Marcus Tullius CICERO werd in 106 voor Christus geboren in Arpinum. Marcus' vader was een eques, een ridder, weliswaar niet onbemiddeld, maar toch niet van huis uit behorende tot de senatorenstand. Cicero trouwde in 77 met Terentia, met wie hij een dochter Tullia kreeg. Hij legde tussendoor een keurige cursus honorum af, een serie (ere)ambten die ieder met politieke aspiraties af moest leggen. In 75 werd hij quaestor (Sicilië), wat hem automatisch toegang tot de senaat opleverde. In 69 vervulde hij de functie van aedilis (curulis) en in 66 werd hij praetor, waarna in 63 het allerhoogste ambt, het consulaat, zijn deel was. Alle genoemde ambten vervulde hij suo anno, op de voor het ambt geldende minimumleeftijd. Cicero was wat men een homo novus noemde, iemand die uit
een familie komt waar nog niet eerder een consul uit voort gekomen was. Het jaar 63 kende voor Cicero zijn keerzijde: als consul verijdelde hij enerzijds een staatsgreep door Catilina (Lucius Sergius Catilina), anderzijds liet hij eind dat jaar enkele samenzweerders zonder enige vorm van proces ter dood brengen. Jaren later diende de volkstribuun Clodius (Publius Clodius Pulcher) een wet in, waarin dergelijke handelingen op straffe van verbanning verboden werden. Cicero ruimde, onder andere op advies van zijn goede vriend Atticus, ruim een jaar het veld naar Thessaloniki (Griekenland). Na terugkeer in september 57 (o.a. bewerkstelligd door Titus Annius Milo, later in 52 door Cicero verdedigd tegen de aanklacht van moord op Clodius) beperkte Cicero, die door het Eerste Driemanschap toch al politiek buitenspel gezet was, zich tot theoretische verhandelingen over politiek en de maatschappij. Na het wegvallen van Crassus werd Cicero qua politieke voorkeur heen en weer geslingerd tussen de overgebleven grote mannen, de optimaat Pompeius en de popularis Caesar. Uiteindelijk, na lang dralen, besloot Cicero zich aan te sluiten bij Pompeius, die echter in 48 door Caesar verslagen werd en later in Egypte vermoord werd. Waarna Cicero van Caesar afhankelijk werd en maar moest afwachten of hij mocht terug keren naar Rome. Dat mocht in 47. Cicero was definitief uit gerangeerd en concentreerde zich op de filosofische werken. In 45 overleed zijn geliefde dochter Tullia. In maart 44 werd Julius Caesar vermoord, waarmee Cicero wel kon leven, omdat het herstel van de republiek naar zijn idee weer mogelijk was. Antonius, de rechterhand van Caesar, liet daarvoor echter geen ruimte. Ook Octavianus liet zich niet door Cicero bewerken en tegen Antonius opzetten, zodat hij zijn toevlucht nam tot een aantal sarcastische redevoeringen tegen Antonius persoonlijk. Toen die en Octavianus hun geschillen bijlegden, eiste Antonius de executie van Cicero, die 9 december 43 uiteindelijk plaats vond.
Werk
Tal van redevoeringen: Pro Quinctio, Pro Sexto Roscio Amerino, Pro Quinto Roscio Comoedo, Pro Marco Tullio, In Verrem, Pro Fonteio, Pro Caecina, De Imperio Gnaei Pompeii, Pro Cluentio, In senatu de lege agraria, Ad Quirites contra Publium Rullum, Pro Rabirio, In Catilinam, Pro Murena, Pro Sulla, Pro Archia, Pro Flacco, Post reditum ad senatum, Post reditum ad populum, De domo sua, Pro Sestio, De haruspicum responsis, Pro Caelio, Pro Balbo, In Pisonem, Pro Plancio, Pro Rabirio Postumo, Pro Milone, Pro Marcello, Pro Ligario, Philippicae.
Een aantal filosofische werken: De inventione, De re publica, De finibus malorum et bonorum, Tusculanae Disputationes, De natura deorum, De senectute, De amicitia, De officiis, De legibus, De divinatione.
Werken over welsprekendheid: De oratore, Brutus, Orator.
Brieven: Ad Familiares, Ad Atticum, Ad Quintum fratrem, Ad Brutum
2027 (retorica)
2026 (co-auteur bij Seneca)
2021 examendocument
opgaven1 teksten1 CV1 aanvulling1
2018 examendocument (schaduwauteur)
2015 examendocument
2010 examendocument
2004
2000
1999
1994