Digibord. Hij had daar in zijn studie klassieke talen colleges over gehad en daar hadden ze een aantal aandachtspunten geformuleerd over wat je als leraar met je handen doet. De vraag is een beetje vergelijkbaar met wat een voetballer doet die in een muurtje staat, maar de uitkomst is een andere.
Ik bleek volgens de stagiair "all boxes" te hebben af"getickt". Of zoiets.
Wat ga ik straks missen, behalve de leerlingen? Best wat collega's, zeker. Maar heel veel oudere collega's zijn de laatste vijf jaar opgevolgd door jonge collega's. Dat geeft een totaal andere dynamiek. Ik zag er laatst in de werkruimte eentje gewoon telefoneren, over privédingen. Bizar. Laten we zeggen dat ik dat best ingewikkeld vind.
Ik zal het missen, het beheren van de lief- en leedpot van school , wat ik al jaren samen met José en Weena doe. Bloemetjes of andere attenties sturen aan mensen die iets leuks (of verdrietigs) meegemaakt hebben of een prestatie geleverd hebben. Ik zal het missen, samen met Sophie of Maarten etentjes regelen voor een groep collega's. Eén keer in de zoveel tijd, maar minimaal drie keer per jaar gaat een groep collega's uit eten. Dat is lang geleden begonnen, samen met Isabelle, en die eetgroep, die steeds van samenstelling wisselt, trekt dan een avondje onder de vlag van au bain-marie JdW met elkaar op.
Ik zal het missen, dat typisch gymnasiale geouwehoer, gelardeerd met veel humor. Gelukkig voelde ik me daar, en thuis. Een vis in het water. Goh, ik moet echt diep in mijn geheugen graven als ik zoveel mogelijk dingen wil opsommen waar ik me min of meer actief mee bezig heb gehouden.
Wát heb ik eigenlijk allemaal gedaan? Laat ik het op zijn Monty Pythons zeggen. In hun vermakelijke persiflage op het in de bijbel beschreven leven van Jezus, Life of Brian, klaagt de voorman van een van de fictieve verzetsgroepen dat de Romeinen echt helemaal niets voor hun land betekekend hebben en dat zijn groepering daarom tegen de Romeinen in opstand moet komen. Vervolgens weet de ene na de andere aanhanger van de groepering iets te noemen waarmee de Romeinen zich wel degelijk verdienstelijk gemaakt hebben (https://www.youtube.com/watch?v=Qc7HmhrgTuQ).
All right, but apart from teaching Latin, Greek, chess, from starting the phenomenon of privatissima, from speeching for leaving colleagues and hundreds of graduated students in a church, from coaching many students individually, from writing hundreds of columns and several final examination documents, from acting as a manager for thirty years for fourth, fifth and sixth graders, what has De Hoon ever done for us? Retorische vraag hoop ik.
Vast gaat iemand voor mijn afscheid graven in het archief dat over mij is opgebouwd. Kijken naar mijn sollicitatiebrief en wat ik daar allemaal in heb geschreven. Vast. Ik laat het gelaten over me heen komen. Nog een maand of acht. Ik laat het mijmeren voor wat het is. Er wacht schoolwerk.
En weet je, elke reden om deze afdeling van Facebook, mijn schoolgerelateerde pagina Superlatijn, aan te houden, die vervalt dan. Net als het aanhouden van mijn website zelf. Superlatijn, een deel van mijn schoolse leven geworden, gaat stoppen. Dát, lieve volgers, realiseerde ik me ineens ook.
These boots are made for walking
Ehm, een onverwacht intro, meneer Van Hoon. Da's toch dat liedje, zou Miguel Wiels zeggen. Hij is pianist bij het populaire satirische programma Even tot hier. Dat liedje, ja dat klopt. Nancy Sinatra zong het in 1966. De klankovereenkomst, homofonie, van het Engelse woord boots en de achternaam van mijn vertrekkende collega Michael Boets was voor mij een mooie insteek voor een afscheidsspeechje. Gisteren was Michael voor het laatst op het JdW in Dordt. Hij verhuist naar het hoge Noorden.
"One small step" voor mij zal in dit geval vermoedelijk niet leiden tot "one giant leap for mankind". Ik ging namelijk niet alleen spreken, maar ook een beetje zingen. Wow! Sja, dat refrein van Nancy's song, dat moest ik toch wel enigszins melodieus laten horen, wilde ik de homofonie duidelijk maken. Ik had mijn collega muziek Dex om ondersteuning gevraagd. Dat deed ik vanwege de traumatische ervaringen die ouders van geslaagden in juli altijd in de Augustijnenkerk ervaren als ik het schoollied ten gehore mag/moet brengen. Ik val daar altijd te laat in bij het fanatieke orgelspel van mijn collega. Ik wilde het gehoor en zeker de vertrekkende Michael die rampzalige ervaringen besparen. Vandaar de hulp van Dex. Die wist dat namelijk ook en dus stelde hij voor dat ik het refrein inzette en dat hij dan bij zou vallen op zijn gitaar. Veel beter!
Ik kon Nancy's refrein natuurlijk niet één op één overnemen, dus ik heb de tekst licht aangepast. In de speech zelf had ik een paar Vlaamse uitdrukkingen verstopt, die op het juiste moment een blik van herkenning op Michaels gezicht toverden. Ik was trots dat ik hem mocht toespreken. Natuurlijk nadat de baas dat had gedaan. First things first. Mijn "bard" Dex gaf achteraf aan dat het allemaal goed gegaan was met mijn gekraak. Niet dat dat me nou bij een volgend afscheid weer aan het zingen brengt, maar het is leuk te horen dat iets goed gegaan is.
Ik heb alleen maar goede herinneringen aan Michael en die heb ik geprobeerd in mijn woorden voor hem naar voren te brengen. Ik hoop dat hij, samen met zijn vrouw en dochter, zijn draai snel vindt in zijn nieuwe omgeving. Het vertrek van hem is een aderlating voor onze school, zeker weten. Michael, mocht je dit lezen. Het ga je goed, man. We gaan je missen op school.
Au bain-marie wordt au Daan-Sophie
Van onze verslaggever bij Olympiada.
Uit betrouwbare bron is vernomen dat het illustere eetgezelschap van het Johan de Witt-gymnasium te Dordrecht, bij menigeen bekend als JdW au bain-marie, per augustus 2026 een naamswijziging zal ondergaan.
De leden hebben op 15 oktober een meeting gehad bij de vertrouwde Griek en daar onder het genot van typisch Griekse spijzen als lamshaasjes, spanakopita, talagani, sofrito en niet te vergeten tzatziki, en wat minder typisch Griekse dranken als tonic, Merlot, 0.0 Radler, tapbier en Pinot Grigio knopen doorgehakt over de tenaamstelling. Per seizoen 2026-2027 zal, zo heeft nader onderzoek uitgewezen, één van de mede-organisatoren vertrekken en aldus een vacature achterlaten.
De nieuwe naam, in the heat of the moment te berde gebracht, zal naar verwachting spoedig officieel onthuld worden. Dat deze kleine plechtigheid plaats zal vinden tijdens een nieuw etentje lijkt onvermijdelijk.
Persoonlijke noot van één van de initiatiefnemers van de eetclub:
het was retegezellig gisterenavond, ook door de wonderlijk uitgedoste personen én leerlingen die langsliepen bij het restaurant. Sophie, Ton, Daan, José, Marco, jullie waren uiterst aangenaam gezelschap in de nadagen van mijn au bain-marie carrière. Volgende keer naar een Indiaas restaurant.
In 2012 is Jdw au bain-marie van start gegaan. Ik heb de wervende en wervelende tekst van Isabelle (ah oui, la française chez nous) nog eens opgezocht. Hij volgt hier, onverkort en onversneden.
JDW au bain-marie!
Buiten is het nog koud en niets lijkt te smelten. Wie zoekt naar een beetje warmte in zijn ziel en op zijn bord, wees welkom ! Op vrijdag 24 februari gaan wij uit eten en iedereen kan aanschuiven. À table dus !
Dit is de eerste editie van een nieuwe traditie. Welke traditie? Vlees noch vis als je niet weet wat het is. Terecht als je dat denkt, want zonder naam geen bestaan. Dus heffen wij ons glas op een nieuwe commissie: Het JDW au bain-marie.
Het recept is simpel: Vóór iedere vakantie reserveren wij een tafel bij de Griek. Over koetjes en kalfjes praten, met of zonder pikante verhalen, dat maakt niet uit ! Samen zijn is het idee. Je kunt je opgeven op de intakelijst in de docentenkamer.
Zo! Wat was dat gezellig gisterenavond bij Charles en Astrid! Hij had een aantal oud-collega's van hem uitgenodigd voor een heerlijk etentje en voor bijpraten. Sommigen had ik nog niet heel lang geleden gezien, anderen had ik zo'n zeven jaar geleden voor het laatst gezien en gesproken. Jarmo, de zoon van Charles, had een heerlijke Italiaanse maaltijd bereid, een ware "cena". Aan een lange tafel stonden zo'n 16 stoelen voor de genodigden. Hans kon er jammergenoeg niet bij zijn. Maar het was een fantastische melee van vrienden van Charles. Sommigen waren samen met hem op Romereis geweest, er waren collega's en oud-collega's uit zijn sectie, met anderen heeft hij korte vakanties gevierd en zelf was ik geruime tijd zijn directe collega leerjaarcoördinator.
Ik heb me het eten goed laten smaken en veel geklept met Jelle, met Maarten, met Frank (we missen hem enorm op school) en andere Frank (nog steeds zo ondeugend als hij was toen ik hem voor het laatst zag) en ook geruime tijd met de gastvrouw, met Astrid. Er werd op enig moment een CD van Ricardo Cocciante opgezet. Voor de jonge kijkbuiskindertjes, een CD is een klein, zilverkleurig schijfje waarop op ingenieuze manier muziek "gebrand" is. Je houdt het horizontaal of verticaal tegen een gleuf aan waar het dan vanzelf ingezogen wordt. Ehm, ik kan me voorstellen dat deze beschrijving nou juist niet helemaal geschikt is voor de jongere kijkbuiskindertjes. Nou goed, dat apparaat gaat dan de muziek afspelen die op dat schijfje staat. Gisteren was dat muziek van Ricardo Cocciante. En laat het nou exact hetzelfde schijfje zijn als wij thuis hebben! Inmiddels staat het, ik groei ook met mijn tijd mee, in een playlist op Spotify. En hoe kom ik nou van Astrid naar Cocciante? Jelle die naast me zat, met Astrid aan zijn rechterkant, vroeg mij naar de betekenis van de titels van de liedjes. Dat was - niet geheel onverwacht - Italiaans, en Italiaans was toch een soort Latijn en ik was een soort van expert op het gebied van Latijn. Joh, allemaal aannames. Dus ik legde hem een aantal betekenissen uit, waar hij heel andere dingen verwacht had. Ook Astrid wist feilloos de woorden uit songs als Quando finisce un'amore, Bella senz'anima en Il mio refugio te duiden. Jelle onder de drukinkt (grapje van mijn vader, dat ik nu even adopteer) en ik ook. Bleek dat Astrid uiterst goed Italiaans sprak. Toen stond ik even met de mond vol tandjes. La mia bocca piena di denti. Ik heb nog een hele tijd over onze vakanties in Italië zitten kletsen, over het Ciceroconcours waar ik jarenlang met twee leerlingen naar toe ging, over onze plannen voor na de pensionering. Was super leuk.
Aan het eind van de avond liep ik met Suzanne, die me was komen ophalen, Maarten (die ik uitgebreid verslag heb gedaan van de gisteren aangekochte prachtige vijgen die ik in zijn brouwseltje van alcohol, water en suiker gemikt heb) en Jelle (die over zijn toekomstplannen vertelde) terug richting huis. Jelle sloeg af, Maarten sloeg af en Suzanne bracht ik galant, al zeg ik het zelf, even naar het Halmaheiraplein waar haar auto stond.
Het was een super geslaagd etentje! Charles, Astrid en Jarmo, bedankt! Leuk om Asja, Iris, Kees, Ellen, Paula, Isabelle, Suzanne, Liesbeth, Maarten, Jelle, Frankie K en Frankie W weer eens elders te zien dan in hun natuurlijke habitat.
Nou, ik krijg echt het gevoel - nu al - dat ik van vakantie naar vakantie leef. De afgelopen vijf weken heb ik in een hele leuke vijfde klas lesgegeven. Misschien dat ze nog veranderen, maar tot nu toe ben ik blij met ze. De zesdeklassers beginnen zich een beetje te gedragen alsof ze over een maand of zeven examen gaan doen. Kon geen kwaad bij sommigen. Maar ook daar zijn de meesten leuke, aardige leerlingen die ik helemaal bedelf onder het examenthema Vriendschap. Een aardig onderwerp dat ook nog wel te actualiseren valt. Ik leef me helemaal uit. Sommigen kijken mij, en zeker het eerste uur, wat meewarig aan. Vandaag noemde ik er eentje Sfinx, omdat de jongeman ondoorgrondelijk, steeds in maar één richting keek. En dat was niet naar het digibord met Latijnse tekst. Ook niet naar mijn sokken of zo. Nee, gewoon als een raadselachtig wezen met een nog raadselachtiger blik op oneindig. Een enigma optima forma, een sfinx dus. Verliefd? Kan. Zonder douchen en ontbijten de les ingelopen en per toeval het goede lokaal gevonden? Daar zet ik meer kaarten op. Zo brak als nog zo wat.
Twee weken geleden zei een aardig meisje dat de zesde klas wel heel erg leuk vond tegen me dat Latijn nu haar lievelingsvak was. Het examenonderwerp van vorig jaar was behoorlijk moeilijk geweest en dit verhaal over vriendschap lag haar beter. En omdat ze blij was met mij gaf ze me een paar M&M-pinda's. Da's toch sympathiek! Marc de Hoon, de chocoladen motor.
Nou, goede berichten allemaal, meneer De Hoon! Ja joh. Wie weet vind ik het wel zo leuk straks dat ik er nog een jaar aan vastplak. Nou eens zien wie van school dit allemaal leest en mij volgende week lieftallig confronteert met deze boude uitspraak. Hé meneer! Wat heb ik nou gehoord? Gaat u nog langer blijven dan dit jaar? Ik lach me dood! Da's een hyperbool, een overdrijving. Heb je toch nog iets geleerd. Nou ja, het kan natuurljk wel, hè. Zo hard lachen, dat het lachen je zeg maar definitief en voorgoed vergaat. Ik hoop maar van niet.
Heb ik nog een leuke anekdote? Heb ik. De mopjesman beloofde me vandaag voor het eind van de les een Latijnmopje. Ik was op een gezonde manier geprikkeld en wilde weten wat hij gevonden had. Nou, het gaat als volgt. Let op, het is kort en voorbij voor je het weet. Een man komt een bar binnen. Hij bestelt bij de barman een rode martinus. Zegt die barman: rode martini, bedoel je? Nee, zegt die man, ik wil er maar eentje. Grappig toch?
Ik ga er ook eentje zoeken.
Het is vandaag 5 oktober. Gisteren was het dierendag, en na dierendag komt altijd lerarendag. Dus dat is makkelijk te onthouden.
Wat doe je nou als leraar op zo'n feestelijke, zo'n gedenkwaardige dag? Behalve genieten van alle droge brokjes, water en aaien over het bolletje? Sorry, dierendag zit nog in mijn hoofd. Nee, wij leraren genieten tijdens het voorbereiden van onze lessen vanzelfsprekend enorm van alle aandacht die naar ons uitgaat. Leraar van het jaar, dát ben ik niet geworden. Maar dé leraar van het jaar is wel een classica dit jaar! Van harte gefeliciteerd, Ninah Tiemersma! 28 jaar oud en van het Stedelijk Gymnasium in Leeuwarden. Geen levend Latijn en Grieks daar. Dat hebben wij dan op het JdW weer wel. Maar daar hebben we nog nooit een leraar van het jaar gehad. Zou dat elkaar bijten? Afijn, Nina, Ik doe het je niet na. Niet meer na, eigenlijk. Knap hoor, en van harte gegund!
