FB 2020
FB 2020
De hongerige Hoon: alliteratie
Nog een voorbeeld horen van alliteratie? De koning, in zijn kersttoespraak: Moe van de manische meningenmachine?
Enfin, alliteratie in het wild. Over wild gesproken. Wat weet ú van mijn kerstdiner?
naschrift 25-12-20
Hulpmiddelen
In deze tijden is veel hulp nodig. Op radio, tv, sociale media, op straat word je gevraagd te doneren aan allerlei stichtingen en fondsen waar ik nog nooit van gehoord had. Ik ben niet tegen hulp, ik ben juist voor hulp. Er zijn veel mensen die hulp of hulpmiddelen nodig hebben. Zo ook een stuk of wat leerlingen tijdens de laatste toetsweek. Ze hadden zichzelf wat extra ondersteuning toebedeeld en hun woordenboeken voorzien van enkele annotaties. Bij Frans moesten ze zich op een schrijfopdracht storten, een brief of zo. Daar gelden allerlei formele regeltjes bij. Sja, om die nou allemaal te gaan zitten onthouden, nou nee. Dat kon eenvoudiger. Met potlood waren er wat geheugensteuntjes gezet. En ja, dat mag dus niet. Onregelmatigheid geconstateerd. Daar gaat je 6 komma 2. Meneer, ik wil de bladzijde eruit scheuren! Zo, nog een poging tot omkoping ook! We leiden onze schaapjes goed op, hoor.
Bij Latijn waren er wat lieden die de vertaling en de aantekeningen van iemand anders overgenomen hadden en in hun woordenboek bevestigd hadden. Vastgeplakt. Niet meer los te krijgen. Score 1 voor je toets, hooguit 1 euro op marktplaats als je dat woordenboek van pak 'm beet 80 euro wil verkopen. De surveillanten waren gelukkig scherp. We hadden gerekend op veelvuldig naar de wc gaan, op teksten op dijbenen, op smartwatches, op tweede en soms derde mobieltjes, op diagonaal kijken (wat een verticaal cijfer oplevert, zo waarschuw ik ze altijd quasi-ludiek), op open schriften op de tassen, op van alles en nog wat. Maar het was dus gewoon van dik hout zaagt men planken: spiekblaadjes in het woordenboek. Onze dag was weer lekker rustig. Ik ben voor hulp ja. Maar in een enkel geval toch maar eens psychosociale hulp.
Kerstvakantie 2020
Hoi. We zitten er nog. Ja. Trump ook. Ik weet het. Nee, we zitten nog thuis. Het is vakantie en ik zou niets moeten doen. Dat is de kerstgedachte. Die zijn altijd in strijd met de realiteit. Er is iets niet en dan wens je dat dat er met kerstmis is. Vrede, witte kerst, dat soort dingen. Ik had geen schoolwerk gewild, maar het is er wel. Gelukkig hebben we volgens gezaghebbende media 5 weken kerstvakantie, wij onderwijzers. Dus dan krijg ik het wel af. De kiddo's op school hebben ook vrijaf en die zitten online te skiën en in een online darkroom te après-skiën. Wat ze daarna online uitvreten, ik denk dat ik dat niet wil weten. Als het goed is surfen naar superlatijn.nl, maar ik denk van niet. Ik benijd ze niet. Toetsweek, twee weken niks, online les en maar hopen dat er weer een echte les komt. Weer toetsen, vaccinaties plus aanverwante polemieken, eindexamen, feest. Studeren en dan maar zien.
Deze kerst is alles anders. Nu is er iets en dan wens je dat dat er niet is. Ik heb gisteren mijn Italiaanse vrienden in en rond Arpino een fijn kerstfeest gewenst. Even opgezocht wat dat was. Buon natale. Ik wenste ze ook een gelukkig nieuwjaar. Felice anno nuovo. Ik kreeg dankbare en lieve reacties terug. Tutto bene da voi? En zo.
Dat bracht me weer een beetje in kerstsferen. Mijn kersttrui en kerstsokken maar weer eens opzoeken.
Ik ben helemaal geen bezoeker van bruine kroegen of wat voor kroegen dan ook, maar afgelopen vrijdag zat ik thuis in een pub. In een pubquiz dan. Een pub is ook een soort kroeg, heb ik me laten vertellen. Mooie vrouwen had ik via internet geregeld, de muziek uit mijn eigen speakertjes stond luid, onder collega's was het een gekwebbel van belang, met wat fantasie rook ik nog wat hallucinerende geuren. Kortom, echt een goed sfeertje, corona in aanmerking genomen. Bij mij stond de melk klaar in een grote pul. Boterhammetje met kaas erbij en smikkelen en smullen maar van de pubscene. Ik heb niet gespiekt. Scout's honour.
Ik had geen team gevormd, want ik was voor het eerst van mijn leven te laat. Heerlijk. Moet ik vaker doen. Goed, 26 vragen en anderhalf uur later was ik er helemaal klaar mee. Ik vermoed dat ik 48e geworden ben of zo. Van de 49. Talitha had echt een hele leuke quiz in elkaar gezet, met voor elk wat wils. Maar op de een of andere manier blokkeer ik dan.
Zie ik een joekel van een kerk en denk ik, hé Den Bosch, vul ik toch Reims in. Moet ik de leeftijden van de geschiedenisdocenten op school, nog mét Eddy erbij, optellen. Tja wiskunde. Het blijft mijn zwakke punt. Een van mijn zwakke punten, bedoel ik.
Enfin, het was gezellig. In de pauze mochten we het promo filmpje voor onze school voor het eerst zien (https://www.youtube.com/watch?v=Gov8td5jn0Q). Ik was onder de indruk. Onder de drukinkt, zou mijn vader gezegd hebben, met zijn wonderlijke gevoel voor humor.
Aan het eind van de pubquiz wensten we elkaar, online natuurlijk, fijne feestdagen en een goede vakantie. Dat eerste zal wel lukken: veel slechter dan het tot nu toe was kan het niet worden. Het tweede is wel een dingetje. Er liggen stapels werk te wachten. Die moeten er de komende twee weken doorheen. Ach, gewoon vroeg opstaan. Komt vast goed. En anders is er weer een heel mooi 2021 op komst. Hoop ik althans.
Happy vaccination! Of happy vacation, wat was het nou ook alweer? Geen woordgrappen maken, Van Hoon, als je de taal niet machtig bent, lullo.
Bruut worden wij juffen en meesters de kerstvakantie ingezooid . Woensdag gaan de scholen waarschijnlijk weer dicht. Doen ze elke dag wel, maar nu voor een week of vijf. We mogen weer gaan nadenken over een aangepast PTA. De surface moet weer mee naar huis, want hiep hoi online lessen! Computers en printers en kerstverlichting moet uitgezet worden. Enfin, beter die uitgezet dan vluchtelingen. Je moet er toch niet aan denken: krantenkoppen “Drie wijzen uit het Oosten uitgezet. Herders in intelligente lockdown. Kindeke verkleumd aangetroffen.”
De toetsweek was net lekker op gang gekomen, en wordt dus weer afgebroken*. We lossen alles op. Komt goed. Alles komt goed.
Gelukkig hebben we ons kerstcadeau van de baas binnen. Verpakt in een feloranje papieren tas, mét JDW-logo, trof ik een fles bubbels aan, Prosecco volgens mij. Een kerststol met roomboter. Die schenk ik aan mijn gade die daar wel tegen kan. Een mooie cadeaubon was ook mijn deel. En die feloranje tas gebruik ik weer voor de EK’s en WK’s, mocht Nederland zich kwalificeren. Alles komt goed.
Tja, maar één ding gaat het niet redden, vijf weken geen water. De van Charles dan wel Jelle dan wel Frank geërfde kamerplant. Meter of anderhalf hoog. Anderhalve meter plant, dat dan weer wel.
Helaas kunnen we niet op ludieke wijze afscheid nemen van ons historisch kanón ( niet te verwarren met het historisch cánon) Eddy Booman. We hadden het zo leuk voor hem bedacht. Hij heeft zijn laatste les al in zalige onwetendheid gegeven, aldus Peter Barendregt. Ed kroket, we zullen je missen, ouwe gap.
En wat betreft deze holy fuckdown, die overleven we ook wel weer.
*valt allemaal mee met dat afbreken, geloof ik.
In deze tijden moeten we veel lachen. Dat houdt ons opgeruimd. Op school lachen we dus veel. Toe, niet uit. We lachten om Sinterklaas die met zijn charmante helpsters de school bezocht. Leerlingen die we zonder mondkapje in de gangen tegenkomen lachen we vriendelijk toe als we ze vragen dat dingetje toch om hun oren te binden. Het is toetsweek en we hoeven niet te patrouilleren, dus ... we lachen wat af. Morgen gaan we weer sinds jaren een lunch van school vangen en dat is lachen geblazen. Als we die toch zelf blijken te moeten betalen lacht de leiding. Maar hoe dan ook, er wordt gelachen. Het is prachtig zonnig weer, dus er is reden om te lachen. We mogen met kerst maar drie mensen ontvangen, maar met kerst lachen hoort niet en dus is dat niet erg.
En ik vertel te midden van serieuze gesprekken graag een mopje. Zo ging het daarstraks over moeilijke woorden. Ik deed, als classicus en taalfanaat, ook een duit in het zakje. Ik vroeg: Weten jullie wat een kleptopedopyrofilatemaan is? Wisten ze niet. Ik heb het ze maar verklapt, en nu gaan ze het woord oefenen voor thuis, bij de kerstboom. Beetje lol in het leven houden. Iemand die er een kick van krijgt gestolen kinderpostzegels in brand te steken, dát is een kleptopedopyrofilatemaan.
In deze tijden moeten we veel lachen, want dat houdt ons opgeruimd, ik zei het al. Doen we dat niet, dan zijn we ook opgeruimd. Slachtoffer van de tijd. Maar, opgeruimd staat netjes. Zo, en nou een melkje.
Vrijdag was Sint-Nicolaas op bezoek op school. Topgozer is dat toch ook hè. Hij sprak bij ons op de kamer even wat Latijn, wat goedbedoeld was. Hij liet zijn medewerkers die in allerlei kleurige pakjes gestoken waren pepernoten aanbieden. Ik weigerde die stellig doch beleefd. Ik heb van mijn ouders geleerd dat ik niets lekkers aan mocht nemen van mensen die ik niet kende. En dat was met deze Sinterklaas het geval. Mijn ouders zeiden altijd: "Marc, gij zit op 't gymnasium hee, kulleke. Gij sprik dus wah Latijn. Witte wah wij altijd zeeën? Quidquid id est, timeo Danaos et dona ferentes. Ontoudde da?"
Nou, dat heb ik inderdaad altijd onthouden. Gelukkig maar, want ik kreeg vlak daarna een proefwerk Latijn over Vergilius en daar stond een vraag bij, die ik anders niet goed beantwoord zou hebben. Nou ja, lang verhaal kort, ik zou nooit klassieke talen zijn gaan studeren met alle rampzalige gevolgen van dien, áls ik die vraag fout beantwoord had. Hij luidde: Kun je uit vers 49 van het tweede boek van de Aeneis het Latijn citeren waarmee Laocoön door laat schemeren, dat hij niet weet wat het geschenk voorstelt, maar dat hij bang is voor Griekse mensen, zeker als ze met geschenken aan komen sjouwen? Nou, en ik had hem goed. Ik schreef "ja" op. Geschenken aannemen, mwah. Op verjaardagen en met Kerst en op 5 december, maar dan alleen van mensen die ik ken. Anders niet.
En dat gaat wel eens ver, toegegeven. Een reep chocola aannemen van een leerling, of erger nog, van de ouders van die leerling. No way! Not even Milky Way. Lust ik dat dan allemaal niet? Jawel, maar voor je het weet heb je ze met het accepteren van zo'n aardigheidje een 7 toegezegd in plaats van een 5. Als ze geslaagd zijn, ja dán neem ik een big shopper mee naar de Augustijnenkerk ja. Maar die is altijd te klein.
Sinterklaas en zijn medewerkers hebben vrijdag mijn JDW bezocht en ze hebben de eersteklassers en tweedeklassers aangenaam bezig gehouden. Tochtje door de school, beetje kruidnootjes gesmeten en toen weer afgetaaitaaid.
Volgend jaar weer. Oftewel:
Corona, krijg de pip nou toch eens even.
Wij willen weer grip op ons eigen leven.
Volgend jaar moet het zeker gaan lukken.
En nou als de wiedeweerga op fucken.
Vandaag was het rustig op school. Da's niet zo gek, want gisteren was het een heksenketel. Je hebt wel eens van die dagen dat je tussen de lessen door even bij kunt komen. Nou, gisteren hoorde niet bij die dagen. Ik zal jullie de gore details besparen maar één herkansing zal niet aangenaam geroken hebben. Arme collega. Zit je al met een mondkapje, moet je nog eens een wasknijper op je neus ook. En dan nog dringt die penetrante geur overal door. Maar goed, vandaag keerde de rust weer terug. Diepe, serene rust.
Ik had vandaag de vijfde klas het 8e en 9e uur. Normaal gesproken splits ik ze een proefvertaling in hun mik, maar nu had ik een barmhartige bui. Gisteren iets gegeten waar ik allergisch op reageer, denk ik. Enfin, ik had recentelijk ook ergens geleerd hoe ik les moest geven dus ik paste mijn nieuw verworven kennis meteen toe. Jee! Alsof ik een nieuwe elektronische gadget in mijn schoen had gevonden! Ik werd echt een lijpe chappi! Ik liet de busopstelling voor wat ie was. En het klopte. Van stil werd het meteen een teringherrie. Precies wat ik beoogde, maar ik noem het maar even aansturen op zelfverantwoordelijk leergedrag in een harmonieuze onaangestuurde cyclus. Goed, toen ik mijn luide stem door het lokaal liet galmen, en dus door de gang, en dus door de andere lokalen en dus door de koffiekamer en dus - enfin, you've got the picture - werd het wat stiller. Ze luisterden met een half oog op hun nieuwste Snapchatchick braaf naar mijn aanwijzingen en gingen aan het werk. Ik was zo blij als Churandy Martina. Ik vond het jammer dat er nu niemand kwam kijken hoe ik de regie uit handen gegeven had in een burleske aanval van zelfvertrouwen. Ik had die ervaring graag na willen bespreken. Ik vind morgen wel iemand. Ach, en het 9e uur zette ik ze weer in een busopstelling (keurig anderhalve meter tussen de bankjes) en zachtjes koerend liepen ze met mij de 40 meerkeuzevragen met grappige alternatieve antwoorden door. Vergilius, het leek ineens een hemel op aarde. Ze moeten gedacht hebben dat ik ze stiekem de vragen van de toets al voorschotelde, want ik heb ze nog nooit zo veel zien opschrijven en instemmend, complimenten makend naar me zien kijken. Ik vertelde ze er van alles bij en alles ging erin als Gods woord in een ouderling. Augustus, Aeneas, propaganda, Venus, de Muze, Juno, alles wilden ze weten! Alles! Het liefst hoe Aeneas en Dido in een grotje hadden liggen krikken. Maar dat zat niet in het pensum.
Kijk, niemand van die groep leest dit, dus ik kan gerust vertellen dat de complete toets op de volgende bladzijde stond.
Vertellen? De leerlingen door je verhalen boeien en wijzer maken? Heerlijk! Ik zou het voor geen goud willen missen.
Nee, vandaag was het heerlijk rustig op school.