Nog even over de dag van de leraar. Die valt dus op zondag dit jaar. Van de week zal er dus wel gebak bezorgd worden op school. Op het SDL in ieder geval wel. Dinsdag, weet ik uit welingelichte bron. Kan zijn dat ik gewoon daar even ga snacken, mochten ze het bij ons vergeten. Kan, hè! Vergeten. Doen we allemaal wel eens. Maar als er nu wel kleine vierkante gebakjes met ons eigen logo of zo bezorgd worden, dan stel ik mij beschikbaar om er een paar te testen. Je weet nooit wat er in zit, in zo'n traktatie. Voorproevers blijven altijd nodig. Vraag het maar aan Brittannicus. O, nee. Die kan het niet meer navertellen.
Ik zit nu wel plotsklaps te bedenken - zeg maar in het kader van de vakvernieuwing domein D, het eigen perspectief - hoe ik nou iemand zou kunnen vermoorden met eten. Dus als er voorproevers zijn die bereid zijn hun leven op te offeren voor mijn beoogde slachtoffer. Hóe zou ik dat nou doen? Alle tips and tricks zijn welkom. Heel veel geraffineerds is er al geprobeerd. Sommige dingen met succes, andere zonder succes. O ja, ik heb geen echt slachtoffer op het oog, hoor! Je weet nooit wie dit meeleest tegenwoordig.
Bén je aan het doen? Héb je gedaan, vriend!
Beetje pedant ben ik wel, misschien wel heel erg pedant. Ik heb alle blogs verzameld, die enigszins te relateren zijn aan mijn schoolse leven. Oké, er sluipt er wel eens eentje in, die wat meer persoonlijk is. Sorry!! Waarschijnlijk ben je het na drie blogjes lezen spuugzat, die irritante schrijfstijl van mij. Geen probleem. Gewoon rechtsbovenaan op het X'je klikken. Of je foon uitzetten. Kan ook. https://www.superlatijn.nl/blogs-fb
Lees en huiver. Of, lees en vermaak je. Of, lees en vind het zonde van jouw tijd en de mijne. Het kan allemaal. Ik ga samen met Maud nog eens kijken naar een mogelijkheid om te reageren. Een keertje. Fijn weekend!
27 sep 25
De kracht van een parallellisme
Gisteren had ik een vrije dag. Er was wel één verplichting, maar dat was een leuke. Maarten en ik vierden opnieuw onze verjaardagen samen. Borreltje bij ’t Bevertje met onze eigen gades, Margitte en Elma, en met collega’s. Degenen die wilden en tijd hadden, dat spreekt voor zich.
Natuurlijk praat je met zijn allen over school, over mensen op school, over ontwikkelingen op school. Hee! Een parallellisme in het wild! Voor de leken op het gebied van de klassieke talen: een parallellisme is een stilistisch trucje waarmee je de aandacht vestigt op wat je beweert. Simpel voorbeeldje. Marc kijkt Lubach, Jantje kijkt Twee voor Twaalf. Nou, dan staan de onderdelen “onderwerp” (A) steeds vooraan, en de onderdelen “gezegde” (B) steeds op de tweede plaats. Het “lijdend voorwerp” (C) komt op de derde plaats. Vinden wij classici lekker, dat soort verfraaiingen. We zeggen dan, hé een parallellisme. Kijk maar A B C en weer A B C. Zet ze onder elkaar en je kunt rechte, parallelle lijntjes trekken tussen de A’tjes, de B’tjes en de C’tjes. Je kunt ons soort hier bij wijze van spreken ’s nachts voor wakker maken, voor dit soort taalgeneuzel.
Een parallellisme moet wel kloppen. De zinsdelen moeten zich wel op dezelfde manier tot elkaar verhouden. En soms gebeurt dat niet en onstaan er onverwacht grappige parallellismen. Voor taalneuroten zoals ik dan. Kijk, Marc kijkt Lubach laat zich vergelijken met Jantje kijkt Twee voor twaalf. Maar Marc kijkt Lubach vergelijken met Marc kijkt boos, dat is dan toch iets anders. Geen goed parallellisme, geen parallellisme zelfs. Deze is niet grappig, maar degene die mijn taaloor gisteren opving, die was reuze grappig. Niet voor voetballers en fans van het Nederlands elftal, dat dan weer niet.
We hadden iemand in het gezelschap die de WK-finale van 2010 bijgewoond had, Nederland tegen Spanje. Niet in Johannesburg zelf, maar in Spanje. Nederland had indertijd in Arjen Robben een geweldige spits. Alleen hield de Spaanse keeper, Casillas, Robbens bal met zijn teen uit het doel. Het moment zou in de collectieve “net mislukte WK-finales” opgeslagen worden als “de teen van Iker Casillas”. Zo’n debacle had Nederland al eerder doorstaan. In 1978 schoot Rob Rensenbrink bij een 1-1 stand tegen Argentinië de bal tegen de paal. In plaats van vijf centimeter verder naar rechts dus, in het doel. Na 1974 (Nederland-West-Duitsland) alweer geen wereldkampioen, want Argentinië won in de verlenging met 3-1.
De samenvatting van de voetbalminnaar leek een prachtig parallellisme: de teen van Iker Casillas, de paal van Rob Rensenbrink. U snapt waarom ik dit enerzijds wel een geldig parallellisme vind, maar aan de andere kant juist een enorme grap in plaats van een parallellisme.
Wat ie trouwens vergat in zijn samenvatting was de Schwalbe van Bernd Hölzenbein, in 1974.
Nou, het was gisteren dus supergezellig. Veel lieve mensen die ons ruim een maand (Maarten) en twee maanden (Marc) alsnog kwamen feliciteren. Een big shopper meenemen leek wat arrogant, dus ik had niks bij me voor de kilo's cadeautjes. Gelukkig had vrouwlief haar opvouwbare tasje bij zich. Het scheurde bijna.
Volgend jaar weer? Verjaardagsfeestje met collega wordt dan met een oud-collega een verjaardagsfeestje. Hé Marc, een parallellisme? Nee, dit is nou een chiasme. Andere keer, ja.
Hûh? De titel van je nieuwste boek, mister Die Hoen? Van je memoires misschien wel? Een fabel geschreven? Waren vossen en raven niet goed genoeg meer? Of heb je chat gpt wat laten goochelen of zo? Nou, het zit iets anders in elkaar.
Nu ik in mijn laatste jaar lesgeven zit onthoud ik beter wat ik doe. Dat doe ik immers voor de laatste keer en dan blijft het beter hangen. Zo heb ik dit jaar alle drie de examengroepen Latijn. We lezen daar teksten over het fenomeen vriendschap. In de vijfde klas val ik onder een nieuw regime. Ik heb één groep. Het examen in de klassieke talen gaat veranderen en dus ook de aanloop naar dat examen. Ik wil natuurlijk niet te veel meelezende oud-leerlingen jaloers maken op de nieuwste generaties Latinisten, maar die hoeven nauwelijks meer te vertalen. Er komen meer vragen van het type “Goh, wat doet het nou met jouw persoonlijke welbevinden, als je leest hoe Hannibal bij Cannae in een middagje tegen de vijftig duizend Romeinen over de kling joeg?” Enne… “Zou jij het zelf, als je Caesar was, onaardig van Catullus vinden als die jou in weinig van woke getuigende taal zou uitmaken voor cinaede of pathice (homo, maar dan de stadion- annex straattaalvariant)?” Weet je, zelfs ik moet dit soort obscene woorden in het woordenboek opzoeken. Ze behoren namelijk niet tot mijn dagelijkse al dan niet al te colloquiale, vocabulaire. Dat leerlingen obscene woorden opzoeken, dat is me bekend. Je moet je pik (synoniem voor vriendje….) toch ook de Latijnse term daarvoor kunnen vertellen. Hee, ouwe mentula dat je d’r bent. Dat leerlingen ook wel eens per ongeluk bij een obsceen, een scabreus woord uitkomen, ook dat is me bekend. Zo was er ooit een heel schattig meisje, dat – hoe schattig ze ook was, of deed – toch haar grammatica niet zo goed beheerste. Totaal niet eigenlijk. En toen ze in het wild het deelwoord van de toekomende tijd van “zijn”, futurus, tegenkwam, herkende ze die vorm niet. Gelukkig is er een woordenboek. En ja hoor. Even zoeken bij de F. Een woord dat begint met FUTU. En wat schreef het schattige, grammaticaloze meiske op: “toen hij wilde neuken”. Ach, ze bloosde een beetje toen ze haar vertaling inleverde, maar ik dacht dat ze gewoon bang was voor mij. Wie niet? Ik begreep haar kleurtje toen ik haar vertaling las. Ze had gelukkig wel een regel wit tussen elke volgeschreven regel staan. En ze had er geen tekeningetje bij gemaakt in de marge om duidelijk te maken wat ze bedoelde. Ik hield het bij mijn correctie van haar werk maar bij de annotatie “woordenboekbetekenis is niet altijd goed” en “Lees de context goed”. En “ik hoef niet te weten wat er in je weekend gebeurde”.
Dus in de nieuwe opzet komen er meer vragen die inleving vereisen, zeg maar. Globaal Latijn lezen, niet letterlijk vertalen, en dan de vragen beantwoorden. Leuke groep heb ik in die vijfde. Drie meiden, zeventien jongens. Dat wordt wat, als we bij Catullus zijn. Ik gok op drie min of meer volwassen reacties en zeventien keer puberaal gehinnik. En aangezien het thema van het eerste blok propaganda is staat dat woord ook in de titel van dit stukje. Caesar onthield zich in zijn werk bepaald niet van zelfreclame. Dinsdagmiddag moest de helft ineens naar gymles. Ik heb de tien vrijgekomen minuten met de andere helft naar een Asterix en Obelixfilm gekeken op YouTube. Ze waren uiterst geconcentreerd!
Er staat ook een woord vriendschap in de titel. Vriendschap (amicitia), in het Latijn etymologisch verwant met liefde (amor). Daar zou ik, net als Cicero, uitvoerig over kunnen uitweiden. Maar dat doe ik niet. Grappig is wel, dat ik al een paar keer denkvragen heb gesteld tijdens de les over de eigen ervaringen met vriendschap van mijn leerlingen. Een hele leuke vond ik deze. Zeg Pietje (in verband met de AVG heet elke jongen in mijn les Pietje en elk meisje Marietje), hoeveel vakken heb jij? Acht, meneer. Ah, oké! En hoeveel vrienden heb je? Ehm, tja, ehm, nou, meneer. Geen idee eigenlijk. Tipje van de sluier: in een dialoog over vriendschap spreekt één van de sprekers zijn verbazing uit over de waarde die mensen aan vrienden hechten, als je die vergelijkt met de waaarde die ze hechten aan de weinig relevante zaken. Eén van de uitspraken wil ik jullie niet onthouden. Ik zal die uitspraak in het Nederlands doen, Latijn lijkt me wat al te veeleisend. Komt ie. “Het is vreemd dat iemand wel weet hoeveel geiten en schapen hij bezit, maar niet weet hoeveel vrienden hij heeft”. Nou, met dat soort prikkelende vragen houd ik die gasten wel een paar maanden bezig hoor.
Goed, vandaar dus de woorden vriendschap en propaganda in de titel.
Dat was even over Latijn. Ik ben het jaar begonnen met zestien mentorleerlingen, echt hele aardige en superleuke mentorleerlingen, en ik heb afgelopen dinsdag de eerste ouderavond al gehad. Van de zestien mentorleerlingen waren de ouders van acht van hen aanwezig. Het was gezellig, informatief en vertrouwd. Het voorstelrondje paste ik aan: ik liet elke ouder zijn eigen zoon of dochter karakteriseren. En dat moest in een paar woorden. Nou, ik kan jullie vertellen, dat ik niet de enige ben op deze aardkloot die lang van stof is. En ik kreeg aan het einde van de sessie het grootste compliment dat ik maar kon bedenken. Meneer De Hoon, u bent 65 en dit is uw laatste jaar. Maar wat zien wij hier een gepassioneerde, enthousiaste man met een gloedvol betoog dat wij zelden op deze school hebben meegemaakt. U kunt nog jaren mee.
Kij, die steek ik in mijn zak. Nou ja, figuurlijk dan. Ik ga niet mijn scrotum lek prikken of zo.
Good old Charles
Afgelopen vrijdag nam een kei van een docent, een geweldige collega afscheid van zijn loopbaan als leraar aan onze school. Maar liefst 27 jaar was hij docent geweest. Aardrijkskunde, maatschappijleer, dat is wat ik me nog herinner van het speechje van de rector, vrijdag. Maar ook heel lang was Charles mijn directe collega leerjaarcoördinator. Wat hebben we samen met Liesbeth een goed team gevormd, aan het Oranjepark, maar ook op Stek.
Natuurlijk was hij er vrijdag met zijn partner en met zijn twee zoons, van wie ik er eentje ooit in de les had gehad. Verder waren er gelukkig best veel collega's blijven hangen na hun werkdag. De koffiekamer leek eigenlijk niet een heel aantrekkelijke ruimte voor zo'n mooi bijeenzijn, maar het viel mee. Een microfoon was bijvoorbeeld niet nodig. Nou hebben noch Charles noch degenen die hem in het zonnetje zetten een microfoon nodig hoor. Een mooi verrijdbaar scherm waarop de grote Charles van Andel pubquiz werd gepresenteerd, het was op tijd binnengereden door onze twee clavigers, Raymond en Maichel, en ook naar behoren aangesloten.
Charles was op tijd aanwezig en toen iedereen rustig geworden was na Marco's oproep "Goede collega's!" kon de speech van de rector beginnen. Mooie woorden, zeker waar. Van een gedeelte van Charles' loopbaan werd vakkundig en met grote precisie verhaald en de meeste aanwezigen herkenden de benoemde verdiensten ook wel. Charles hield zijn kruit droog, al wist hij geregeld een ludieke opmerking tussendoor te maken.
Na de speech van Marco voerde Asja het woord. Zij sprak in mooie, comlimenteuze bewoordingen het feestvarken toe vanuit het perspectief van de Romereis. Het is onmogelijk zoveel mooie woorden aan het adres van Charles even samen te vatten, maar één grote lijn was dat Charles altijd alle verhalen aan de meereizende leerlingen met veel kennis en smaakvol wist te vertellen. Een Romereis zonder Charles was toch een beetje een gemankeerde reis, ondanks alle kwaliteiten van de andere betrokken collega's. Charles wist, maar niet alleen tijdens reizen, altijd dingen bij de naam te noemen. Ik herinner me dat ook uit onze gezamenlijke tijd als leerjaarcoördinator. Een verbinder, zeker! Een hele mooie ode aan Charles, de toespraak van Asja.
Na Asja's lovende woorden was het tijd voor de pubquiz. Joram was de presentator en degene die de afstandsbediening in handen had. Charles houdt elke laatste donderdag van de maand een pubquiz in Merz. Kenmerkend voor de vragen is een lange inleiding, die ogenschijnlijk niets mmet de vraag te maken heeft. Beetje "De Slimste Mens"- idee: Sneeuwwitje werd door zeven kleine mensen op handen gedragen. Wat weet jij van Rosmalen?
Elf vragen over Charles zijn leven en carrière passeerden de revue, elk gepresenteerd door een collega van Charles. Kees, Maarten, Suzanne, Jelle en ikzelf hadden de vragen en de alternatieve antwoorden bedacht. De luisterende collega's hadden een wisbordje gekregen en een stift waarmee zij het goede antwoord konden noteren en konden laten zien. Simpel, A, B, C of D. Charles gaf uiteindelijk de juiste oplossing aan. Foto's kwamen langs, recente foto's, maar ook foto's waarop Charles nog een enorme dos haar had, lang sluik haar. Ook dook er weer een heel komisch filmpje op, waarin Charles door de gangen loopt als een jonge god. Alle meisjes kijken vol bewondering naar hem. Hij maakte, bleek later, zogenaamd reclame voor een of andere deo. Aan het eind van zijn swingende tocht door de school komt hij Jac tegen, die toen conrector was op school. Toen was alles heel gewoon. De alternatieve antwoorden in de quiz waren bijzonder geestig geformuleerd en we hebben met zijn allen veel gelachen.
Natuurlijk werd er ook muziek gemaakt. Want ja, Charles en muziek, dat zijn vier handen op één buik. Een grote groep collega's zong een paar liedjes die al eerder gezongen waren toen hij afscheid nam als coördinator en toen hij op Romereis 60 werd. Nu was er ook een afscheidslied gecomponeerd en omdat de melodie een bekende was zong iedereen luidkeels mee. Een prachtig eerbetoon opnieuw aan een kei van een docent. Een mensenmens.
Charles zou Charles niet zijn als hij niet zelf ook zou spreken. Na alles zo eens aangehoord te hebben nam hij, zonder op een papiertje te hoeven kijken, het woord. Hij betuigde zijn dank aan de vele collega's met wie hij in al die 27 jaar samengewerkt had. Benoemde het feit dat hij veel van anderen geleerd had. Nou, Charles, dat is wederzijds hoor.
Hij besloot zijn verhaal met een actueel dingetje. Het tijdens de Promotie omroepen van de namen van de bevorderden blijft, maar de traditie van het expliciet noemen van wie cum laude of summa cum laude bevorderd is, die vervalt. Het noemen van klassen die in hun geheel over zijn naar het volgende leerjaar, dat blijft wel, als het aan Charles ligt. Sterker nog. Dat wordt met een trompet voorzien van het "Aaanvalluh!"-geluid. Aldus Charles die daarmee een idee van Jan, tijdens de laatste vergadering van vorig jaar, uitvoering geeft. Charles liet vervolgens horen, hoe dat dan in de Grote Kerk zou klinken. Ik vind het een geweldig idee. En die uitvoering ook.
Alle aandacht ging uit naar Charles, en dat was terecht. Toch stond ik daar bij met een gevoel van: volgend jaar ben ik aan de beurt. Wat gaan mijn collega's in 's hemelsnaam bedenken? Zoveel lieve mensen, zoveel enthousiaste en kundige collega's! Ik laat het maar over me komen. Dat schijnt het beste te zijn.
De eerste week aan het verwerken. Dat ben ik aan het doen, Feestboek! Als je me dit volgende week weer vraagt - en dat is waarschijnlijk zo - ben ik de tweede week aan het verwerken. Hè! Wat ben ik toch onaardig tegen FB!
Nou ja, de maandag heb ik al redelijk uitgebreid beschreven. Met de openingsdingetjes. Dinsdag was de dag waarop ik kennismaakte met mijn mentorleerlingen. En nee, ik ben niet gaan lasergamen. Die leerlingen trouwens ook niet. Ik denk dat ze snel aan hun Latijn wilden beginnen. Da's wel een beetje veul dit jaar. Ook omdat we twee weken minder hebben dan andere regio's. Die zijn al rond half augustus begonnen. Maar ... met die geweldige studiewijzer die ik gemaakt heb moeten ze zichzelf aan de slag kunnen krijgen. Theoretisch dan.
Woensdag waren mijn eerste lessen en ik had meteen alle groepen in lokaal 117 te gast. Lange dag. De donderdag is weer net zo kort als vorig jaar: de eerste drie uur ploeteren en dan naar huis stiefelen. Stiefelen schijnt typisch Dordts te zijn. Nou, en vrijdag genieten wij beiden onze vrije dag. Boodschapjes en relaxen. Dat is ongeveer het idee. Onze lieve schoondochter was jarig en mocht eigenlijk dertig kaarsjes uitblazen. Ze waren met zijn tweetjes op stap die dag en ik zag een filmpje voorbijkomen waarin ze één armzalig kaarsje uitblaast! Dat kan beter, Xanthias! En ze kregen ook nog een extra leuk telefoontje vrijdag, dus Mauds verjaardag was nu helemaal memorabel!
Vrijdagavond was voor ons tweeën, alleen zaten we allebei ergens anders. Gadelief zat met collega's te eten bij de Watertoren en ik was met een paar ex-collega's en nog een collega die over enige tijd ex-collega wordt aan het borrelen bij Pieter en Cissi. Heel gezellig om Ad, Charles, Dick weer te zien. En Pieter natuurlijk. De man van "het spel is op de wagen", weet je nog? Volop hapjes en drankjes, maar met name heel veel lol en mooie verhalen van mijn goede vriend Maarten. Natuurlijk hadden Maarten en ik een attentie meegenomen. Twee flessen wijn uit eigen Italiaanse voorraad, die wel in goede aarde vielen. Figuurlijk!
Gisteren en vandaag heb ik wat schoolwerk gedaan, maar niet zoveel als ik gepland had. Het sluipt er sneeky in, die houding van bijna met pensioen. Ik dacht dat ik daar nooit aan ten prooi zou vallen.
Ik heb nog geen ruzie met leerlingen gehad. Ook nog niet met collega's, dus dat valt allemaal wel mee. Een beetje te verklaren, denk ik dan, doordat ik een beetje een softie word. Ik ga mijn geitenwollen sokken alvast eens opzoeken.
Het spel is op de wagen
Uitdrukking die mijn goede ex-collega Pieter, conrector indertijd, placht te gebruiken. Hij testte graag mijn kennis van het Nederlands en ook van de uitdrukkingen in onze moedertaal. Deze stond bij niet direct bij, maar nu gebruik ik hem zelf. Taal, wat is het toch een prachtig iets! Ik lees momenteel Papyrus van de Spaanse auteur Irene Vallejo, waarin zij taal in al zijn/haar (kan allebei) facetten, mystiek en al, beschrijft. Ik kan het iedereen aanbevelen (ISBN 9789089682758).
Het spel is op de wagen betekent voor mij dat het op school allemaal weer begonnen is. Vergaderingen, mededelingen, lunches, werkafspraken, maar ook bijpraten met collega's die je een aantal weken niet gezien hebt. Over de vakantie, over andere leuke dingen. maar af en toe ook over wat minder leuke dingen. Tja, dat gebeurt. Ik blijf even bij de leuke dingen. Zo waren er in de vakantie drie jubilarissen, twee collega's die 25 jaar in het onderwijs zaten en eentje die er 40 dienstjaren op had zitten. Dat ben ikzelf. Hoe gaat zo'n dag dan, vraag je je misschien af? Of misschien wil je dat helemaal niet weten. Maar dan vertel ik het toch.
Nou, je zorgt dat er Brokking gebak is, en genoeg voor rond de 100 collega's. Voor de vakantie had ik dat al geregeld. Alleen lag er geen papiertje bij de dozen vol hazelnoot slagroomgebakjes dat ik die zoete zooi aan mijn collega's aanbood vanweg mijn feestje. Dus iedereen nam maar aan dat het een gulle geste was van de schoolleiding. Gewoon, omdat er nog geld over was na de vervanging van alle ramen in de hele oudbouw. Of omdat we daarmee veel succes toegewenst kregen voor het komende jaar. Er bleek uiteindelijk zo veel over te zijn dat ik een paar nieuwe mentorleerlingen maar meteen omkocht met Brokkinggebakjes. Vonden ze geen bezwaar. 's Ochtends laat opgestaan, niet of nauwelijks ontbeten en dan gaat zo'n Brokkingding er in als .... ik wilde zeggen Gods woord in een ouderling. Maar iemand heeft daar een keer aanstoot aangenomen, aan dat liederlijke en respectloze taalgebruik van mij. Dus zeg ik : het ging erin als een heet mes in de boter. Bestaat die?
Ik had 's ochtends ook een colbertje aangetrokken. Want ja, je weet nooit hoe je in het zonnetje gezet wordt en of er eventueel foto's van zo'n moment gaan circuleren. Jasje aan dus. Daaronder een t-shirt met mijn geboortejaar erop. En een lange broek ja. Tuurlijk.
In de binnenzak van mijn jasje stopte ik een stapeltje papieren uit mijn kast in lokaal 117. Kijken of ik mijn plan kon uitvoeren.
Op school gekomen wachtte ik rustig af tot het begin van de festiviteiten, te weten de openingsvergadering. Weliswaar een melding over jubilea, maar verder niks. Ja, in de lunchpauze zou er iets gezegd worden. De papieren met het PTA van Latijn plus toelichting brandden in mijn binnenzak. En ja hoor. In de lunchpauze ging het los. Eerst werden mijn dierbare collega's Ellen en Liesbeth toegesproken door mijn rector. En toen was ik aan de beurt. Marco sprak erg lovend en leuk over mij. Haalde een passage uit mijn sollicitatiebrief aan. Waarschijnlijk was dat toen ook al een vrij lange sollicitatiebrief. Kort van stof was ik nooit.
Een paar dingen had hij - hij gaf het eerlijk toe - geleend uit mijn verhalen op FB. Het was een mooi praatje, zeker. Hij liep met de bloemen op me af terwijl hij in de andere hand de microfoon vasthield. Ik nam de bloemen in dankbaarheid aan, al zei ik daar niets bij. Wel keek ik nadrukkelijk naar de microfoon. Hij begreep de hint en vroeg of ik misschien nog iets wilde zeggen. Nou, dat wilde ik wel. Ik nam de microfoon aan, liep naar achter en haalde met vertoon de stapel papieren uit mijn binnenzak. Ik had de indruk dat men er eens goed voor ging zitten. De laatste jaren spreek ik nogal wat mensen toe, meestal vertrekkende collega's. Dat vinden de meesten geen straf, ook al duurt zo'n speechje ruim langer dan wat ik op de diploma-uitreiking per mentorleerling mag spreken. En men zag overduidelijk meerdere A4-tjes in mijn hand, met kleine lettertje erop. Korte pauze. Ik goochelde nog wat met de volgorde, zogenaamd om dat het anders voor de luisteraars niet te volgen zou zijn. Weer een korte pauze. Wat brommen over die kleine lettertjes en dat het maar goed was dat ik mijn bril op had. En toen nam ik de microfoon voor mijn snufferd, wachtte weer even, keek nog even naar mijn tekst en zei toen: "Bedankt Marco voor je mooie woorden. O ja, dit hier is het PTA Latijn." Luid gelach in de kantine toen ik Marco de microfoon teruggaf. Helemaal geen speech van Marc. Ik hoorde, eerlijk is eerlijk, ook hier en daar een zucht van verlichting. Het programma voor na de lunch kwam niet in gevaar.
Later zat Marco bij me aan tafel. Hij vond het geloof ik ook wel komisch, deze grap, poets, grol. Volgend jaar, beloofde hij me, zou ik er niet mee wegkomen, met zo'n korte toespraak. Volgend jaar, dan is op dit moment onze hele grote zomervakantie begonnen. Als alles loopt zoals gepland, natuurlijk. Het was een mooie dag gisteren. Marco, je leest dit. Ik weet het. Bedankt voor je mooie woorden, echt!
Op naar dag twee van het schooljaar. Ontvangst van de zesdeklassers en mijn mentorleerlingen. Zij gaan na alle informatie die ik op hen afvuur zelf vuren. Met paintballetjes. In de gymzaal. O nee. Ze gaan lasergamen. Al die moeilijke woorden ook altijd!
Morgen beginnen de lessen weer. Ook leuk. Kon ik maar lesgeven zoals ik gisteren toneelspeelde. Ach, er moet iets te wensen overblijven.
Het is vandaag 19 augustus 2025, exact 40 jaar na 19 augustus 1985. Ja, én? Nou, dat was mijn eerste dag op het JdW. JdW, als in Johan de Witt-gymnasium? Jazeker.
De weg naar mijn aanstelling was bijzonder. Als student klassieke talen moest je indertijd ook nog een soort van aantekening behalen, zodat je onbewaakt voor een klas gezet kon worden. Want dat was wel het voorland van studenten klassieke talen, het onderwijs. Niemand ontkwam daar aan (zelfs mijn vrouw niet, die al enkele jaren gewoon echt lesgaf op het Citycollege in Rotterdam Centrum). Maar met de ideeën en wijze, op ruime ervaring gestoelde lessen van onze vakdidacticus zat het wel snor (kleine spoiler dit), dus met een fris gemoed startten wij ergens begin jaren tachtig een stage op het Coorthert Gymnasium in Gouda. Onze begeleider daar moest ineens ook invallen als schoolleider, dus erg veel tijd hebben we samen niet gehad. Evalueren, het kwam er niet van. Achter in de klas zitten kijken naar hoe het dan daadwerkelijk moest, dat deden we veelvuldig. Elma kon op die manier uren wegschrijven. En toen, voor mij dan, de sprong in het diepe. Maar liefst zes uur (ik lieg niet!) stond ik voor de klas les te geven. Griekse alfabet, de ablativus absolutus, de kolossos van Rhodos, Olympiakos Piraeus, ouzo, in vino veritas, noem het maar op, het was genoeg om met een soort papiertje in de hand ("in the pocket" heet dat nu, voor de jongere kijkbuiskinderen) echt te gaan solliciteren. Leuke stad, Gouda, prima school, het Coornhert, gezellige en behulpzame mensen. Bijzondere leerlingen ook in de les. Eentje herinner ik me nog. Derde rij van rechts, halverwege. Blond mannetje, duidelijk uit op het testen van de stagiair. Niet vervelend, wel ad rem. Antonie heette hij, zonder h. Antonie Kamerling. Ik hoef niet te vertellen hoe triest het met Antonie afgelopen is.
Wie ik me ook herinner was de wiskundeleraar, met wie ik in de pauze zat te kletsen, jaar of tien ouder dan ik. Lichtbruine tas met een riem over zijn schouder, pijproker, krullend haar, indrukwekkende snor (aha!), lange vent, van Friese afkomst. Marten heette hij. Nog steeds heet hij zo trouwens.
De stage liep af, ik schreef mijn stageverslag, waarin ik me beklaagde over het gebrek aan begeleiding. Ik had wel begrip voor de plotselinge activiteiten van mijn stagebegeleider, zo schreef ik, maar het zou mijn kansen op de arbeidsmarkt toch niet ten goede komen als ik maar zo weinig ervaring had opgedaan. Vóór de zomer van 1985 was ik klaar met mijn studie klassieke talen. Latijn en Algemene Taalwetenschap (ATW) als hoofdvakken, Grieks als bijvak. En dus die didactische aantekening. Gadelief had dus al sinds 1981 een baan in Rotterdam en ik besloot mijn kansen te testen in Dordrecht. Het plaatselijke Johan de Witt-gymnasium leek me wel een mooie start. De oude school van mijn vrouw. En zij had het er altijd goed naar haar zin gehad, als leerling. Schept toch een extra band.
Ik weet nog goed dat ik de kamer van de rector binnenkwam voor het sollicitatiegesprek. In die tijd was het JdW nog met een stuk of tien lokalen gehuisvest aan de Baden Powelllaan, gebouwd tegen het grote gebouw van de OSG Noordendijk, waarvan het JdW ook nog een paar lokalen leende (lokaal 53 o.a.). Vergeet niet dat de school toen nog geen tweehonderd leerlingen telde. Tegen de muur van de kamer stond een lichtbruine tas, met een riem eraan. De geur van pijptabak kwam me tegemoet en het eerst dat ik zag, toen ik enigszins omhoogkeek, was een bos krullen met een snor eronder. Hij stelde zich voor. Hoi, ik ben Marten, jij bent Marc de Hoon? Ik zag mijn kansen op een baan op het JDW van het ene op het andere moment in rook opgaan. Ik had een negatief stageverslag geschreven over een collega van de man die daar voor me stond. Een collega die daar helemaal niks aan kon doen. Tja, in retroperspectief was dat natuurlijk zo.