Nog zes nachtjes slapen. Ik heb mijn schoen alweer gezet hoor. Ik hoop dat er niks in zit, morgen, want ik heb geen andere schoenen. Ik ben nu al bloednerveus. Vroeger waren er leerlingen uit de bovenbouw en die mochten dan het sinterklaasfeest op school organiseren. Het was toen nog zo dat de hele school de Sint en zijn knechten inhaalde in de eerste pauze. Vervolgens togen de goedheiligman en zijn kameraden naar de grote kantine, die we toen nog hadden. Daar ging het los. Van tevoren was allerlei informatie ter hand gesteld van de man in de tabberd en met de mijter op zijn hoofd, informatie over allerlei leerlingen, maar ook over allerlei leraren. Ik kwam daar nooit in die kantine. Veel te chickenshit en bang voor represailles. Slechte cijfers deelde ik in die tijden nooit uit. Altijd vriendelijk en nakomen, dat bestond niet eens. Nou, en dan was je redelijk veilig. Als ze je gespot hadden met een collega, in mijn geval een vrouwelijke collega, nou, dan mochten we allebei op schoot komen bij de Sint. Een beetje meewerken was geen probleem, maar om nou op schoot klef te moeten gaan doen met een collega, waar Sint dan met zijn schimmelbaard boven op zat, nee, dat sprak me niet aan. Bovendien had ie vrijwel altijd een kegel. Dat was toen traditie.
Goed, vrijdag is het 4 december en een klein groepje mag, verkleed, de eerste klassen langs. Ze hebben instructies. Dat mag je niet tegen Pietje zeggen, dat niet over Marietje. In die groep moet de ghettoblaster zacht staan, in een andere groep moet je de donkerst geschminkte Piet uit beeld zetten. Kruidnoten zijn heerlijk, maar je mag er niet mee gooien. Want dan worden de gangen glad, en ja, wie is er verantwoordelijk bij een glijdpartij, een gebroken been ten gevolge hebbende? O ja, politiek gevoelige uitspraken mogen niet gedaan worden, ook niet om de debatclub te promoten. Grapjes moeten van tevoren doorgesproken worden met daartoe bevoegde lieden en de entree moet klimaatneutraal in zijn werk gaan. De teringzooi moet achteraf, liefst voor het weekend, opgeruimd worden. Enne, het huiswerk voor maandag moet wel af zijn.
Oké, succes Shanti cum suis (met de haren, niet met de zijnen en ook niet met de zwijnen)! Wordt gaaf! Pepernoten zijn ook leuk. Gevulde speculaas, heb ik niemand over gehoord. Mag dus. Vooral in mijn kamer. Ik kom niet op schoot, want je wilt geen hernia, neem ik aan. En die kegel? Welke kegel? En het huiswerk? Laat maar zitten. We doen wel een toetsweek.
Ik ben mezelf weer aan elkaar aan het lijmen. Dat komt zo. Ik was gisteren nogal verdeeld. Niet zo verdeeld als de DSA, maar toch behoorlijk uit elkaar gerukt. Was ik met wilde spelletjes bezig geweest? Nou, niet de spelletjes waar jij nu aan denkt.
Ik had wat inhalertjes. Nee, niet van die astma-apparaatjes. Leerlingen die een proefvertaling in moest halen. Twee stuks. De een in het ene lokaal, 117, de ander in het andere, 116. Telefoontjes en smartwatches ingeleverd en in mijn laatje gelegd, klaar voor onderhandse verkoop. Daar bevonden zich mijn strenge ogen.
Er waren ook nog twee wiskunde-inhaalsters. Eentje op mijn kamer, de ander in weer een andere ruimte. Wiskunde is niet mijn vak, dus daar was ik puur mentaal. Ik kon, met mijzelf in hapklare brokken opgedeeld, gerust naar mijn schakertjes kijken in 113. Zeven rondjes online snelschaken, dus ik kon ze best alleen laten. Ook een stukje van mezelf daar achtergelaten, mijn inspirerende geest zeg maar.
Maar toen kwamen er ook nog twee strafklanten. Spijbelaartjes. Nooit na hoeven komen en inmiddels in klas 6 maar eens aan het spijbelen geslagen. Ze wilden ook wel eens meemaken hoe dat nou was, vrijdagmiddag het 9e. Hoe ik ter plekke een opsteltitel verzin. Voor 6 kantjes, want ze schrijven nogal groot. De een mocht naar believen schrijven over een collega economie en die vroeg na een kwartier al "Meer papier, meneer! Meer!" En de ander gaf ik de opdracht - lekker is dat toch, orders geven - over waar hij dacht dat hij twintig jaar na nu zou staan, maatschappelijk gezien. Ik denk dat ie 'docent economie' heeft opgeschreven. Maar goed, mijn harde hand paste daar dus op.
Uiteindelijk liep ik naar huis, want er moest eten in. Pasta. Mjammie.
En nu moet ik dus weer in elkaar gepast worden. Ik was een legpuzzel, maar nu gaat het weer.
Soms sta je met een collega te praten en dan zegt hij/zij iets, waarvan ik denk: "Ja, daar ben ik wel wat jaloers op". De ene keer gaat dat over een dagje verlof de volgende dag. Een andere keer over een heel fijne les vol autonome leerlingen. Soms meldt iemand mij langs de neus weg dat het pensioen nog maar 3 maanden ver weg is. Iemand krijgt wel eens een nieuwe baan. Nou, dan krijg ik echt jeuk op allerlei onparlementaire plekken. Vandaag trok ik wit weg toen een gewaardeerde collega - alsof ik ook niet gewaardeerde collega's heb - mij vertelde dat hij zich uiterst verdienstelijk had gemaakt voor de school, let wel, zónder dat hem dat gevraagd was. Daar was sprake geweest van hart voor de school, hart voor de leerlingen, hart voor de collega's, hart voor het werk. Of, zoals hij zelf pleegt te zeggen "Hard voor weinig, nooit chagrijnig". Afgezien van het feit dat dit hard met een -d is en niet met een -t, rijmt het wel raak (let op de alliteratie). Ik vind er trouwens ook wel een ellips in zitten. Zeg nou zelf: "Hard werken voor weinig poen, en toch ben ik nooit chagrijnig" klinkt voor geen meter. Ik denk dat ik maar eens een voorbeeld ga nemen aan deze collega. Ik ben hem nu al eerder dankbaar. Ik denk dat hij nou hoopt dat ik ooit ergens rector word en dat ie met me mee kan. Nou, die kans is super klein. Maar áls ....
Iedereen weet dat ik mij multifunctioneel gedraag en dat ik dus tijdens het beantwoorden van mailtjes ook papiertjes laat invullen, boterhammen eet, lessen voorbereid, nieuw materiaal ontwerp, pijltjes gooi, converseer over schoolse zaken en keuvel over het weekend. Ik zit dus ook af en toe naar de chats en activiteiten in Teams te koekeloeren en gisteren viel het mij ineens op dat een collega mij hard nodig had. Een man hoor. Je kunt niet alles hebben.
Goed, hij wilde dat ik even een student ging ontzetten die in een lokaal de online les klaar had gezet voor een groep vijfdeklassers. De collega zat thuis, de klas in het lokaal en de arme student kreeg ze niet rustig.
Ik liep dus ff langs en schielijk werd doorgefluisterd dat ik in aantocht was. Niet per stoomboot, niet op een paard, niet vergezeld van iemand, nee gewoon ik stond in de deuropening. Iedereen viel stil en deed alsof ie oplette. De collega thuis schrok van de oorverdovende stilte (een oxymoron, voor wie dat altijd al heeft willen weten). Eindelijk iedereen stil. Doel bereikt. Ik had dus ook weer rechtsomkeer kunnen maken. Maar nee. Eén arm meiske zat voorovergebogen, met haar ogen gericht op haar schoot. Ik spotte haar meteen. De rest keek heilig, haar ogen waren heel ergens anders. Die anderen zochten me met hun ogen en leken me uit te nodigen eens te proberen hoe dicht ik in haar buurt kon komen, voordat ze haar speeltje weg deed. Ik stapte behoedzaam binnen. Geen reactie bij haar. Ik sloop als een reuze katachtige op mijn charmante bordeelsluipers naar het digibord. De collega zag mij. Ik hem ook. Ik maakte een kwartslag naar links (niet lynx dus hè). Ik stapte langs tafeltjes, waaraan klasgenootjes meesmuilend begonnen te kijken. De prijs was bijna binnen. Ik stopte voor haar tafeltje. Ze had niets door. Er werd besmuikt gelachen. Niets. Ik stak mijn hand uit. Zo van, leg hem hier maar in, dat mobieltje van je. Pas doordat ik mijn goedige knuist tot vlak onder haar kin bracht haalde ik haar uit haar opperste concentratie. Ze gaf haar speeltje aan mij. Verslagen.
En toen las ik hardop voor wat ze net aan haar vriendje gewhatsappt had. Nee joh! Natuurlijk niet! Ik was een katachtige, weet je nog? Die kunnen helemaal niet lezen!
Weinig meegekregen van vrijdag de dertiende. Vroeger meed ik nogal eens een zwarte kat. Tegenwoordig aai ik hem voor ik de deur uit ga. Vroeger klapte ik vast mijn paraplu in de gang uit om te voorkomen dat ik als een veertje de lucht in geblazen werd. Deed ik afgelopen week echt pas buiten. Maar ja, toen regende het weer niet. Twee dagen eerder had ik expres een bord uit mijn handen laten vallen, maar ja. Het ging niet kapot. Toen had ik alert moeten zijn dus. Ach, ongeluk is persoonlijk.
Ik zie dat ook aan de schaapjes op mijn school. Voor de een is het niet doorgaan van een les echt dikke pech. Dat weet ik zeker want ik ben niet op berichten uit sociale media afgegaan, maar ik heb met alle drie gesproken. Gewoon, in de hal, op anderhalve meter. Voor de ander is het een mogelijkheid huiswerk te doen, om energie te steken in de eigen zaak, om een romantisch afspraakje te maken in de bezemkast naast lokaal 101. Weer een ander grijpt de vrijgekomen tijd aan om het van huis meegebrachte eten te consumeren en er zullen er ook een paar zijn die al gamend vegeteren. Maar de nieuwste mode is toch wel het laten bezorgen van eten. Gewoon, omdat het kan. De door moeders zorgvuldig in plastic of aluminiumfolie of broodtrommel ingepakte boterhammen met kaas en hagelslag belanden met een sierlijke boog in de prullenbak, wat op zichzelf een wat actievere game is. Vervolgens laat men bezorgers pizza brengen, friet, dönerkebab, zodat de hele school extra meurt. Ja zelf sushi ontkomt niet aan de vreetmanie van de jongeren. Een enkeling reageert op mijn verbazing, dichtgehouden neus en kritische vraag of dat nou echt nodig was, dat bezorgen, met een triomfantelijk lachje. Nee, meneer, dat ziet u toch niet goed - ze zijn welbespraakt hè - het is namelijk zo dat Pietje dat zelf is gaan halen. Heeft ie toch nog wat beweging.
Maar pech is dus persoonlijk.
Afgelopen vrijdag hebben twee schaakteams van onze school meegedaan aan de online kwalificatie voor de finaleronde in januari 2021. U weet dat ons team uit klas 1 en 2 toen tweede werd van Nederland. Toch? Niet? Dan heeft u iets gemist, hoor!
Ik zal in onderstaande tekst bij de namen alleen de voornaam noemen.
Christiaan mocht vorig jaar spelen in het team van de eerste twee leerjaren van het VO, maar omdat hij inmiddels via een blitzcarrière in de vierde zit, mocht hij niet meer in dat team spelen. Hij verzamelde op het laatste moment nog 4 andere vierdeklassers om zich heen en kwalificeerde zich met dat team al meteen voor de finaleronde. Ze speelden hun wedstrijden vanuit huis. Hulde aan kopman Christiaan (7 uit 7), Isa (5½ uit 7), Thomas (3 uit 7), Tom (score niet bekend) en Dennis (score niet bekend)! Het team dat vorig jaar tweede werd had in plaats van Christiaan nu Kristel in de gelederen. Samen met Louis, Dana en Joshua werd zij derde. Dat betekent geen directe kwalificatie, maar in de volgende ronde op 20 november moet en kan die kwalificatie alsnog gerealiseerd worden. 18 punten werden er behaald uit in totaal 28 online partijtjes van 3 minuten (met 3 seconden extra per gespeelde zet). Dana was de absolute topvrouw met 7 uit 7. Louis behaalde 5 uit 7, Joshua 4 uit 7 en Kristel 2 uit 7. De vier teamleden speelden hun wedstrijden gezamenlijk vanuit school.
Het was voor ondergetekende als teamleider geweldig erbij te zijn, afgelopen vrijdag in lokaal 113. Bij het 'normale' schaken heerst er een plechtige stilte. Er is hooguit licht gefluister. Zodra een omstander door spraak, mimiek, schoenengeschuifel, nies, kuch, koffielepeltje, wijzen, zuchten, meewarige blik, benengewiebel, knarsende tanden of ander geluid een in concentratie verzonken speler irriteert volgt een felle en verontwaardigde blik: als ik deze partij verlies ligt het aan jou! En wij gaan elkaar nog tegenkomen, ja! Dat idee. Maar online hoef je je niet aan dat soort beleefdheidsregels te houden. Bij echte schaaktoernooien zie je saaie mensen die in sjofele kleding vaag kijkend, bijna wereldvreemd rondstruinen en in de wc hun van huis mee gebrachte boterhammen opeten om te voorkomen dat ze een hapje of een drankje moeten kopen in de toernooizaal. Online, in de betrekkelijke anonimiteit, vinden dezelfde schakers het aardig elkaar zoveel mogelijk te dissen. Uiterst welbespraakt af en toe. Af en toe ja. Laten we zeggen dat ik, achter de schermen, volop mee heb mogen genieten van de vaardigheden van mijn schakertjes, ook op schaaktechnisch gebied. Hier en daar wat te veel afleiding zorgde voor een paar slordigheidjes. En waar ik vroeger twee dagen lang enorm de pee in had als ik een partij verloren had, verwerkten Louis, Kristel en Joshua lachend hun foutjes, al dan niet veroorzaakt door de gebakken leveropening (term van Joshua). En Dana? Dana verloor niks, won alles en zal hooguit eens gebaald hebben als haar tegenstander niet snel genoeg een fout maakte. Maar aan haar gezicht was dat in ieder geval nooit af te lezen. Blij verlieten mijn spelers, na 's ochtends nog een toets te hebben gemaakt en dus speciaal voor het schaken eind van de middag teruggekeerd te zijn, slalommend tussen alle schoonmakers de school. Op de fiets naar huis, of opgehaald door papa of opa. Ik kan niet wachten tot 20 november.
Zo mensen, jullie gaan even lekker een tekstje vertalen en ik ga mijn lessen voorbereiden. Hier hebben jullie een briljante passage uit het briljante werk van de briljante advocaat Cicero. Ze kijken verlekkerd, want wie wil dat nou niet, Latijnse zinnen tot in de details weergeven in, zoals ik dat maar noem, acceptabel Nederlands? Tijdens het voorbereiden van mijn lessen - ha ha, ook proefvertalingen! - kijk ik snel even op NOS.nl naar de berichtgeving omtrent de verkiezingen in de DSA (Divided States of America). Ze zien me kijken op mijn Surface. De jongens met een blik van 'Goh, hij is ook maar gewoon een man' en de meisjes "Kijk hem nou eens lol hebben, die arme ouwe bok'. En dan kijken ze weer op hun papier en lach ik. In mijn vuistje. Ik kijk jouw werk straks als eerste na, jongetje.