Veel herinner ik me niet van het gesprek, maar een paar dagen later kreeg ik bericht van hem dat ik per 19 augustus 1985 in tijdelijke dienst aan het Johan de Witt-gymnasium kon beginnen. Of ik dat nog steeds wilde? Tuurlijk wilde ik dat. Het waren maar een paar uurtjes en naast een baantje van een paar uur in Zwijndrecht, waar we inmiddels woonden, was dat goed te doen.
En zo vier ik vandaag mijn 40-jarig dienstjubileum, ja ja. Gisteren had ik mijn huidige rector (de vierde na Marten, Bart en Hans, de vijfde als je de interimmer Maarten meetelt) al aan de WhatsApp om me te feliciteren. Dank je wel, natuurlijk. Maar ik liet hem de originele aanstellingsbrief zien, waarop 19 augustus als startdatum staat. Accurate administratie, het is mij wel toevertrouwd.
Naast het JdW heb ik ook nog wel gewerkt op OSG Walburg (tegenwoordig het Walburg-college) in Zwijndrecht, op het Erasmiaans Gymnasium in Rotterdam en op SG Noordendijk, een voorloper van het Stedelijk Dalton Lyceum.
Ik heb met veel plezier veertig jaar op het JdW gewerkt, waar ik mezelf na een aantal jaar rijp genoeg vond om leerjaarcoördinator te worden, om examenklassen les te geven, om mentoraatstaken uit te voeren en natuurlijk om lekker les te geven. Ik vermoed dat mijn stijl van lesgeven in de loop van de jaren wel iets veranderd is. Nog steeds streng, maar ook wat meer naturel streng. Wat consequenter, wat meer expertise, wat meer ervaring kortom. Maar de zovele leerlingen die ik al die jaren in de les heb gehad, van wie ik met een heel aantal nog steeds contact heb (en een enkeling is zelfs mijn collega geworden!), kunnen daarvan het meest betrouwbaar verslag doen. Als je leerlingen met respect behandelt, krijg je datzelfde respect dubbel en dwars terug. En iedere collega snapt wat ik bedoel met respect.
De rol van leerjaarcoördinator lag me het beste, dat kan ik wel zeggen. Zowel van leerlingen, als van hun ouders als van heel veel collega's heb ik daar altijd welgemeende complimenten voor gekregen. En dat deed me goed. Helaas was het voor mijn welbevinden beter daar in 2022 mee te stoppen.
Nog één jaar lesgeven en dan stopt het. 41 jaar is echt genoeg. Elma houdt er dan ook mee op, en dan gaan we hopelijk van veel vrije tijd samen genieten.
Veertig jaar, ze zijn omgevlogen. Als 25-jarige blaag mét haar kwam ik snel terug van het idee: lesgeven, dat doe je wel even. Oudere collega's in de sectie waren nogal op hun territorium gesteld en dus was het wachten tot ik ertussen kon en mocht komen. Ik herken dat wel in hoe ik nu ben. Nu ben ik 65 en vrijwel zonder haar. Houd ik jonge collega's tegen? Ik vind zelf van niet, maar ik wijs ze wel op hoe het vroegûh allemaal ging. Gewoon om ze te laten zien dat het allemaal relatief is. Ik pretendeer niet het nu wél allemaal te weten, hoe het gaat in het onderwijs. Zeker niet. Maar ik heb enigszins recht van spreken als ik deze job al veertig jaar volhoud. "Onderwijs, elke dag anders" is bij nader inzien toch niet zo'n hele gekke slogan.
Veertig jaar, ze zijn omgevlogen. In mijn persoonlijke leven zijn ook heel veel dingen veranderd. Lieve kinderen gekregen, lieve kleinkinderen ook. Ouders en andere dierbaren verloren, verhuizingen, mooie reizen gemaakt en inmiddels alweer ruim 46 jaar samen met Elma, die me altijd tot steun is geweest. Die me altijd een spiegel voorgehouden heeft. Van wie ik zielsveel houd. We waren in de gelukkige positie dat we met elkaar op elkaars werk en werkomgeving konden reflecteren, zelfs als het over antwoorden op examenvragen ging. Dat is zonder meer een sterke motivator geweest om veertig jaar les te geven. Kan niet anders.
Mensen zeggen wel: Ach, het is maar werk. Ja, dat mag zo zijn, maar het is wel het mooiste werk dat er is. Daarom realiseer ik me juist nu, met de nodige speechjes over mijn dienstjubileum in het nabije verschiet, dit: je bent eindig. Wie weet nou nog wat ik al die veertig jaar allemaal gedaan, zeg gepresteerd heb? Dat zijn er, ook bij mij op school, wel erg weinig. Een enkeling zit nog langer op deze school dan ik. Sommige dingen zullen in een dossier staan, in een archief, op foto's, maar het collectieve geheugen van wat ik binnen de school betekend heb, dat ís niet meer zo groot. En zo hoort het ook te gaan. Je bent eindig. Als iemand lange tijd afwezig is op school, dan draait de school gewoon door. En zo zal het ook zijn, als ik volgend jaar, na eenenveertig jaar, de Surface aan de wilgen hang, de JdW-stropdas in de ring gooi, en de pijp aan Maarten geef. Of liever gezegd teruggeef aan Marten.
Gepromoveerd
De laatste paar dagen van dit schooljaar bol ik uit. Haha, letterlijk ja. De vergadering is geweest, we hebben nog een etentje vanavond met de sectie, morgen hebben we in de Grote Kerk de Promotie en vrijdag is de slotvergadering. Lunch, afscheid nemen van collega's en ja, ik mag ook weer een paar praatjes houden. Daarna taait iedereen af.
Goed, de Promotie dus. Voor wie meteen denkt aan een bevordering met bijbehorende salarisstijging van een paar treden heb ik een teleurstellende mededeling. Het gaat over de plechtigheid in de Grote Kerk van Dordrecht waarbij aan de leerlingen de eindrapporten uitgereikt worden door de mentoren, nadat de namen van de bevorderde leerlingen hardop uitgesproken zijn. Die Promotie bedoel ik.
Vroeger werden de collega's dan geacht zich tijdens het festijn tactisch op te stellen en door de kerk te patrouilleren in de hoop dat de aanwezige leerlingen zich dan rustig hielden. We gaven ze vaak een Janus om tijdens te plechtigheid rustig te kunnen lezen, zodat ze door alle leuke teksten zodanig afgeleid waren dat ze met hun gejoel het programma niet verstoorden. Totdat ze elkaar met die opgerolde schoolkrant begonnen te meppen. Pueri sunt pueri atque pueri puerilia tractant. Da's Latijn in het wild. Translate helpt ook hier.
Het programma was in opzet heel simpel. Per klas werden de namen van de bevorderden hardop voorgelezen door de leerjaarcoördinator van het betreffende jaar. Toen collega's nog wat minder opzichtig aanwezig waren klonk er vrij standaard gejoel van degene van wie de naam voorgelezen werd. Dan ging het allemaal wel lang duren. Bij het melden van cum laude mocht even gejoeld worden. Dat werd gedoogd. Uurtje duurt de promotie, inclusief muzikaal intermezzo. Geen Eia. Wel orgel, geen schoollied. Pffft.
Dat uitdelen van de rapporten hoef ik niet te doen. Ik ben namelijk geen mentor in de vijfde en volgend jaar weer alleen van zesdeklassers. Dat uitdelen heet dus Promotie. Delen we diploma's uit, dan noemen we het Proclamatie. Daar wordt dat schoollied wel gezongen, weet u wel (Geert W: Weeduwel?)? Een collega stapte maandag op mij af en sprak: "Dat Eia afgelopen vrijdag, hè? Dat was echt heel slecht." Ik kon niet anders dan haar woorden beamen. Het was echt heel slecht. Toch heb ik daar verder niemand over gehoord. First things first, denk ik dan maar.
Fijne zomervakantie voor al mijn volgers. En voor mezelf ook natuurlijk.
De Proclamatie, deel 2025
Orgelspel voorafgaand aan de diploma-uitreiking? Ik zou zeggen, zonde van het apparaat, maar afschieten dat ding. Volgend jaar gewoon een piano. Ik weet al iemand die kan spelen. Die dat nu waarlijk fenomenaal deed tijdens het muzikale intermezzo. Nicole, fantastisch! Sowieso een hoogstaand intermezzo, met ook een operazangeres in spe. Wauw, Serra!
Na het desastreuze intro ontrolde zich volgens bekende en vertrouwde lijnen de ceremonie. Speeches van mentoren, die zich echt voorgenomen hadden het bij honderd woorden te houden. Mooie complimenten, heel soms een belerende annotatie, werden over de geslaagden uitgestrooid. Ik mocht veertien geslaagden toespreken. Volgens mij waren ze allemaal wel content.
Rond 4 uur werd de sfeervolle ambiance van de Augustijnenkerk verwisseld voor de luchtige zomerse sfeer van de tuin van het Dordrechts museum. Daar wordt nagepraat over de ceremonie. Tuurlijk. Maar ook in retroperspectief over de school en over het vak Latijn. En daar kreeg ik me toch een paar grote complimenten! Serieus, ik was gekleed in een zomers lichtblauw kostuum, en rood past daar niet zo bij. Maar ik bloosde toch bijna! Dat zouden ze vaker moeten doen. Positief waarderende feedback of zo. Lekker!
Cadeautjes van een paar mentorleerlingen, of hun ouders, het belandde allemaal in de linnen tas die ik speciaal voor deze middag meegenomen had. Om de map met speeches te vervoeren en het cadeautje voor Liselot bedoel ik hè! Al die flessen wijn hadden er toch niet in gepast.
In het jaarboek zijn altijd een paar bladzijdes leeg gelaten zodat je daar als leraar of mentor nog wat aardigs in kunt schrijven voor de eigenaar van het boek. Ik had wat Latijnse teksten voorbereid, die eigenlijk altijd wel toepasselijk zijn of als zodanig geïnterpreteerd kunnen worden. Een pen had ik niet bij me, maar er waren volop pennen in omloop.
Bij zo'n borrel doe je je best, tussen het scoren van bitterballen en cola door, met zoveel mogelijk geslaagden en hun ouders te praten. Ik ook en dus loop ik heel wat rond. Helaas ben ik ergens in de tuin mijn dasspeld kwijtgeraakt. Die zat bevestigd aan mijn stropdas waar mooie klassieke bustes op afgebeeld waren. Het ontlokte een collega de humoristische opmerking dat de speld dus een bustehouder was. Ik was blij met zijn ontwikkeling op het nog onontgonnen terrein van de humor.
Feit was wel, dat er niet heel veel collega's waren met een stropdas om. Daardoor kwam het - echt één van de hoogtepunten van de middag - dat een jonge geslaagde op de Voorstraat voor de kerk, vlak voor de ceremonie, met zijn stropdas in de hand op mij af kwam. Dat deed hij in de speciaal voor hem afgesproken lessen eigenlijk niet, dus ik hield mijn hart even vast. Zou hij mij komen wurgen (voorkennis van het Eia-gejank??) of zou hij mij in extremis, zeg maar gerust in een wel erg laat stadium alsnog uitleg komen vragen over de AcI? Het bleek simpeler. Hij vroeg me of ik zijn stropdas voor hem wilde knopen. Allez manneke, wilde gij unne dubbele Windsor, verloochende ik mijn Brabantse komaf niet. Of wilde gij een Atlantische knoop? Een Balthusknoop? Toch maar een Krasny-zandloperknoop of liever een Onassisknoop? Een simpele Trinity of Trueloveknoop kan ook. Zeg het maar. Hij koos voor de snelst gelegde knoop ooit.
Na de borrel staken we wat straatjes door en belandden bij De Witt aan tafel. Bioscoop maar ook een restaurant. Dat was heel gezellig napraten met een paar wiskundecollega's en ook een scheikundeman. Tegen negenen was het tijd om op huis aan te gaan. Bosje bloemen onder de snelbinders van Sara, één van mijn geslaagde mentorleerlingen, die ook een heel lief kaartje geschreven had. Ontroerend mooi. En de andere presentjes in dat linnen tasje aan mijn stuur. Ik kwam veilig thuis. Op tijd voor Spanje-Italië.
Tijn, Hadassah, Liam, Ferenc, Joshua, Fee, Tess, Nova, Matthijs, Myrthe, Carlijn, Flore, Dana en Sara, van harte gefeliciteerd! Het was me een genoegen jullie mentor te zijn. Volgend jaar gaan Kyra en Noëlle jullie voorbeeld ongetwijfeld volgen!
Voor het zingen...
Gisteren was het weer zover. De uitreiking van de diploma's in de Augustijnenkerk in Dordt. Aan het begin van de ceremonie komen alle geslaagden in een lange stoet via de voordeur de kerk binnen, voorafgegaan door de rector. Capjes op, de meiden allemaal fraai uitgedost, de meeste jongens ook. Nerveus. Wat zal de dag brengen? Iedereen zit en dan is traditiegetrouw het zingen van het schoollied aan de beurt. Het Eia. Ik heb er ooit weleens iets over geschreven hier. Het orgel laat zijn bombastische, dreunende en onnavolgbare geluid horen en dan moet je op het juiste moment de tekst inzetten. Nog nooit gelukt en ook deze keer was het drama. Mijn advies voor volgend jaar: voor het zingen de kerk uit!
Gossiemikkie
Ooit was dat volgens een flamboyante collega Nederlands een verbastering van de alom bekende uitdrukking God ziet Mickey. Of Mickey daar stond voor Microsoft (Mickeysoft) of voor het Disneypersonage, dat vertelt het verhaal niet. Zijn etymologie haalde wel de Janus. De Janus? Die tweehoofdige Romeinse godheid? Mwah. Ik bedoel de schoolkrant eigenlijk. Daarin was een rubriek van grappige uitspraken van docenten opgenomen, die "Fama est" heette: Het gerucht gaat. Elke uitspraak werd dan ook ingeleid door het woordje "dat", met daarachter de naam van de docent die de uitspraak gedaan had. Vaak ook met de setting erbij. Of je in die rubriek wist te komen met je uitspraken hing af van het aantal redactieleden van die Janus in je lessen. En zoals dat gaat werden grappige, écht humoristische uitspraken steeds wat bedenkelijker van niveau. Want ja, kwam je in de Janus, dan was je popi. Men zal dan ook in de Janus-archieven weinig uitspraken van mij tegenkomen.
Om je een idee te geven van de inzendingen: "Goede, sappige gymnasiastenvragen zijn als glijmiddel voor het brein" (geen bron).
Of: Dat collega X bij het opgeven van het huiswerk zei: ‘Ik weet dat het niet altijd leuk is, maar je moet het toch doen.’ … Dat ze even later toevoegde: ‘Maar het is wel leuk want ik vind het leuk en ik bepaal hier wat leuk is.’ Of eh: Dat collega Y vertelde dat Priamus 50 zonen en 50 dochters had. 'Tja, die was dus zijn halve leven met iets anders bezig...'
Van kwaad tot erger: ... dat collega Z vroeg: 'Vind je breuken leuk? Kom maar hier, dan zal ik je een paar gebroken ledematen geven!'
Bedenkelijk? dat collega Q uitleg gaf bij een filmopdracht.