Ik was eigenlijk al meteen vergeten wat ik met deze titel wilde. Slecht teken, ik weet het. Maar ik nam een glaasje warme melk, ging even op de bank zitten, concentreerde me even met mijn ogen dicht en toen schoot het mij weer te binnen. Gaat de wereld nou ineens zo snel of ben ik in een paar weken zo traag geworden? Vorig jaar kon ik prima mee en dacht ik nog sneller dan menigeen. Deze laatste 8 weken verbaas ik mij over mezelf. Ik bleek gisteren ineens op de site mijnpensioenpuntnl te surfen. Zo zat ik Cicero voor te bereiden, zo zat ik mijn toekomst voor te bereiden. Echt bizar.
De wereld versnelt. Ik heb dat gevoel weleens als er verkopers aan de deur komen. Zo van die snelle jongens, keurig in het net te krappe pak gehesen, vlotte babbel, met hun haren stijlvol opzij gekamd, pondje gel erin en maar glibberen die gasten. En die komen je dan een nieuw energiecontract aanbieden. 'Goedenavond meneer Van Hoon! Alles goed met u? Zou ik u eens een brutale vraag mogen stellen?' 'Nee, ik zit te eten. Fijne avond'. Hup, iPad erbij, maar even later toch maar weer op pad. Of van die verkopers van een auto. Dan ga je met je oude barreltje naar een garage voor winterbanden en dan staan ze daar hoor: 'jaaa, dat is een mooie wagen, niet? U mag best een proefritje maken, hoor! Ha ha.' En dat ratelt dan maar door. Vroeger werd ik geregeld sufgeluld door iemand, dus ik weet op zich wel wat het is. Dan trok ik me terug, pakte een paar kussens en deed die tegen mijn hoofd. Heerlijk warm bovendien. En wat een rust! Gezapige rust in mijn hoofd. Prima. Echt prima. Helemaal prima. Zóóó prima. 'Dus maar stamppot eten dan vanavond?' De vraag kwam van een parallelle wereld, zo leek het. Ik opende mijn ogen weer, keek in het verbaasde gezicht van mijn vrouw en zei 'Ja hoor, het ging even te snel voor mij. Kleine middagpony. Stamppot is prima. Helemaal prima.'
Vandaag is school weer begonnen. Nou, dat was meteen te merken. Het eerste halfuur had ik al een twintigtal gesprekken. En net toen ik zat bij te komen ving ik geheel toevallig een gesprek op waarvan ik dacht: hee, die willen graag in mijn blog op superlatijn komen. Ik was, als gevolg van die eerdere gesprekken, niet helemaal fris meer, maar ik ving wat termen op. En met behulp van die fragmentarische herinnering dacht ik eind van de middag het verhaaltje compleet te hebben. Mislukt. Te vaag. Ik had op een of ander vodje wat aantekeningen gemaakt. Karel V opgeschreven, KMA, brug, 100 jaar oud, te klein, te groot, knie, Douglas, Utrecht, 3 jaar, week later, huis. And the rest is a blur. Ik kon er geen chocola meer van maken. Had ik wel gewild, want ik vind chocola erg lekker. Te lekker eigenlijk.
Ik weet wel dat ik aan vroeger moest denken. Leiden, militaire dienstplicht, samenwonen, Meatloaf, Maully, Chandra, bankstel, Haarlemmerstraat, spartelbak, 1982, blij konijn en Henkie Rijneveld. En ook daar is the rest a blur. En nou houd ik erover op. Beloofd. Hand op het hart. Ik zweer het je. Beloofd is beloofd, en mij kun je vertrouwen, globaal.
Morgen maar veertig gesprekken en gelukkig lekker ook les. Komt helemaal goed.
Sta ik eens een keer zondags om half 9 op, blijkt het half 8 te zijn. Geen geintje, uurtje extra. Ik denk natuurlijk niet meteen aan mezelf (wel snel), maar aan school! Morgen staan de vroegmeldschaapjes om 7.45 uur voor de deur. In het donker, vlak naast de schaarsverlichte teststraat. Lijkt wel een rosse buurt joh. Allemaal langsrijdende auto's met mensen erin die snel geholpen - wij zeiden altijd afgewerkt - worden. Hup, dingetje er in en maar hopen dat de test negatief is. Alleen die uniformen zien er toch anders uit dan vroeger. Wat degelijker zeg maar. Hoe ik dat weet? Lezen jullie nooit boeken? Kijken jullie nooit documentaires?
Goed, die vroegmelders. Sja, wij komen pas over een uurtje noteren dat je geweest bent hoor. Ga maar ff klaverjassen of zo. Klaver watte? Jassen! Die dingen die je tegenwoordig aan mag houden tijdens de les. O.
Ik ga straks maar eens alle klokken in huis een uurtje terug zetten. Gelukkig hebben we ook nog klokken met wijzers die je kunt bewegen met je vingers. Maar er zijn ook digitale klokken en elke digitale klok heeft zijn eigen aanwijzingen. Daar ga ik me straks een uurtje of wat mee bezig houden. Toch niks te doen. Sja, de schoolmail werkt niet. Dus kan ik ook geen schoolwerk doen.
Hee hallo! We hebben nog vakantie, maar we mogen weer naar school! Hoera! Ik ga er wat van maken, die acht weken tot aan de kerstvakantie! Ik ben er helemaal klaar voor hoor! Laat maar komen die lessen, die leerlingen, die collega's! Acht weken? Gokkernolle! Acht weken zenuwen dus of ik besmet raak of niet. Of ik de dampende leerlingen wel anderhalve meter van me af kan houden. Of ik wel mondkapjes genoeg heb. Of ik mijn handen wel tachtig keer per dag kan wassen. Of mijn collega's wel gezond blijven. Of mijn leerlingen wel thuis kunnen werken. Of de school open blijft. Of ik keelpijn krijg, moet hoesten, koorts heb, nog wel met mijn enorme gok nasi kan ruiken en de, vooral 's ochtends, broodnodige luchtverfrisser in de plee. Of mijn lessen gewoon fysiek gegeven kunnen blijven worden. Hoe het met de baby's van vakcollega's gaat. Of er wel gewoon toetsen komen, een toetsweek, een eindexamen, examenfeesten, een ouderwetse diploma-uitreiking. En hoe zit het met een vaccin? Met een medicijn? Blijft de zorg overeind? Hoe gaat het met de aantallen besmettingen? Gaan die omlaag of blijf ik elke dag een half uur stil op mijn stoel zitten treuren over de gigantische aantallen ziekenhuisbedden, IC-opnames of sterfgevallen?
Sommige mensen denken al na over een gezellige kerst. Ik moet eerst de kerst maar eens zien te halen. Tja, 60 geworden. Wat dat betreft voel ik me soms net een kalkoen. Die kunnen ook zo treurig kijken.
Ben ik dan een negativo? Dan is de titel van deze blog verkeerd. Ach, daar kan ik mee leven. Jippie, vakantie voorbij, jippie weer naar school. Hoi.
Ik kom niet meer bij! Haha, nee hoor. Ik ga juist bijkomen. Thuis. Van alle emoties van de laatste tijd. Hard gewerkt, en de leerlingen nog harder. Ons werk wordt uitermate gewaardeerd natuurlijk. Wij hebben een vitaal beroep, zo zegt men. Ik denk dat dat wel meevalt, maar ach, heerlijk als je vitaal bent. Letterlijk heerlijk. Om de 9 dagen goed door te komen mochten wij op school een kleine attentie tegemoet zien. Zelf dachten wij dat het een headsetje zou zijn, om ons hybride onderwijs te promoten. Iemand anders dacht aan een vloeibare versnapering, te weten volle melk. Zelf vermoedde ik dat we een gratis update van Teams zouden mogen ontvangen. Een Toyota Prius leek me op zich wel duurzaam, maar weinig waarschijnlijk. Uiteindelijk bleek het een kilo chocola van een topmerk te zijn. Even wachten hoor, ik word gebeld. Ja? Met Marc ja. Zeker! Johan de Witt, klopt. Chocolaatjes? Ja, gisteren meegenomen ja. Eentje? O. Nu zijn er 7 collega’s zonder? Ai. Dat is niet zo’n leuke actie van mij dan. Sja. Excuus. Ehm, nee. Ze zijn al op. Hee, jij ook een hele fijne vakantie hoor!
Zo. Iemand van school. Niks bijzonders.
Vandaag was ik aan mijn schoolwerk bezig. Zondag, ik weet het. Sommige mensen doen principieel niks op zondag en het mooie is dat dat gewoon mag. Wanneer ik bezig ben luister ik muziek. Helemaal verslingerd als ik ben aan Irish pubsongs speur ik heel Spotify af op dat genre. Heerlijk. Er is ongetwijfeld veel meer, maar Dropkick Murphys en Flogging Molly (heerlijk, in het Engels klinkt zoiets toch minder pervers), hebben mijn hart toch wel gestolen. Wat zeg ik? Ik betrapte me vanochtend op lekker mee swingen, zoals ik dat houterige, amuzikaal mee bewegen van mij, toch durfde te noemen. Ja ja, in de studeerkamer zette ik tijdens Elma's bezoek aan haar ouders de boel aardig op stelten. De achterburen zagen me, schrokken zich het leplazerus maar knikten minzaam naar me: goed bezig buurman. Wij lopen wel even een blokje om, is wat minder confronterend. Even later aan de voorkant wat kindertjes die een wipkip aan het testen waren op buigzaamheid. Ze zagen me, wezen gniffelend naar me: kijk die man nou eens doen alsof ie twintig is!
Nou goed, dat heb ik ook weer doorstaan. Heb wel spierpijn trouwens. Zo tijd voor de zondagmiddagborrel. Bij de nootjes, gevulde paprikaatjes en rolletjes ham met kaas erin staat een fors glas met drank klaar. MELK, Anke-Thea, melk. Mijn heerlijke witte vocht. O jee, wat klinkt deze weer vreselijk verkeerd.
Laat maar, ik drink wel wijn deze keer.
Tja, het moest er een keer van komen. Ik was de onzekerheid een beetje beu. Ik mocht op een paar sollicitatiegesprekken komen. En was het een uitdaging voor me? Best wel ja. Ik had me goed voorbereid op lastige vragen. Maar ik sloeg me er manmoedig doorheen, al zeg ik het zelf. Aan het eind van de gesprekken werd mij gevraagd of ik nog vragen had. Weinig vragen. Ik was té geïmponeerd. Misschien ook door de omgeving. Een mooie, zeg maar gerust karakteristieke conrectorskamer, gelegen aan de zijkant van een mooi gebouw.
Nu ik dit zo teruglees kan ik me voorstellen dat mensen in shock zijn. Mooi zo. Ik had ook kunnen vertellen dat we, met al die zwangerschappen binnen de sectie - ik niet hoor, al heb ik wel een vergelijkbaar postuur - dringend een nieuwe collega nodig hadden. En omdat ik sectievoorzitter ben mocht ik op de kamer van Rinke, en ook samen met Rinke, sollicitanten ontvangen. Ik stelde allerlei listige vragen, maar het haalde niets uit. Rinke stelde ook irritante vragen. Ik ga me daar als ik het echt niet meer naar mijn zin heb eens op voorbereiden. Wat denk ik dat mensen die mij kennen over mij zeggen, stel dat een sollicitatiecommissie in hun mening geïnteresseerd is? Jemig de pemig. Wat zullen mensen over mij zeggen? Ik hoop dat ze een beetje positief zullen zijn. Hoe dan ook, eind van de middag hadden we een nieuwe collega.
En ja, misschien had ik duidelijker kunnen zijn, in het begin. Helaas, geen feest omdat El Hono van JDW vertrekt. Feest? O ja, Jan is vandaag jarig. Gefeliciteerd Jan!
Na dierendag is het altijd lerarendag. Op 5 oktober worden leraren in het zonnetje gezet. Op 4 oktober krijgt mijn kat extra lekker voer en op 5 oktober krijg ik gebak. En daar zijn Melas en ik dan tevreden mee. Het treft ook wel dat hij niet zo van Brokking houdt en ik niet zo van kattenvoer. Er lijkt in de wereld toch nog nagedacht te worden.
Alle leerlingen zijn aardig tegen ons en alle collega's ook. Ja, die weten wat je als leraar op zo'n dag ervaart.
Ik ben blij dat ik leraar ben. Tegen leraren wordt opgekeken, nog steeds. Dat is goed voor mijn ego. We hebben een vitaal beroep, zegt men, en dus mogen wij bijvoorbeeld eerder op corona getest worden dan anderen.
Ik zou nu een wijze spreuk willen bedenken. Zeg maar zoiets als "Een leraar heb je voor even, zijn les voor het hele leven.", maar dan krijg ik weer een verzoek of ik dat in het Latijn kan vertalen voor weer een nieuwe tattoo op de kuit. Dus laat maar.
Ik feliciteer mezelf en neem er nog maar eentje, zo'n gebakje. O nee, ik heb er al eentje op. Of waren het er nu twee?
Het is vandaag dierendag 2020. Melas wordt extra aangehaald vandaag. Wij docenten hebben dan toch wel eens een afwijkend idee bij het verwennen van ons huisdier. Ik had zelf gedacht hem een extra leuke proefvertaling te geven. Mijn vrouw heeft dat soort dingen beter door: hij was vannacht buiten geweest. Met dat noodweer ja. Nou, en toen mocht ie vanochtend binnen. Toch sympathiek?
En toen kwam ook in haar de docent naar boven. Niets menselijks is de mens vreemd. Het dier liep meteen naar de keukenla met de lekkere hapjes, maar hij moest eerst zijn bakje droogvoer leeg eten. Leuk om dat koppie dan te zien toen hij tegen heug en meug die droge zooi naar binnen werkte. Ja, laat eens zien, zei ik tegen hem, toen hij niet meer kauwde. Hij gaapte op zijn kats, en ja hoor, niks te zien. Oké, jij je lekkere kattenhapje. Een gistsnoepje normaal gesproken, maar vandaag twee. En een reepje vlees, nepvlees waarschijnlijk want hij keek bedenkelijk. Hij ging op zijn achterste pootjes staan om de heerlijkheid in ontvangst te nemen. Nou, al ging ie op zijn achterste poten staan, hij wachtte maar even tot ik klaar was met ontbijten hoor. Nee hoor. Zo stuurs en zuur zijn wij nog niet geworden. We aaiden hem over zijn bolletje. En we stuurden hem weer naar buiten. Ga maar een muis vangen, Melas. Mag je die zelf aan flarden trekken en half opeten. Wij ruimen morgenochtend het meurende restantje wel weer op. Komt goed uit. Dinsdag groene bak. Fijne dierendag!
Gisterenavond waren we op bezoek bij een oud-leerling van mij en zijn vriendin. De man is inmiddels bijna 44 en we hebben weer heel wat verhalen van vroeger opgehaald. Een van de geplande acties was een partijtje darten. Toen zij hun nieuwe huis gekocht hadden was er een inwijdingsfeest en vlak daarna vond er een ingrijpende verbouwing plaats. Er hing toen, in alle drukte van bezoekers - toen kon dat nog - een dartbord aan de muur en ik smeet daar wat pijltjes heen die avond. Gewoon om al zijn jaargenoten te laten zien dat ik naast het lesgeven nog andere hobby's in mijn leven had. Of dat ik als ouwe lul ook nog gewoon een kroegensport kon bedrijven. U bent toch meneer De Hoon? Ehm, ja. Dart u? Ehm, nou ja. Dit zijn pijltjes, dat is een dartbord en ik gooi ze met enige precisie die kant op ja. Als jij dat darten noemt, prima. Leuk, meneer. Hoe oefent u? Nou, gewoon. Op school. Op mijn kamer. Ik heb toen ik mijn kamer mocht inrichten eerst de plaats van het dartbord bepaald en daarna het bureau en de stoelen neergezet. Die paar andere plaatjes heb ik verder op de muren rond het dartbord gepositioneerd. Daar oefen ik. Haha, meneer De Hoon. Dan hangt u zeker foto's van collega's over de bullseye heen? Nee, van leerlingen. O. nou, fijne avond, meneer De Hoon. Leuk u weer eens te zien.