… dat hij zei: “En in het volgende shot neem je hem van achteren…”
Hoe kom ik daar nou allemaal weer op? O ja, gossiemikkie. In mijn optiek een uitroep van verbazing. Hoe dat zo? Nou, ik zat net in mijn persoonlijke digitale personeelsdossier te koekeloeren. Dat wordt gerund door een of andere extern bedrijf en daarin kun je ongeveer alles wat er over jou bekend is op school terugvinden. Salarisstroken, verlofaanvragen, zwangerschapsverloven (om de een of andere duistere reden heb ik dat nooit gekregen), ga zo maar door. En ook mijn diensttijd staat er in. Ik moet zeggen, staat er nu in. Ik blijk maar liefst 14569 dagen aan/voor het JDW gewerkt te hebben. Veel hè? Ja, vond ik ook. Als je het omrekent staat er 39 jaar, 10 maanden en 20 dagen. En dat is helemaal juist! Op 19 augustus 1985, ik weet het nog goed, werd ik aangesteld als leraar klassieke talen bij het Johan de Witt-gymnasium. Ik was blij. Totdat de lessen begonnen en ik met veel moeite mijn hoofd - toen nog mét haar - boven water kon houden. De kinderen in mijn klas waren gebekt, slim, en lui. Zeg maar gymnasiaal. Een enkeling is nu mijn collega.
Na een paar jaar ging het beter, maar ik hoorde afgelopen week dat ik die jaren bijna niet had volgemaakt. Een toenmalig schoolleider had me na een jaar willen ontslaan. Gelukkig pleitte een vakcollega voor me. Die zag het wel goed, waar die schoolleider een blinde vlek had. Ach. Zij ruste in vrede.
Zo, jullie zijn weer bijgepraat. Gossiemikkie, wat een verhaal, hè?
Laatste loodjes
Maandag komt mijn toets Latijn terug. Die is door mijn vijfdeklassers hopelijk goed gemaakt. Dat vergemakkelijkt namelijk het corrigeren. Ze hebben alle tijd, alle hulpmiddelen en zelfs proefvragen via het ingenieuze Learnbeat gekregen. Dus ja. Zo lang ik die toets niet terug heb, heb ik tijd over. Speeches zijn geschreven, voor mijn veertien (!) geslaagde mentorleerlingen en, toch, voor één vertrekkende collega.
Dus ben ik maar begonnen aan het updaten van mijn prachtige website www.superlatijn.nl en aan het in de lande en zelfs op mijn eigen school populaire examendocument. Centraal examen Latijn in 2026: thema De Vriendschap. Auteurs Marcus Tullius Cicero en Lucius Annaeus Seneca. Wat theoretische teksten, maar ook brieven van de beide heren. Cicero's brieven zijn echt, dus gericht aan iemand die ze ook heeft ontvangen, gedateerd en relatief praktisch geformuleerd. Seneca schreef aan het eind van zijn leven literaire, bijna "open" brieven aan ene Lucilius, waarin hij onder de noemer Stoïcisme diverse thema's belicht. Vanuit verschillende hoeken. Een aantal keren wederom opnieuw herhaaldelijk nogmaals, soms dubbel geformuleerd. Zodat die Lucilius het niet zou vergeten. Kreeg Lucilius die brieven dan niet? Nee. Seneca doet wel alsof hij een brief kreeg of terugkreeg van die Lucilius, waar hij dan zogenaamd op reageerde. Maar dat is gewoon een retorisch debatteertrucje. Bestond die Lucilius eigenlijk wel? Daarover is discussie.
Nou, daar ga ik mij het laatste lesjaar mee bezighouden, met vriendschap. Wat betekende vriendschap voor de Romeinen uit de tijd van Cicero en Seneca? Betekende die hetzelfde als die voor ons betekent? Is een Facebook-vriend een echte vriend? Waarom vinden sommigen van wel en anderen van niet? Als je vriendschap met iemand sluit omdat die ander giga rijk is en jij een onbemiddelde president van een armlastige nazi, sorry natie, is dat dan echte vriendschap? Nou ja, er zitten dus heel veel aspecten aan dit onderwerp. Leuk! Maar het blijft Latijn.
Extra feestjes
Vandaag mocht ik inderdaad nog twee mentorleerlingen bellen: ze zijn door het herexamen geslaagd! De een koel als altijd, bij de ander een langgerekte gil. De hele familie was opgetrommeld. De N-termen zaten in dit tweede tijdvak niet tegen. Dat is mooi mazzel hebben. Dat worden dus veertien korte toespraakjes daar in die Augustijnenkerk. Hopelijk is het er tegen die tijd wat minder verzengend dan nu. Het jaar is dus weer bijna voorbij. Nog wat toetsen nakijken komende maandag, cijfers invoeren en dan ... op naar volgend jaar!
Eia
Op 11 juli galmt de Augustijnenkerk. Ergens in de middag, around teatime. De diploma's worden uitgereikt aan de geslaagden. Een en ander is altijd omgeven met gymnasiale tradities. Comazuipen? Moeilijke woorden gebruiken? Laveloos en naakt sporten? Hûh? Nee, tuurlijk niet! Ik weet niet wat voor associaties jullie allemaal met zo'n diploma-uitreiking hebben, hoor. Ik bedoel gewoon in een stropdas naar de Proclamatie en achteraf een borrel of drie in de tuin van het Dordrecht museum.
Nou, één van die tradities is het zingen/krassen/blèren/kwelen/ jodelen/balken van het schoollied. Het schoollied heet bij ons al heel lang het Eia. Ik moest nog geboren worden en toen heette het al Eia. Nou, da's best oud. Dat een oud-rector het eivormige auditorium in de school etymologisch herleidde tot dit Eia, het zij hem vergeven. Aangezien er nog maar twee mensen op school rondlopen/rondsjokken die die vier regels Latijnse tekst uit het hoofd kennen en aangezien één van die twee vol op het orgel gaat tijdens het zingen van dat Eia, ben ik al sinds jaar en dag de lul. Ik mag voorzingen. Twee mensen naast mij die het Latijn proberen te duiden dat op hun spiekbriefje staat en dan eentje die niet kan zingen. Moi!
Ik dacht, ik bereid mijn volgers maar geestelijk voor op deze traumatische minuut. Ik zet hieronder de tekst en de veronderstelde melodie. Gewoon in notenschrift. Voor hen die het Latijn goed, nou ja suboptimaal heet dat tegenwoordig (haha: Suboptimale morgen, suboptimale collega's, suboptimaal dat jullie hier zijn!), willen uitspreken dan wel zingen noteer ik hieronder de fonetische weergave van de tekst.
Eija kanteemoes soodaahales karmen eelookwentsiaaai
Kui stoedeemoes noos amiekie ferviedaa koepiedienee
Namkwu magnie semper aa-aiistie maabietoer fakoendiejaa
Vievat ergoo, fiat noobis, nobielies soodaalietas.
Eerlijk gezegd herken ik het zo niet, maar ach. Als ik ga zingen vergeet je dat al snel.
Laudationes
Ja, we mogen weer. De mentoren van de zesdeklassers, sorry, de geslaagden mogen weer tekst aanleveren voor het kleine toespraakje waarmee ze hun leerlingen mogen eren tijdens de diploma-uitreiking. Ik heb naar verwachting veertien geslaagde leerlingen. Van de vijftien, da's geen slechte score. Ik was verdrietig over de ene leerling die het niet gehaald heeft. We hebben afgesproken dat ze me volgend jaar als afscheidscadeautje een mooie cijferlijst zal laten zien! Gaan we samen keihard aan werken. En de twee die nog moeten herkansen, die hebben zo weinig nodig om alsnog te slagen, dat ik er alle vertrouwen in heb dat ze dat wel voor elkaar krijgen.
We mogen dit jaar zelfs honderd woorden gebruiken in onze speech. Ja ja, en dat wordt gecheckt hoor. Dus ik verzin wat listige samenvoegingen en niet bestaande acroniemen. Ik probeer sowieso iedere geslaagde te typeren en dan ben ik al een heel eind. Eén van de lastigste dingen vind ik altijd om elke geslaagde evenveel podium te geven. Dus niet de één veel meer, omdat ik daar veel mee samengewerkt heb, en de ander minimaal, omdat die zelfsturend was. Niet de één wat saaiere tekst omdat ik de ouders nooit op gesprek heb gehad en de ander uitgebreid veren ehm ... geven, omdat ik juist heel veel contact met de ouders heb gehad. Een zesdeklasser Latijn die bovenstaande zin leest haalt onmiddellijk het chiasme eruit. Jij/U ook? O, jij/u niet? Nou, nog maar eens goed lezen dan.
Was ik een goede mentor voor mijn leerlingen? Retorische vraag, lijkt het. Maar ik stel hem mezelf elk jaar opnieuw. Want ik ben toch wel nieuwsgierig. Veel app-verkeer, heel veel bemoedigende adviezen, twee keer een mentoruitje in het laatste jaar, veel gesprekken op de gang, en volop contact met ouders. Zeker. En toch lastig, omdat ik driekwart niet meer in mijn les had na vorig jaar. Keuzes, keuzes, keuzes. Aandacht voor een zieke mentorleerling die geen examen kon doen. Maar die voelt zich gelukkig een heel stuk beter. Ook die gaat volgend jaar knallen. Veel aandacht voor een mentorleerling, die het moeilijk vond de dingen te doen zoals de school die wenste, eiste. Tja, ook dat komt voor. We zullen het zien, wat ze van meneer De Hoon als mentor vonden. Een collega had vrij veel nog niet geslaagde leerlingen in haar groep. Ze dacht dat ze geen goede mentor was geweest. Onzin, zei ik tegen haar. Je kunt ze niet allemaal aan een touwtje hebben. Het zijn adolescenten met een eigen mening en eigen prognoses, die niet altijd kritiekloos uitvoeren wat een oudere persoon aanbeveelt. Gelukkig niet zeg. Ze hebben het recht een keer hun hoofd te stoten.
Komende week ben ik dus toespraakjes aan het schrijven. Daarnaast begeleid ik nog vijf leerlingen die Latijn gaan herkansen. Nou ja, vier gaan herkansen, eentje herprofileert. Herprofileren, is dat een slim verstopt eufemisme? Kijken of jullie nog wakker zijn?
Nee, iemand die herprofileert is al geslaagd maar wil het cijfer van een bepaald vak verbeteren. Soms om een lijst zonder onvoldoendes te krijgen, soms om op het volwassenenonderwijs (VAVO) andere vakken te volgen (omdat de klassieke taal daar niet gegeven wordt) en daar volgend jaar examen in te doen en via het herexamen Latijn/Grieks alsnog een gymnasiumdiploma te ontvangen. Dus de eerste correctie van die vijf examens Latijn en daarna de tweede correctie van leerlingen van een andere school. Daarnaast ben ik met de lessen aan mijn twee vijfde klassen in de afrondende fase. Ik kom dus mijn tijd wel door.
De komende tijd wordt ook duidelijker wat men volgend jaar voor mij in petto heeft. Dat is voor mij bepalend voor hoe ik mij in mijn laatste jaar voel. Rationeel denken is belangrijk, maar gevoel kan dat denken corrigeren. Dus dat is voor mij, in al mijn doen en laten, de belangrijkste sturende factor. Ik wacht af.
Veel drukte, de laatste weken van zo'n schooljaar. Vergaderingetje hier, overlegje daar. Etentje met nabestaanden en vrienden van Kees Jan, etentje met de sectie, om afscheid te nemen van twee collega's. Examengala, proclamatie, slotvergadering met afscheid van dierbare collega's. In de persoonlijke omgeving ook drukte, leuke drukte. De diploma-uitreiking van onze zoon Xanthias, mét speech van zijn docent, waarna we in Zeist gaan buffelen. De voorbereidingen voor de vakantie. O ja, en de tandarts. Niet vergeten. Jippie yeah!
Weer een jaar voorbijna
Aan het eind van dit jaar is het weer zover. Collega's gaan vertrekken. Sommigen gaan elders een werkkring zoeken, anderen nokken er gewoon mee. Het zijn er wat minder dan drie jaar geleden. Ik ga nog even bepalen wie ik dan graag toespreek. In de sectie moet de sectievoorzitter dat maar doen, lijkt mij. Maar mensen met wie ik lang en fijn samengewerkt heb wil ik graag zelf een woordje meegeven. Men weet dat ik niet kort van stof ben, dus ik prijs mij gelukkig dat er geen limiet van honderd woorden afgekondigd is, of nog wordt. Dat was toen Frankie de eerste keer vertrok wel anders. Maar ik hield me keurig aan de instructie toen. Honderd woorden, geen woord meer. Maar het was geen verhaal, nee. Het waren honderd losse zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden en werkwoorden. Allemaal vol betekenis voor hem, dus per saldo vertelde ik veel meer dan honderd woorden. Hij gaat weer weg, en met mijn laatste jaar op komst, ga ik hem als collega niet meer terugzien. Wel als fijne, betrokken, enthousiaste, uitermate empathische ex-collega. Iemand aan wie velen een voorbeeld kunnen nemen. Hij is niet de enige aardrijkskundige die van het JDW vertrekt. Geen spoilers hier. Maar opnieuw zo'n aardige, grappige, veelbelezen, snel en veel sprekende vent met een enorm hart voor zijn leerlingen gaat de school verlaten, na vele jaren. Ik hoop dat het hem goed gaat.
Voor die tijd zitten er nog wat kleinere toespraakjes aan te komen. Die van hopelijk geslaagde mentorleerlingen. Komende donderdag krijgen we op school om 8:00 uur stipt (nou ja, het gaat weleens mis...) de zogenaamde n-termen binnen. Ik lees in de media weer over allerlei experts in den lande die zich bezondigen aan het voorspellen van die n-termen. Ja, je leest het goed. Ik vind het "zich bezondigen". Waarom? Omdat je, misschien hartstikke goed thuis in de cito-omgeving, of met een net opgepoetste glazen bol, of misschien echt wel gebaseerd op ervaring en feiten, de zwakkere leerlingen helemaal gek maakt. Goed, die n-termen zorgen ervoor dat de behaalde scores bij de diverse examens omgezet worden naar een CE-cijfer (het centraal eindexamencijfer). Nou, korte versie: dan ben je er nog niet.
Later die dag volgen op de meeste scholen nog examenvergaderingen waar de uitslag officieel vastgesteld wordt. En daarna pas mogen de leerlingen gebeld worden met de uitslag. Dat vergt wat geduld van een mannetje als ik ben. Maar ik snap wel dat alles zorgvuldig moet gebeuren. Geen fouten! Bovendien is er wat tijd nodig om voor leerlingen die in eerste instantie nog niet geslaagd zijn een advies op te stellen voor het tweede tijdvak.
Weer een paar weken later zijn ook de resultaten van het tweede tijdvak (de herkansingen) bekend. En dan is het tijd om in een feestelijke setting de diploma's aan de geslaagden uit te reiken. Met een toespraakje voor elke mentorleerling. Dus ja, ook daar moet nog een en ander op papier gezet worden.
Is tot nu toe altijd goed gekomen. In vroegere tijden heb ik acht jaar achter elkaar alle geslaagde leerlingen toe mogen spreken. Het devies was toen nog één minuut per leerling, inclusief applaus. Ik sprak toen wat sneller dan nu, vanwege dat applaus. Anders hield ik geen tijd over. Dat was ook leuk. Nu wordt het minstens zo leuk, al was het maar vanwege de afwisselende speeches. Constante factor bij de diploma-uitreiking is overigens het ten gehore brengen van het Eia. Het Eia is het schoollied. Ik ben nog een van de weinigen die de tekst zonder papier voor mijn neus kan zingen. Nou ja, zingen is misschien veel gezegd. Ik doe mijn best.
Mopje
In één van mijn twee groepen vijfde klas zit een jongen die na de les redelijk vaak blijft hangen. Niet dat zijn belangstelling voor Latijn zo immens is. Niet dat hij Dido eigenlijk best een toffe chick vindt. Niet dat hij polst of ik hem mogelijkheden toedicht om mij op te volgen. Nee, hij vertelt mopjes. En dat doet hij best leuk. Natuurlijk zijn sommige mopjes op de rand en test hij op die manier of ik erg snel uit het veld geslagen ben. Nou nee. Niet daardoor. En wie weet ontlokt hij aan de haag mijner tanden ook nog een mopje. Af en toe komt er een klasgenoot bij staan en die luistert aandachtig mee naar hoe leerling en leraar ineens kroegtijgers lijken te zijn geworden.