We spraken destijds af, dat wij, als hun huis de verbouwing overleefd had, op de koffie (het werd uiteindelijk koffie én ouzo) zouden komen en dan een potje zouden darten. Zo gezegd, zo gedaan. Ik haalde op school mijn pijltjes uit de foto's van leerlingen en nam ze mee naar RJ.
Boven, in hun rommelkamertje, hing het dartbord. Beetje ingooien, bullen en een papiertje erbij om de score bij te houden. Hij wilde 301 spelen en ach, hij was de gastheer. Niks dubbel in, dubbel uit, gewoon 301 en zo snel mogelijk naar 0. Hij kon het goed. Ik stond in een kwartier met 3-0 achter. Hij dacht dat hij er was. Ik won ook een leg (zo heet dat bij darten). 3-1. Ik won er nog een. 3-2. oké, zei hij. We doen er nog twee, want anders is het niet zo gezellig voor de dames beneden. Ik heb beet, dacht ik toen. En ja hoor, 3-3. De uitkomst laat zich raden. Ik toonde me een slechte gast, dat wel. Daarna werd het toch nog reuze gezellig beneden. Over darten hebben we het niet meer gehad, wel over school. En over schaken. En over onze ouders. En over COVID. Enfin, de ouzo verzachtte een hoop.
Rode oortjes krijg ik er niet van nee. Tenminste, ik hoop van niet. Afgelopen week ben ik weer een stukje handiger geworden op het hybride vlak. Leg uit, Van Hoon. Nou, als de leerlingen allemaal in mijn les zitten, dan zit er niemand thuis die mijn les de moeite waard vindt. Ouders niet meegeteld. Maar als er een paar thuis zijn, dan moeten ze mijn les via Teams kunnen volgen. Dan heb je er een stuk of 26 in de les en 4 die dan thuis op bed, op de plee of achter de ruime desk van mams of paps Latijn zitten te doen. Dat is hybride lesgeven.
Als er leerlingen thuis mee doen, is het wel handig als ze alles kunnen horen wat ik zeg. Dat lukt, ondanks mijn forse stemgeluid, niet altijd omdat ik me in mijn belijnde gebiedje in het lokaal ook ook wel eens weg beweeg van mijn Surface (dat is mijn Windows tablet, zeg maar ff voor het gemak). Als ik dan met mijn vinger - ja ja, wijsvinger hoor - ga wijzen naar woordjes en zinsdelen op het digibord zien ze dat natuurlijk niet. Dus ik bedien mijn PowerPointje nu vanaf mijn bureau. Dan zet ik een laserpointer aan of een pen en dan krabbel ik vanaf daar op het digibord. Op het veel grotere digibord schrijven is natuurlijk veel gemakkelijker. Dûh. Zeiden ze van de week pas, mijn lieve schaapjes.
Maar als ik dan vragen krijgen van de thuiswerkers hoor ik die niet en zie ik die niet. Teams is reuze handig, maar de ontwikkelaars hebben niet de mogelijkheid gecreëerd om tegelijkertijd een PowerPoint te 'delen' en het chatvenster open te hebben.
En hoe kom ik nou bij die titel 'oortjes'? Wel, ik heb mijzelf bluetooth oortjes aangeschaft. Nou ja, het ding gaat maar om één oor heen, las ik. Ik had nog een cadeaukaart liggen van een of ander online bedrijf voor het aankopen van boeken. Dat deden ze vroeger althans, boeken verkopen. Nu verkopen ze ook computers, magnetrons, grasmaaiers, hippe vibrators, partytenten, F16's en ik zag laatst Messi staan. Actie. Twee voor de prijs van één. En nog veel meer. En boeken dus. Mijn oortjes komen morgen in de loop van de dag in de brievenbus. En dan kan ik ze gaan testen. Ik zie ernaar uit. O nee, ik hoor ernaar uit.
Voor wie in de bovenbouw van mijn schooltje Latijn en Grieks een beetje adequaat wil doen is een woordenboek onmisbaar. Die woordenboeken worden evenwel niet super vaak gebruikt bij het maken van huiswerk. Ehm, huiswerk? Wazda? Dat idee. Sommige woordenboeken krijg ik, na mijn smeekbede om woordenboeken na het behalen van het diploma, in volstrekt gave toestand aangeleverd. Gratis. Met de verpakkingsfolie er soms nog omheen.
Van de week kreeg ik mijn leerlingen, met name de zwakkere broeders en zusters, zover dat ze spontaan het woordenboek open sloegen en aan het zoeken gingen. Wat had ik gezegd?
Ik had uitgelegd dat eerste of tweede corrector zijn bij het examen niet altijd irritant was, maar ook wel eens kei geinig. Huh? Ik vroeg of ze de term 'cum suis' kenden. Mwah, een paar. Dus ik geef een voorbeeld: 'De generaal trok cum suis de stad binnen.' Nee. Lukte niet. Oké, dan maar actueel worden. 'Baudet cum suis houdt van pseudogeleerde uitdrukkingen.' Hier en daar een lichtpuntje. Oplossing: met de zijnen, met zijn aanhangers. Oké. Maar als je dat zelfstandig gebruikte bezittelijk voornaamwoord niet kent, ga je zoeken in het woordenboek. En dan vind je, bij onzorgvuldig kijken, sus, genitivus suis. Varken, zwijn betekent dat. Nou ja, om vertalingen als 'De generaal trok met zijn zwijnen de stad binnen.' moeten wij toch wel gniffelen. Huilen van het lachen, als u het echt wilt weten. De anekdote met het Latijnse woord simus, de coniunctivus praesens van esse, houdt u te goed.
Ik bouwde door wat zwijgen de spanning even op. Ik zeg: wie het PFA van esse niet leert en dus niet kent, gaat zoeken. In het woordenboek. Ze keken me geamuseerd aan. De F, daarachter een u, dan een t. En dan komen er betekenissen, die je toen je je woordenboek kreeg niet kon vinden. Woorden als vagina en penis. oei, oei, oei. Nou, alle woordenboeken gingen meteen open en er werd driftig, ik zou bijna zeggen geil gebladerd. En ja hoor, de eersten hadden gevonden wat ik bedoelde. Besmuikte lachjes van de dames, ongelovige blikken van de heren.
Zo, en nu jullie. Vermoed ik althans.
Kijk, ik geef formeel wel Latijn in de 5e en 6e, maar ik probeer ook nog een hoop andere informatie, algemene kennis en zo, te slijten. Of taalkennis. Ik daagde mijn leerlingen van de week na een vermoeiende les uit om wat woorden te spellen. Eczeem ging goed, liniaal ook, maar bij consciëntieus ging het mis. Maar ze waren opeens enthousiast. Dat viel me nog op.
Zo kom ik ook wel eens op het verschil uit tussen overgankelijke werkwoorden en onovergankelijke werkwoorden. Jullie weten natuurlijk allemaal, taalfreakjes van me, wat ik bedoel. Achter 'ik vermoord' moet een lijdend voorwerp komen. Achter 'de plant groeit' niet. Nou ja, het is weekend, dus ik maak het niet te bont.
Wat zag ik nou vanochtend in de Volkskrant? Een overgankelijk werkwoord, dat door een Amsterdamse notabele gebruikt werd alsof het een onovergankelijk werkwoord was. Dat onovergankelijke werkwoord bestaat wel, maar met een andere betekenis dan de notabele heeft bedoeld. Zij had het over de BLM-demonstratie op de Dam enige weken geleden. Of voor mijn part over wiskunde.
Kijk, dat vind ik nou grappig. Een overledene die tegen zijn nabestaanden zegt: 'Jongens, spijt me geweldig, maar ik heb besloten niet te ontbinden. Daar sta ik volledig achter.'