Leuk om zo'n bijstander dan te vragen of ie de volgende keer ook zelf een mopje wil voorbereiden. Foute woordkeuze, voorbereiden. Doet te veel aan de les Latijn denken. Daar bereidt hij ook niets aan voor. Of ie ook zelf een mopje wil vertéllen. Ja, meneer dat is goed. Volgende week zal ik na het 8e uur op dinsdag een mopje vertellen. Wel een nétte mop hè, jong! Ja meneer, komt goed.
Dus gisteren had ik die groep de laatste twee uur en in de korte pauze - om tien voor half 4 terug in het lokaal, op míjn klok tien voor half vier, dames en heren! - bereidde ik hem al voor op zijn zware taak. Hij wilde een testfase inlassen en zijn mopje vast in die korte pauze vertellen. Hij kwam tot en met de tweede zin. Hij bleek de clou vergeten te zijn. Aandoenlijk. Aan het eind stond ie weer bij me, nu met een andere klasgenoot die hem getraind had. Dat zei hij althans. Opnieuw zette hij zijn moppenvertelgezicht op en begon. Een man en een vrouw kwamen in een kroeg. Zij vroeg aan hem waarom ze daar waren. En toen vroeg hij haar ten huwelijk. Ik wachtte op de clou, maar die bleek hij opnieuw niet paraat te hebben. De andere jongen fluisterde hoe hij door moest gaan. Vergeefs. Een paar minuten later komen ze beiden terug. En toen vertelde hij hem in één keer goed. Hij vroeg haar ten huwelijk. Zij zei, ben ik dan zo bijzonder voor je? Nee, maar die andere vrouw wilde niet. Grappig toch? Ontroerend tafereeltje in 117. De andere jongen die hem complimenterend op de schouder klopte, een blije lachende leraar, en dat alles na een les Latijn over Aeneas die Dido uitlegt waarom hij Carthago wel moet verlaten. Hufter.
Vijftig jaar later. Datzelfde stel is toch getrouwd. Ze besluiten hun 50-jarig samenzijn te vieren op de plaats waar ze elkaar het eerst ontmoet hebben. Terwijl ze in de kroeg zitten zegt de oude man: "Herinner je nog Marie, de eerste keer dat ik je leerde kennen, nu al een goede 50 jaar geleden? Toen we de kroeg verlieten en om de hoek in dat steegje de liefde bedreven?" "Maar, natuurlijk herinner ik me dat lieveling", antwoordt de oude dame met een grijns op haar gezicht. "Zullen we, voor de goeie oude tijd, nog eens naar daar naar toe gaan en de liefde bedrijven? ", zegt de oude man. Zo gezegd, zo gedaan. Ze betalen de rekening en verlaten de kroeg. Een jonge vent, die naast hen zit, heeft hun gesprek gehoord en bedenkt dat het wel grappig is om zo'n bejaard koppel nog eens bezig te zien. Dus staat hij op en volgt het bejaarde koppel. Even later ziet hij de twee achter de kroeg in een steegje. Het oude dametje trekt haar panty's naar beneden en tilt haar rok op. De oude man trekt z'n broek tot op z'n enkels en pakt haar vast bij haar billen. De oude dame grijpt vervolgens een ijzeren hek vast. Wat er volgt is veertig minuten van de meest atletische sex die de jonge vent ooit gezien heeft. De oude man gaat helemaal los met een snelheid die alleen maar te omschrijven is als "fenomenaal". De benen vliegen in de lucht, de bewegingen zijn onnavolgbaar en ze stoppen geen seconde. Uiteindelijk storten ze in elkaar en blijven een uur lang onbeweeglijk op de grond liggen. De jonge vent staat perplex. Nog nooit in z'n leven heeft hij iets gezien dat hiermee te vergelijken was, noch in de films, noch van z'n vrienden, noch van z'n eigen ervaringen. Na alles wat hij gezien heeft, zegt hij tegen zichzelf: "Ik moet z'n geheim weten!" Ondertussen is het bejaarde koppel terug bij hun positieven en zijn ze weer deftig gekleed. Nadat de jonge vent al z'n moed bij elkaar geraapt heeft, stapt hij op de oude man af en zegt: "Meneer, in mijn hele leven heb ik nog nooit iemand zo de liefde zien bedrijven, laat staan op uw leeftijd. Wat is uw geheim, kon u dat 50 jaar geleden ook al?" Waarop de oude man zegt: "Mijn jongen, 50 jaar geleden stond er nog geen stroom op dat hek!!!"
Lang eind
Wie na "lang eind" opnieuw een verhaaltje verwacht had over het examen, over mijn mailtjes vroeger aan ouders van alle leerlingen, die komt bedrogen uit. Ik heb een collega wiskunde, en dat is een lang eind. Om aan te geven hoe lang die man is vertel ik dit. Het gebeurde gisterenochtend. Op school, in de koffiekamer. Daan, een andere collega, ik mag wel zeggen bevriende collega, die niet heel erg lang is, en ik groeten elkaar elke ochtend. Morgen, Daan! Morgen, Marc! Dat deden we ook gisterenochtend in de koffiekamer. Maar daar stond ook die twee meter tien collega. Je wilt niet dat zo iemand, ook al kijkt ie over alles en iedereen uit, zich alleen voelt daar bovenaan. Dus Daan pakt een stoel, zet die naast dat lange eind, klimt op die stoel, komt met zijn hoofd samenzweerderig richting het oor van de man en fluistert in zijn oor: goedemorgen! Ik stond op een afstandje te kijken wat het nou nog scheelde, Daan op een stoel naast die man. Daan was nu hooguit 5 centimeter langer.
Ja, dat soort humor zal ik na volgend jaar wel gaan missen. Sowieso hebben Daan en ik een vergelijkbaar gevoel voor humor. We hebben samen al heel wat kattenkwaad uitgehaald. Pieter, Christl, Cissi, Henk, ze kunnen ervan meepraten.
"Elk nadeel heb ze voordeel" (JC, niet te verwarren met die van Pasen)
Vorige week ontdekte ik de fout. Bij toeval eigenlijk. Ik had mijn tweede mentoruitje voorzien op dinsdag 15 april. We zouden pizza gaan eten bij de plaatselijke pizzeria die ik al jarenlang bezoek met mijn mentorleerlingen. Met vijf leerlingen is dat simpel te realiseren, makkelijker dan met vijftien in ieder geval. Eigenlijk zijn het er zeventien, maar één is helaas al een tijdje ziek en de ander is inmiddels van school gegaan.
Het is al een probleem om ze alle vijftien bij elkaar te krijgen, want iedereen heeft natuurlijk wel de eigen drukke agenda. Sport, baantje, geen zin, date. Ik checkte nog even mijn mail en kwam tot de verbijsterende conclusie dat ik de afspraak op de woensdag had geboekt, niet op de dinsdag. Geen paniek natuurlijk. Ik ken Pino, de eigenaar, en een belletje kon, dacht ik, wonderen doen. Italianen en Romeinen onder elkaar, ja toch? Helaas. Geen plaats meer op dinsdag. Een andere pizzeria dan? Zelfde verhaal. En ik snap dat wel. Professore "Di Hoen" mag dan heel aardig zijn en altijd veel mensen meebrengen die pizza's eten, het kan ook wel eens een keertje gewoon echt vol zitten.
Eén oplossing had ik nog achter de hand. Alle leerlingen bij me thuis vragen en daar pizza's laten komen. Iedereen vond dat een mooi alternatief plan en dus waren ze er gisteren. Alle vijftien. Sommigen brachten zelfs een kleine attentie mee. Ja, moest echt van "me vader". Meneer, dit vond ik zo leuk, dus ik heb iets voor u meegebracht.
En leuk was het! Een grote groep zat binnen, gezellig te kwekken over van alles en nog wat. Af en toe ging het geluidsniveau plots omlaag. Dan werd er iets besproken, waarvan ze dachten dat ik er niks van wist. Of niks van zou begrijpen. Of maar beter niks van moest weten. Of een mix daarvan. Ik stop dan, zoals je voetballers wel ziet doen die slecht met kritiek om kunnen gaan, mijn vingers in mijn oren. Ik hoor niks, dames, roddel rustig door. Blijft grappig.
De andere groep zat buiten, want ja, de weergoden waren ons gunstig gezind. Het was droog en niet koud. Ik verdeelde me over de twee groepen en kreeg de nodige informatie, ook als ik er niet om vroeg. Melas kwam af en toe langs en werd dan geaaid en over zijn koppie gekrabbeld. Het was weer eens iets anders voor hem dan de stofzuiger, waarvoor hij elke keer vlucht. Eentje, dametje in mijn leren stoel, lekker onderuit gezakt, vroeg wat Melas eigenlijk betekende. Ik legde uit dat dat het Griekse woord was voor zwart. Ja? O! De kleur van de kat. Yep. Waarom een Griekse naam?? Waarom geen Latijnse naam voor zwart? U bent toch Latijnleraar?Dan verandert de spontane vriendelijke gastheer in mij ineens in de leraar in mij. Nou, wat is zwart dan in het Latijn? Heb je je basiswoordjes niet geleerd? Ehm. Tja, ik wist het wel. Ehm. O ja! En dan met een blik van verstandhouding naar haar vriendinnen: Haha, nee, ik snap wel dat jullie hem niet zo noemen! De hûh-blik bij de ander lokt de volgende reactie uit. Zwart in het Latijn is niger (toch, meneer? omkijkend naar mij) en dat kun je echt niet over straat roepen. Dat snap je toch wel? Nou, mwah, de blik in de ogen van de aangesprokene sprak boekdelen. Dat soort blikken zie ik heel vaak als ik de ablativus absolutus uitleg. O ja, haha! Dus ik geef ze een compliment (ooit geleerd op een cursus voor beginnende leraren) en zeg terloops dat we Melas dan ook wel ater hadden kunnen noemen, omdat dat ook zwart betekent. De blikken die ik daarna zag zal ik hier niet beschrijven. De ablativus absolutus is dan echt een variatie op hoeveel is 1 keer 1.
De pizza's werden op tijd bezorgd en in rap tempo "uit de doos" verorberd. De meeste blikjes drinken (alles alcoholvrij!) waren aan het eind van de avond leeg, net als de pakken icetea. De pizza's waren ook best lekker en dus zal ik binnenkort wel weer een mail krijgen met een verzoek om een review. Geeft u onze pizza's een 10? Geven wij u spaarpunten zodat u weer nieuwe pizza's kunt kopen.
De fout die ik had gemaakt leidde uiteindelijk tot een heel gezellige avond. Waarschijnlijk nog gezelliger dan hij in de pizzeria geweest zou zijn. Een eindtijd bestond er ineens niet meer. Om half 9 vertrok de laatste. Niet dat ik de volgende keer niet meer naar de pizzeria toe ga. Maar dan ga ik wel iets beter opletten bij het boeken.
Vanavond eet ik op school. Nou ja, in de kantine, denk ik. Op de school is mij een beetje te hoog. Vanavond? Moet ik dan geen wrappies eten, met allemaal gezonde zooi erin? Niet naar Flikken Maastricht kijken? Ja, maar dat kan ook later. Nee, de medewerkers die betrokken zijn bij de zesde klas zijn door diezelfde leerlingen uitgenodigd voor een gezellig etentje. En op zo'n uitnodiging gaan we graag in! Zien we ze nog eens in hun natuurlijke habitat voordat ze alle kanten op verhuizen.
Vorig jaar werd dit etentje voor het eerst georganiseerd. Ik herinner me nog de plek onder de trap naar het Eia waar je op de foto kon. In de praktijk kwam het erop neer dat een groepje leerlingen aan je kwamen vragen of ze met je op de foto mochten. Ik herinner me die foto's wel (sla je wel of niet vertrouwelijk een arm om hun schouders? Sja, dat ligt niet bij iedereen voor de hand. En wat als zij hun arm om je schouder, of erger, je middel heen slaan, wat doe je dan? "Help" roepen of "me too"? Over een ablativus absolutus beginnen? Wegrennen?). En de ongedwongen sfeer herinner ik me ook. O ja, en het eten natuurlijk.
Afgelopen week had ik de laatste lessen in de zesde. Hun mindset was totaal omgeslagen in eentje die ik de meeste lessen niet heb gezien. Joh! Ze waren heel serieus bezig. Ze hoorden alle vriendelijk verpakte kritiek, ehm suggesties voor een beter resultaat, vol begrip aan. En mijn hart was echt gestreeld toen de meerderheid van hen aan het eind van het blokuur complimenten aan mij uitdeelde. Er waren er die mij zelfs bedankten voor de lessen Latijn! Dat maak ik zelden mee. Zoals gezegd, ik was aangedaan.
En vanavond ga ik dus samen met die leerlingen eten. Eten zit de komende week sowieso in het programma. O, wat erg is dát! Dinsdag voor de tweede keer dit jaar pizza eten met mijn 15 overgebleven mentroleerlingen. Dat blijft toch wel enorm gezellig! En woensdag gaan we met een paar collega's bij een eetcafé eten, in het Wantij. Onze eetclub op school, JDW au bain-marie, is actief! We komen de tijd prima door!
Waar was ik op 2 april? Nou? Nog steeds een plintenladdertje aan het zoeken? Kijken of mijn veters vastzaten? Niets van dat al! Ik was op de Kleine Avond. Huh? Kleine avond? Met hoofdletters? Yup. Tijdens de traditionele Kleine Avond voeren leerlingen stukjes op, zingen ze, musiceren ze, balletten ze. Je kunt het zo gek niet bedenken of "die van ons" treden op. Met De Spaansche Brabander als subtitel voor de avond leek een trip down memorylane ingezet te worden naar de ooit traditionele Grote Avond. Toen ik, bijna 40 jaar geleden, op het Johan de Witt-gymnasium (dat werd al heel gauw JDW) mijn intrede deed als schuchtere, pseudo-intellectuele docent klassieke talen, temidden van kolossen als Ad Straver, Evert Kwaadgras, Martin de Vries , Margreet Lefeber, werd ik getrakteerd op cultuur. Zoveel cultuur als ik mijn hele leventje daarvoor nog nooit gesmaakt had. Daar behoorde een Kleine Avond toe, maar ook een Grote Avond. Op de Grote Avond werd een avondvullende toneelstuk opgevoerd. En dat was bepaald geen Puk en Muk en Moortje-gehalte. Griekse tragedies, men draaide er de gymnasiale hand niet voor om!
Al vele jaren bestaat er slechts een Kleine Avond. Evenzo bestaat er al vele jaren een culturele vereniging op school, Musae. Ooit een afsplitsing van Vossius. Sja, over dit soort mijmeringen kun je alleen maar met collega's praten die al heel lang tot de JDW-gemeenschap behoren. Of met oudleerlingen. Die zeggen meteen: Gek hè, dat niemand zich, zodra de term Kleine Avond valt, afvraagt of er dan ook niet iets als Grote Avond bestaat. Natuurljk bestond er een Grote Avond! Gek hè, dat de leerlingenvereniging Vossius heet, terwijl men al jarenlang spreekt over "het" Vossius, zelfs inclusief een geuzennaam, die bij voorkeur Engelstalig is. Dat Vossiusbesturen vroeger (vroegûh was alles betû) gewoon bestonden uit één gekozen praeses, één gekozen quaestor, en twee gekozen abactes. En die moesten dan samen de activiteiten in goede banen leiden. Niks feestcommissie, niks senaat. Ik zei dat van de week nog tegen een Vossiuslid. De ogen vielen bijna uit haar hoofd. Ach, ik shockeer graag.
Van de week was ik getuige van het vele talent dat elk jaar weer op het podium te bewonderen valt. Zeker, aangedreven door enthousiaste collega's, geholpen door zeer bekwame en handige clavigers, geïnspireerd door elkaar en door de collega's kunst en muziek. Maar toch, ze doen het zelf. In de kleine zaal van het Dordtse Kunstmin waren leerlingen uit alle leerjaren te bewonderen. Ik ben een ouwe knar, dus ik kende ze niet allemaal. Maar voor wie ik uit mijn vijfde en zesde klassen heb zien optreden heb ik grote bewondering. Het is zo totaal anders of je een leerling in je les ziet worstelen met Latijn of dat je die ziet glanzen op het podium. Waar het in de ene situatie lastig is met zelfvertrouwen, word je als toeschouwer in de andere situatie bijkans weggeblazen van je stoeltje. Tuurlijk, de tijd gaat voort. Tempus fugit. Het Eia wordt niet meer gezongen voordat een Kleine Avond begint. Er worden geen gouden Johans en Johanna's meer uitgereikt aan leraren die voor de meeste leerlingen enorm tot de verbeelding spreken. Dat is waarschijnlijk al een paar jaar zo, maar zo tegen het einde van mijn carrière gaat dat ineens opvallen. Ach, we hebben leerlingenenquêtes. Ook goed.
De rector richtte aan het einde van de avondsessie nog een paar mooie woorden aan alle spelers en alle mensen achter de schermen. Hij deed dat leuk en het was ook terecht. Na de voor mij op één na laatste Kleine Avond (tenzij er gekke dingen gebeuren) toog ik snel huiswaarts. Eerste uur les de volgende dag. Ik liep opnieuw langs het huis aan de Stooplaan, waar een oud-collega wiskunde van mij woonde. Ik zag op de heenweg zijn vrouw buiten staan en ik kan natuurlijk niet zomaar doorlopen. Ik ben een Brabo, en dus wil ik altijd even een praatje maken. Het ging goed met ze. Allebei dik in de zeventig, maar nog net zo levendig als ik me dat herinnerde.
De laatste weken van het jaar komen er alweer aan. Nog even doorzetten!
The Return
Zo dan! Ik heb aan cultuur gedaan gisteren. Niet te geloven, toch? Wij wilden wel eens zien hoe Homerus' Odyssee eraf kwam in de film The Return. Goed beschouwd alleen het laatste stukje, het zij gezegd. Nou, Ralph Fiennes, twee jaar jonger dan ik, speelde Odysseus die na twintig jaar van huis te zijn weggeweest aanspoelt op een van de stranden van zijn eiland Ithaka. Het was hem aan te zien, die 62 jaar. De één jaar jongere Juliet Binoche speelde Penelope, best verdienstelijk, als ik dat zo mag zeggen. Ja, dat mag ik (met dank aan Mart Smeets).
Het verhaal werd redelijk melodramatisch gebracht. Gelukkig konden wij als kenners in meerdere of mindere mate hier en daar duidelijk Odysseedingetjes ontdekken. De namen van Eumaios, Antinoös, Telemachos, Argos (de oude hond van Odysseus, die meteen doodgaat als hij zijn oude baasje besnuffeld heeft. Zegt misschien ook iets over de deo die de acteur gebruikt). De twaalf bijlen die neergezet zijn. Odysseus kon zijn boog spannen en door het gat in die twaalf bijlen een pijl schieten. Helemaal aan het eind de scène in de voormalig slaapkamer van Odysseus en Penelope, waar blijkt dat zij het bijzondere bed, met als één van de poten een boom, in tact gelaten heeft. Het waren maar een paar herkenbare dingen.
Veel spanning zat er voor ons niet in de film. Tuurlijk, wij kenden het verhaal. Vroeger hadden we de serie The Odyssey al eens gezien, met Armand Assante. Veel bloed, ook toen al. Bezoekers van deze film die geen klassieke achtergrond hebben zullen zich best vermaakt hebben met The Return. In die zin blijven de klassieke verhalen aantrekkelijk.
Nu? Nu doe ik nog niks, maar zo dadelijk ga ik ontbijten. Ontbijten, dat heb ik deze week twee keer op school gedaan! Nee, geen open dag, geen klassieke reis, niks! Net als vorig jaar heb ik mijn twee groepen in de zesde klas te ontbijten gevraagd. Ze deden zelf inkopen, die ik natuurlijk betaalde. En toen hebben we gezellig de tafels in 117 in groepjes gezet zodat de lessfeer meteen, maar dan ook meteen weg was. Bij ieder groepje ben ik even gaan zitten, met mijn broodjes kaas, kipfilet, speculoospasta (ik denk tenminste dat het dat was), hagelslag en jam. Sja, ik moest beide dagen natuurlijk wel van alles iets proberen. Nou, de leerlingen vonden het ook heel gezellig. Ik kreeg, toen ik ze mailtjes stuurde om ze te bedanken voor de gezelligheid, talloze hartjes terug. Nou, dat schijnt een goed teken te zijn. En wat zo grappig is: niemand heeft het over de soms lage cijfers, niemand heeft iets aan te merken op de lessen. Je komt ineens "in gesprek" over de diepere bedoeling van Vergilius! Witte broodjes met hagelslag in combinatie met jus d'orange plus thee van school, het maakt de tongen los. Die traditie houden we erin hoor! Nou ja, voor één jaar dan nog.
Wipkip en dierendomino
Gisteren was ik niet met de kleinkinderen op stap. De titel doet dat wel een beetje veronderstellen. Wipkip en dierendomino. Nee, ik was gisteren begeleider van een schaakteam. De zelfstandige gymnasia in het land organiseren eenmaal per jaar een eigen schaaktoernooi. En gisteren speelde zich dat af in het mooie gebouw van het Christelijk Gymnasium Utrecht, het CGU. Maar liefst 18 teams streden er om de imposante bokaal. Daaronder ook het "bovenbouwteam" van het JDW. Ja? Waar blijft die dierendomino nou? We hebben goed gespeeld, maar tegen de teams van het Celeanum (Zwolle) en het CGU was niemand bestand. Uiteindelijk won het thuisteam. Heel nipt en zelfs dankzij een wereldpartij van "ons Lowieke" die het Celeanum net dat ene puntje afsnoepte! Ja? Wipkip? Oké, oké. Ik heb het beloofd. In de middagpauze lunchten ze, ik mag wel zeggen, uiterst riant (er was genoeg, dus waarom zou je het bij drie broodjes houden?). Daarna nam ik ze mee naar buiten, voor een blokje om. Anders zouden ze, melk in de ene hand, krentenbol in de andere en met hun neus de klok indrukken, nog twintig partijtjes spelen en geen frisse lucht inademen. Iets verderop belandden we in, nee bij een speeltuin. En ja hoor, de een op de wipkip, de ander op de schommel. Weer een ander wilde in een houten stellage klimmen, maar die was er helaas niet. Het was even een feestje voor ze. Poeh hee, zou Tommie van Sesamstraat zeggen. Even niet hoeven schaken! Lekker in de buitenlucht, een wipkip mollen. Nee hoor. Het ding deed het nog toen ik erop kroop. Daarna? Geen idee. We moesten terug voor ronde 4. Wipkip? Afgevinkt. Nou je zin? We werden, na in totaal zes ronden, gedeeld vijfde, echt heel knap in dit veld. Om half zes zouden we eten bij een Italiaanse tent in Hoog Catharijne, maar alles verliep bij het toernooi zo gesmeerd dat we al om kwart voor vijf bij Vapiano stonden. No problemo, daar al aanschuiven. Even wachten op een plekje, maar we mochten uiteindelijk kiezen. "Bij de treinen!". Ja tuurlijk, joh. Gaan we op die onhandige hoge stoelen zitten met uitzicht op de treinen. De ICE zien en allerlei vertraagde intercity's. Dierendomino? Jaaahaa. Rustig. Het komt eraan. En wat hebben we tijdens het wachten en het eten gedaan? Drie keer raden! Inderdaad, dierendomino. Zelfs mijn idee! Wij speelden dat vroeger vaak met onze kinderen aan tafel. De een noemt een dier en de volgende moet een ander dier noemen dat begint met de laatste letter van het dier daarvoor. Zeg maar, slak-koala-aap-pauw-wipkip. Ik dacht, nou die vinden dat vast niks. Maar nee hoor. Fanatiek werden dieren goedgekeurd en afgekeurd, bedacht, gerubriceerd (het blijven gymnasiasten), beschreven, op het mobieltje getoond. Zelf hoefde ik geen enkele keer te passen. Tja, ervaringsdeskundige. Na enige tijd werd dierendomino ingewisseld voor topografisch domino. Zelfde principe. We hadden een kostelijke tijd, anderhalf uur lang bijna. De pizza en de pasta waren bijzaak geworden. Was dit nou een verloren zaterdag? Nou, enerzijds miste ik de verjaardag van dochterlief. Anderzijds was het een prima dagbesteding. Beter dan toetsen nakijken, waarin ik even heel goed moest nadenken wat de Perzen nou weer in een passage uit de Aeneis deden. O ja. Weer iemand die het verdomt de basiswoorden te leren en dus "medius" (midden) opzoekt, verkeerd opzoekt zelfs en bij "medi" uitkomt. Ja, de Perzen. Ook zo logisch. Dûh. Dido uit Carthago, die haar tijdelijke lover Aeneas, uit Troje, vraagt of hij nu zelfs in de winter zijn vloot in gereedheid brengt om met de adelaars van de Perzen weg te gaan. Ach.
Sober hebben we gisteren een sterfdag herdacht. Het was in het vroege voorjaar, around teatime, van 44 in Rome, Idus Martias, dat de dictator Caius Iulius Caesar gedood werd. Door een hele groep senatoren, aangevoerd door Marcus Iunius Brutus en Caius Cassius Longinus. Men vond terugkeer naar de republiek een veiliger optie dan een voortbestaan onder een dictator. Ik snap dat, zeker nu, heel goed. De Romeinen wilden helemaal geen alleenheerser, ze wilden geen monarchie terug. Het woord voor koning, rex, was een besmet woord dat nare herinneringen opriep aan oude wrede koningen. Caesar werd slechts 55. Hij was ergens in juli van het jaar 100 geboren, dus de 56 heeft ie nooit gehaald. In 100 geboren, in 44 lekgeprikt? Dan zitten we dus vóór Christus? Ja ja, goed opgelet. Wisten die Romeinen nou dat ze in 44 vóór Christus leefden? Nee, tuurlijk niet. Geschiedschrijvers duidden de jaren vanaf 509 aan bij de namen van de twee consuls. Nou, in het jaar dat wij 44 voor Christus noemen waren Marcus Antonius en ... guess who... Caius Iulius Caesar consul. Dat was ie toen, geheel naar de geest van dictators in spe, al voor de vijfde keer. Na zijn dood werd Publius Cornelius Dolabella tot medeconsul benoemd van Marcus Antonius. Die Marcus Antonius, dat was me er trouwens ook eentje hoor. Als aanhanger van Caesar deed ie ook heel veel na van zijn lichtend voorbeeld, Caesar. Een relatie beginnen met de Egyptische neus Cleopatra was er een van. Makkelijk te onthouden trouwens die datum, de Iden van maart. In onze tijdrekening 15 maart. De datum van vandaag was toen wat ingewikkelder: a.d. XVII Kal. Apr. Voluit ante diem XVII Kalendas Apriles. De Kalendae was de eerste dag van een maand, en ja, die K vooraan klopt. Als je terugtelt vanaf 1 april naar 16 maart kom je op 17, mits je zowel 1 april meetelt als 16 maart. Rare jongens, die Romeinen. Obelix zei dat ook al. Nee, zo'n dictator had ogen in zijn rug nodig, toen ook al. Zo, weer wat geleerd vandaag.
Lekker bezig, dat ben ik! De vijfdeklassers zijn op klassieke reis en er zijn er nog een paar "thuis". Die zijn om een goede reden niet mee. Nou, daar hebben we wel wat klusjes voor, hoor. Maar omdat die grote groep vijfdeklassers weg is, had ik alleen de zesdeklassers. Die waren best braaf. Ik heb precies op tijd het hele leespensum van Vergilius af weten te krijgen. De komende week hebben zij hun laatste toetsweek en zijn die vijfdeklassers weer terug. Ja, tien jaar geleden gingen ze geloof ik nog twee weken op pad. Nu dus krap aan één week. Ik wil maar zeggen dat ik de komende week dus geen les heb in de zesde. Even rustig als deze week ongeveer. Ik heb thuis mijn hele bureau opgeruimd en dat gaf me toch een goed gevoel! De belastingaangifte doen en de WOZ-waarde emotioneel verwerken, dat was dan weer wat minder. Allemachtig.
Ik maak op mijn site allerlei "embedded" oefeningetjes, die nog nuttig gevonden worden ook. Heerlijk toch! Mijn examendocument is weer af, het is nu de zesdeklassers de deur uit kijken. Dat klinkt onaardig, en dat is het ook. Ze komen helemaal niet voor Latijn naar mijn school! Desnoods voor natuurkunde, voor geinige leraren, voor de feestjes, voor de gezellige intieme sfeer waarin iedereen elkaar kent, voor het gamen tijdens de pauzes, voor de coole manier waarop de meeste leraren hun leerlingen bejegenen, voor mentoren die hun leerlingen meenemen voor een pizza. Maar ze komen niet voor Latijn. Ze zijn aardig tegen me, met de meesten heb ik een apart soort "box", die af en toe drie keer gerepeteerd moet worden. Een klap van in elkaar slaande handpalmen is alleen oké als hij een keihard kletsend geluid maakt, anders niet. Hè, Rrezon? Sommige meiden doen hun ring naar achteren om de rituele box te geven. Nee, echt. Ze zijn ontzettend joviaal richting hun leraar Latijn. Dan beginnen we elke les weer in goede harmonie. Die duurt, ehm ja, totdat ik streng word. Nou goed. Ik heb allerlei plannen voor de examentrainingen. Komt helemaal goed.
O jee! Wat voor vragen kunnen we vanavond verwachten in de klassieke pubquiz? We zitten met ons JDW team ook in de zaal van het RMO. We heten gewoon Chaire Kai Hugiaine. Saai! Ik had de Johan de Nit Witt-jes voorgesteld. Nee dus. Heeft het niet gehaald. Op mijn vernieuwde www.superlatijn.nl staan nu ook oefeningen over AcI en congruentie. Bovendien ben ik trots aan te mogen kondigen dat het hele examendocument weer te bewonderen is. Dat mag vrijelijk en naar eigen inzicht gedeeld dan wel gebruikt worden. Volgende week gaan de meeste vijfdeklassers op va… ehm, op studiereis. Rome is het doel voor de Latinisten, Griekenland voor de leerlingen met Grieks in hun pakket. Het weer is er aardig, zo heb ik mij laten vertellen. De zesdeklassers gaan hun laatste lessen krijgen, waarna ze nog één keer een toetsweek mogen doen. Dus ik heb het de komende twee weken relatief rustig. Tijd om andere dingen te doen. Schooldingen, tuurlijk. Ik had vandaag maar twee uur les. Plus een lesje ondersteuning voor een meisje uit de zesde. En daarna heb ik in school posters opgehangen, ter promotie van de traditionele schaakmatch tegen het Stedelijk Dalton Lyceum. In de kantine, in de gangen, allemaal van die plaatsen waar leerlingen ze goed kunnen zien. De afbeelding op de posters is gemaakt door mijn oud-mentorleerling Mees. 7 april schaken we weer tegen de school waar gade lief werkt, daar. En zoonlief sinds kort ook! Aan de Overkampweg. Het eerste jaar gingen we daar onderuit. Vorig jaar namen we revanche en wonnen ruim. Dit jaar gaan we het zien. Het valt me nu ineens op dat ik geen humor toegepast heb in bovenstaand stukje. Dat kan ik dus kennelijk wel.
Men geeft mij de laatste tijd adviezen. Soms gevraagd, soms ongevraagd. Die adviezen komen erop neer dat ik eens zou moeten nadenken over mijn pensioendatum. Nou, denken doe ik volop, ook over mijn pensioendatum. Dat is iets anders dan mijn pensioenleeftijd. Of beter gezegd, mijn pensioengerechtigde leeftijd. Die staat namelijk vast. 67 jaar en nul maanden, zo heet dat in vaktaal. Dat heeft de overheid voor mij bepaald. Ooit was de situatie anders, maar daar ga ik niks meer over zeggen. Laat staan dat ik ga klágen over het feit dat ik ooit met 65 jaar en nul maanden met pensioen zou hebben kunnen gaan. Klopt dat nog, qua Nederlands? Gade lief is al in 1991 begonnen met lesgeven en die tikt dus in 2026 de 45 jaar diensttijd aan. En ik op hetzelfde moment 41 jaar. Dan vinden wij het wel genoeg. Dus eigenlijk een jaar eerder dan 67 jaar nul maanden. Het kan. We willen dat en hebben dat zo'n beetje met elkaar afgesproken. Maar als mensen, zelfs dierbare vrienden, mij dan weleens horen over hoe dingen geregeld zijn op mijn school, dan kijken ze me indringend, vriendschappelijk, vertrouwenwekkend en zelfs empathisch aan en zeggen dan: "Weet je wat jij moet doen, beste Marc?" Schoolvoorbeeld van een retorisch vraag natuurlijk, dus daar trap ik niet in. "Jij stopt gewoon aan het eind van dit schooljaar. Niet volgend jaar pas. Het kan financieel best." "Maar," breng ik dan tegen die redenering in,"ik zit gewoon heel graag achter de computer! Ik maak graag goede, onderscheidende, interessante toetsvragen in de vakantie! Liefst een stuk of tachtig. Dan heb ik genoeg voor drie à vier sessies. Ik vind het ook leuk mooi materiaal te maken voor de lessen na de vakantie. Ik heb dat graag goed voor elkaar. Het is voor mij geen straf om een paar dagen achter de computer te zitten!" "Nee, maar voor Elma wel." O ja, dat is ook weer waar. Hoe dan ook, ik krijg dan zo'n gratis advies en dat gaat dan toch in je hoofd zitten. Grappig hè? Joh, Ajax staat 8 punten los van Eindhoven, dan denk je toch al na over een kampioenschap? En als iedereen van 020 dan zegt dat dat niet zo is, dan zéggen ze dat wel. Maar het gaat toch in die koppies zitten. Nou, bij mij gaat het weliswaar om een iets lager budget, maar in de geest van het verhaal klopt het wel.
En als er dan nog een soort van extra argument komt "Joh, dan ga je een hoop leuke dingen doen! Samen! Nu kan het nog. Nu ben je nog gezond." Ja, dat is ook weer waar. Maar ik houd het bij mijn oorspronkelijke plan. In augustus eerst mijn 40-jarig dienstjubileum halen, dan nog een jaar keihard werken. Me dienstbaar opstellen in de school en in de sectie. De rug recht houden als er een beroep op mijn professionaliteit gedaan wordt. Of als er complimenten uitgedeeld worden, dat men zo blij is dat ik nog op school rondloop. Heerlijk om te horen, toch?
En toch blijft het in m'n koppie zitten.
Ik ga jullie wat Latijn leren. Proberen bij te brengen, gebiedt de eerlijkheid me te zeggen. Ik heb het laatst getest in de les bij de zesdeklassers. Het gaat om de woorden uit de titel van dit blogje. Doe maar eens een poging het op zijn Latijns uit te spreken. Joh, ik hoor het toch niet dus leef je uit. Paar dingetjes. Je zegt deesiene jam (zo van jam jam, wat lekker) en tandem (niet op zijn Engels tendum voor dat wonderlijke fietsvoertuig). Gewoon paar keer oefenen.
Nou willen jullie ook weten wat het betekent. Toch? Kijk, maar zo zitten die classici niet in elkaar dus. Die gaan namelijk eerst uitvoerig uitleggen in welke context deze woorden door wie tegen wie uitgesproken werden. Waarom en op welke toon. Wanneer en waardoor veroorzaakt. Heb je halfuurtje? Nee, joh. Ik dol jullie. Het is gewoon Jupiter die tegen zijn vrouw annex zus Juno* (niet de voormalig stadsdichter van Dordrecht, Juno Rissema) zegt dat ze nou eens een keer moet ophouden met het tegenwerken van Trojanen. Vrouw annex zus? Lees je dat goed? Ja, dat lees je goed. Romeinse en Griekse goden, ik heb er respect voor, maar het was één bonk incestueus gespuis daar. Heb ik het, voor wie eigenlijk alleen maar daarin geïnteresseerd is, een andere keer wel uitvoerig over. Beloofd.
Goed, ter zake. Die Juno was een takkenteef, een bitch van het zuiverste water, een nitwittrut. Nogmaals, ik heb respect voor de Romeinse goden, maar die Juno! Wat een hemeltergend irritant wezen was dát zeg. Ze probeerde het fatum tegen te houden. Haha, je kunt nog beter een stoomlocomotief samen met een containerschip proberen tegen te houden. Gaat 'm niet worden. Nou ja, lang verhaal dan toch maar kort. Jupiter is dat gedrag zat en zegt, ergens aan het eind van de Aeneis dat ze daarmee moet nokken. Letterlijk begint hij zijn tirade met "desine iam tandem" je moet nu eindelijk eens ophouden" "Kappe nâh!". Vrij gewone en weinig verheven woorden voor zo'n oppergod, en al helemaal niet passend bij epos. Zeg nou zelf.
Dus ik doe dat voor in de les bij de zesde. Het leukste effect had ik bij de groep met allemaal meiden voorin (ik denk dan maar dat ze dat speciaal voor mij doen). Ik begon zachtjes te vertellen. Ze moesten extra goed luisteren en de stilte die viel was bijna eng. Ik zeg: "Stel nou, dat ze thuis aan je vragen, alweer aan je vragen bedoel ik, of je je huiswerk gedaan hebt. Of je al iets aan de toetsweek gedaan hebt. Of je je examentrainingen al geregeld hebt, met papa's pasje. Of je papa's pasje al terug hebt gelegd in de suikerpot waar je het gevonden hebt. Of je de daarbij behorende pincode al terug hebt gelegd onder de bloemenvaas in de keuken. Of je, over keuken gesproken, de vaatwasser al leeg hebt geruimd en of je vandaag nog iets hebt weten te leren bij Latijn. Dan zeg jij ... (en ik ging ineens heel luid spreken) desine iam tandem!" Ze schrokken zich rot. Heerlijk! In de klas met jongens vooraan - o nee, die heb ik niet - ging het op dezelfde manier. Alleen zaten ze over het weekend te kletsen, dus ze hoorden me niet. Dus ik zei keihard "Desine iam tandem, glandes". En toen waren ze stil en vroegen ze me: "Hûh, meneer, wat betekent dat?" "Hou nou eindelijk eens op, eikels." Ja, maar meneer, wat betekent dat nou? "Hou nou eindelijk eens op, eikels." Nou ja, nog vier keer zo, en toen ging de eerste een lichtje op. Het zou tijd worden. Het lesuur was afgelopen.
*Juno's vogel is de pauw. Die is wel mooi en niet irritant.
Rebel rebel. Spreek ik hier mezelf aan? Soort van auto addressing? Nee joh, dit gaat over eten. Bij mij gaat het echt heel vaak over eten. Van de week oversteeg ik mijn stoutste verwachtingen. Ik ging eten met Liesbeth en Charles. Wij waren ooit coördinatoren. Op school bedoel ik. Nu we dat niet meer zijn, noemen we onszelf emeritus coördinatoren. Zo heet onze appgroep ook. Eén keer in de zoveel tijd nemen we het leven weer eens door, wat neerkomt op het neersabelen van alle gewoonten en ideeën die na ons kwamen. Vroeger was alles beter, dat idee. Nou hadden we afgesproken bij Rebel Rebel, een restaurant aan de Houttuinen waar ze veganistisch eten opdienen. Nou had ik tonic, en die was toch echt niet veganistisch. Het was rustig in de tent. Van tevoren had ik de menukaart al uitvoerig bestudeerd, om niet voor nog meer verrassingen te komen staan. Nou, het was in één woord prima. Serieus! Het brood met hummus was gewoon brood met hummus. Het hoofdgerecht was Texasburger met wat groene zooi erbij. Frieten erbij. Het was voor mijn gevoel echt vlees. Texas, dat kon ik er niet echt uithalen. Maar het was mjammie. En het chocolade toetje was geen echte chocola, maar het was wel weg te krijgen.
Ben ik nou om? Nee. Maar het was ook supergezellig en da’s ook belangrijk. Volgende keer gaan we weer eens iets anders proberen.
En weet je wat ik toch even kwijt wil? Er zouden best wat meer mensen bij Rebel Rebel mogen gaan eten. De tonic is prima, de chocola is bruin en zoet, en het eten is gewoon goed! Over de muziekkeuze kun je wat vinden, maar ook die was oké.
Mijn site www.superlatijn.nl is vernieuwd! Ik heb hem gemaakt in Google Sites, en ik ben fantastisch geholpen door yourhosting.nl, maar met name door mijn schoondochter Maud De Hoon! Nu is er weer een gemoderniseerde site waar veel materiaal op te vinden is. Onder andere het alom bekende examendocument
Bijna! Bijna waren we Nederlands kampioen schoolschaken geworden. Nou ja, op eerbiedige afstand zijn we tweede geworden. In categorie 1, dus we zijn best goed. Het kwam niet door mijn bezielende leiding, want deze man was wat aan het kwakkelen. Vervelend hoestje. Sja, en met een hoestbui verstoor je de opperste concentratie bij die gastjes. En da's niet goed voor de punten. Kijk, wij op het JDW hebben wel een beetje een schaaktraditie. Bij schaken denk je vooruit en - hoe zeg ik dat nou aardig - ook bij ons op school denken ze vaak achteruit (Captain Hindsight) en wel eens vooruit, maar bij schaken kun je niet zonder vooruitdenken. Over JDW en schaken gesproken. In een grijs verleden werd een heel sterk team van ons onterecht uitgeschakeld. Hoe grijs was dat verleden? Nou, laten we zeggen tussen zwart en wit in. Behoorlijk lang geleden. Er waren nog maar weinig computers, laat staan mobieltjes. Een teamleider van de tegenstander die ook wedstrijdleider was, tja, die miste het driemaal dezelfde stelling (=remise=gelijkspel) net op het verkeerde moment. Niet helemaal per ongeluk had zijn eigen team daar voordeel bij. Wij vloeken joh! Bij Jupiter! Pollux! Vermaledijde arbiter! Gymnasium hè. Donderdag, in Wijk aan Zee, onder de oergezonde smog van Tata Steel (Hoogovens, Corus), was er geen partijdige wedstrijdleider. Er werd echt keurig geleid! Vijf ronden schaken tegen andere scholen. Goede scholen, in ieder egeval qua schaken. 10 mimnuten per persoon per partij, plus 10 seconde increment. Incre watte? Je krijgt er per gedane zet nog eens 10 seconden bij. Afijn, drie rondes gewonnen, twee verloren, maar een zee aan bordpunten. Tweede dus. Mooi, die schakers altijd. Je haalt ze overal uit. Soms de kleding, soms het broodtrommeltje in plaats van brood kopen bij de bar. Bridgekaarten bij zich. Wonderlijke mensen ook af en toe, schakers. In een partijtje met tien minuten op de klok even weglopen om je kauwgom in een prullenbak te deponeren. En nog eens weglopen, om naar de wc te gaan. De tegenstander drukt gewoon zijn klok in, dus je moet dan wel op tijd terug zijn. En dan de schakers die een zet doen, of daar althans over nadenken, en dan ineens hun gezicht van het bord en van de tegenstander af draaien, het luchtledige in starend. Niet 5 seconden, nee, 2 minuten! Concentratie? Het zal wel. Wiebelen met hun benen, heel veel schakers doen dat. Zo met die linker- of rechterknie omhoog en omlaag in een rap tempo. Zenuwen? Het zal wel. Spelen met de geslagen stukken, soms hoorbaar, soms alleen maar tot op het irritante zichtbaar. Torens en paarden en lopers omwisselen met je vingers. Alvast de door je tegenstander van jou geslagen dame klaarzetten voor mocht je ooit promoveren (aan de overkant komen met een pion). Intimideren? Zeker! Prevelen van zetten, zelfs tijdens de partij. Lipbewegingen, alleen voor schakers te volgen: d4, paard maal d4, loper maal d4, dame h6, uit. Soms emotie, na een blunder bijvoorbeeld. Ik heb ze gezien! De blunders én de emoties. Maar ook een Stoïcijnse houding bij onverwacht en onterecht verlies. Hoezo dame h6, uit? Dame maal g2, mat. Dat is pas uit, schaakmat. En dan toch volkomen jezelf blijven, de tegenstander feliciteren, de stukken in de beginstand opzetten en de koning van de winnende kleur midden op het bord zetten. Dat is emotieloos lijkt het. Maar het is een vorm van jezelf volkomen onder controle hebben en je voor een volgende ronde, partij, toernooi niet in disbalans brengen. Je moet het maar kunnen. Op 7 april gaan we met JDW weer naar het Stedelijk Dalton Lyceum. We gaan onze overwinning van vorig jaar een passend vervolg proberen te geven. Tweede van Nederland? Dan moet dat toch kunnen!
Ikke? Ja, tuurlijk ben ik lief. Maar dat bedoel ik niet. Wat bedoel ik dan? Vertel het ons, Van Hoon! We kunnen niet wachten. Nou goed. Ik vertel het jullie, stelletje nieuwsgierige aagjes.
Gisterenavond was ik bij mijn Italiaanse tent in Dordt. Portobello dus. Daar kom ik nogal eens. Beetje leuk mijn Italiaans showen tegen de serveersters. Ja, grappig, totdat ik een echte Italiaan tegenkom. Goed, ik was daar met 13 van mijn 17 mentorleerlingen. Lief! Ja ja, ook lief ja. Maar ze brachten een fles Italiaanse wijn voor me mee. Vier waren er niet. Die wilden niet. Denk ik dan. Het liep gesmeerd. Geen deugniet die toch een biertje bestelde en allemaal één drankje en een pizza/pasta naar keuze. Ze hoefden, welke pizza ze ook bestelden, maar 13 euri te betalen. Lief! Ja ja, weet ik. Super lief. Maar dat wilde ik niet vertellen.
Twee dametjes wilden na het festijn om 8 uur door mij naar huis geëscorteerd worden. Sja, Dordt is een enge stad natuurlijk. Trump woont in Amerika, maar toch is Dordt ook eng. Ach gossie, wat lief! Neehee..... Dat bedoel ik niet! Hou nou eens op met je "Wat lief!".
Nou, let op komt ie. Vandaag in mijn laatste blokuur zitten een jongen en een meisje. Er zitten er wel meer, maar deze zie je als het ware in slowmotion verkering krijgen. Nou staan in "mijn" lokaal de tafels een meter uit elkaar. Busopstelling ja. Ik ben nog van de ouwe garde. Maar wat deed ik nou? Ik zeg tegen die twee: zetten jullie je tafeltjes maar tegen elkaar hoor. Niet eens wink, wink, nudge, nudge. Gewoon courtesy. Als een soort van planoloog dingen mogelijk maken. Wat is dat lief van jou, botte bruut Van Hoon! Neehee, hoe vaak moet ik het nog zeggen? Ze zaten even later met de handjes in elkaar. Heel voorzichtig op zijn bovenbeen haar hand in de zijne. Kijk, dát is nou lief!