Mijn weekend is weer goed.
Vroeger was ik jarig op 25 juli. Dat is nog steeds zo, maar tegenwoordig ben ik in de gelukkige omstandigheid - het is maar hoe je het ziet althans - dat ik het ouder worden kan vieren. Dank aan corona en dank aan Maarten. Corona zorgde ervoor dat ik niet afreisde naar Italië, maar naar Hilvarenbeek. Daar kon ik in de Beekse Bergen samen met mijn familie vieren dat ik 60 werd. En Maarten is 15 augustus jarig. Dat was ff knokken met de katholieke kerk want Maria-Tenhemelopneming is op dezelfde dag. Meester Maarten zorgt er al wat jaren voor dat we samen onze respectievelijke verjaardagen vieren. Na de schoolvakantie, met een borreltje op een leuk Dordts terrasje. Zijn idee. Prima idee zelfs. Ik ben niet zo'n ideeënman. Tenzij het om eten gaat. Opeten. Niet koken.
Zo togen Maarten en ik afgelopen woensdag naar een plaatselijke, Italiaans aandoende horecatent met een fiks terras op een plein dat naar een Dordtse schilder uit de achttiende eeuw genoemd is. Luca op het Scheffersplein noemen zou sluikreclame zijn en daar waag ik mij niet aan. We wilden daar afspreken dat we twee dagen later met een groepje collega's zouden komen borrelen. Hoeveel mensen we verwachtten. Ehm, sja. Hij geeft wiskunde, ik Latijn, dus ik liet hem eerst aan het woord. Vijftien man. Ja, sprak ik guitig en olijk tegelijkertijd, daar kwam ik ook op uit.
Twee dagen later, prachtig weer, vijftien gasten op de borrel. Krek vijftien. Het was reuze gezellig. De ene na de ander goudgele pretcilinder klokte door de kelen. IJwit, Jupiler 0.0, Leffe blond, Karmeliet Triple, Goose Island IPA en zelfs een Radler 2.0 zag ik verdwijnen. Zelf hield ik het vanwege de feestelijke entourage niet bij een melkje 60.0 maar waagde ik mij onversaagd aan een Chardonnay. Er werden plankjes met hapjes op tafel gezet, keurig met de groente en de kaas aan de overkant en het vlees aan mijn kant. We werden overstelpt met aandacht, Maarten en ik. We kregen toespraken en vele cadeaus. De cadeaus zelf waren een hint. Wij schijnen nogal van whisky te houden en ook van een mooi glas rode wijn. We wekken ook de indruk dat we nog niet achter de geraniums willen zitten en dus kwamen er andere plantjes op tafel. We komen af en toe raadselachtig over en dus ontving Maarten een Sudoku-boekje en ik een boekje met cryptogrammen. Ik las eerst per ongeluk crypto currency, maar dat was het niet. Maarten en ik houden ook van kaartspelletjes en dat klopt. Dus we werden ook verwend met een gloednieuw deck. Nu nog leren klaverjassen. En of het allemaal nog niet genoeg was kregen we tijdens de feestelijkheden ook nog een weekbericht in onze mail. Wij waren de gelukkigste mensen op aarde.
Toen de zon niet meer boven de daken uit kwam en het wat killer werd kwam er een einde aan een heel gezellige middag, met heel fijne en gewaardeerde collega's. Volgend jaar beginnen we een uurtje eerder, zodat we na de laatste les van een vrijdag niet hoeven wachten. Doen we.
De eerste volle week zat er op. Laat de rest maar komen. Enne .. corona. Weliswaar bedankt, maar verder FY.
Ik ga uit de school klappen. Watsgeburt? Simpel. Ik klapte uit de school gisteren, dat wil zeggen dat ik rond half zes het pand verliet. Ik was ‘s ochtends door de zijingang binnengekomen, en wilde fier door de hoofdingang weg. Ik duw de deur open, met beleid, geheel tegen mijn gewoonte in. Een enorm gekraak boven mij. Even later komt de stevig uitgevoerde deurdranger naar beneden. Ik weet wat ik zeg, want ik kreeg hem tegen mijn hoofd. Kilo of drie, wat hout eraan en twee uitstekende schroeven. Vroeger botste ik wel eens met mijn vader, niet alleen qua mening maar ook wel per ongeluk, koppen tegen elkaar. Goh, placht hij dan te zeggen, wa hedde gij unne arde liter, zeg! Nou, die harde liter kwam me nu van pas. Ik bleef overeind en de deurdranger lag verslagen op de grond.
Sja, als ik nou te duur word voor de school, zeg dat dan gewoon. Bied me een leuke uitkering of zo. Zo’n losse deurdranger is wel erg doorzichtig.
Enfin, ik zat om wat aandacht verlegen, dus ik keek verward. Niet zo moeilijk. Ik strompelde een beetje en onderzocht mijn hand die ik langs mijn ruige haardos had gehaald op bloed. Niks te zien. Maar het was genoeg om een meneer op mij af te laten rennen, mobieltje in de hand en volgens mij 112 aan het bellen. Hij keek bezorgd, maar toen hij vlakbij me was zei hij tegen me: Hé! Meneer De Hoon! En naar de anderen: Hij is het hoor! Oud-leerling. Gaaf hè. Je komt ze overal tegen.
Ik had niets te doen afgelopen week. Dus kon ik rustig contemplerend op mijn bureaustoel achteroverleunen, de ogen sluiten en plannen maken. Mijn gewaardeerde collega had hopelijk niet door dat de oogleden eventjes te zwaar werden. Was maar een uurtje, dus ik vermoed van niet.
Eén van de plannen die ik uitbroedde was het volgende. Wij zijn midden in coronatijd weer begonnen op school en dat is best spannend. De school, nou ja, de schoolleiding met name, heeft zich aan alle kanten voorbereid op onvoorziene scenario's. Overal staan poetsdoekjes, flessen met ontsmettingsspul, en dergelijke en overal is in de bewegwijzering rekening gehouden met de anderhalve-meter-samenleving. Er zijn leraarsvakken, er zijn rood witte linten op de vloer geplakt, de deuren staan te allen tijde open, de ramen ook. En wij medewerkers en leerlingen, allen gebruikers van de ministaat JDW, houden ons ook aan de regels. Dat is even wennen ja. De school is de school niet meer, tegelijkertijd is de school uiterst zorgzaam bezig: je kunt nergens beter vertoeven dan op school. Rekening houden met anderen en nog dingen leren op de koop toe.
En toen dacht ik dat mensen wel zouden willen weten wat zich nou in de praktijk allemaal afspeelt op onze school in coronatijd. Ik zou daar dan een soort van blog van maken. En toen ontrolde zich aan mijn beperkte herseninhoud en volkomen nutteloze gevoel voor humor de term corhoona. Ik ga deze niet uitleggen, oké?
Ik fluit weer als ik op school door de gangen loop. De gangen zijn leeg dan, hè. Je hebt zo een boete te pakken als een paparazzo je betrapt bij het fluiten in gangen met leerlingen erin. Dan verspreid je aerosolen. En dat wil ik niet. Ik heb heel andere ambities.
Nee, ik fluit omdat ik onwijs blij ben. Ik mag weer les geven! Jippie! In mijn lokaal is een terrein afgebakend waar ik mag bivakkeren. Mijn bureau staat er, er staat een prullenbak en ook een papierbak en er hangt een digibord. Nou, wat heb je als leraar nou nog meer nodig? Niks toch? De ramen staan wagenwijd open, de lokaaldeur ook. Dat is om tocht te genereren, zodat de uitgespuugde aerosooltjes naar buiten vliegen, langs iedereen heen. De verwarming is aan, dus echt koud is het nog niet. Het enige probleem van die open lokaaldeur is dat iedereen op de gang kan horen wat ik zeg. Als ik aardig ben tegen mijn schaapjes hoort men het. Als ik onaardig ben, ironisch, onhebbelijk, chagrijnig, narrig, verbeten, teleurgesteld, dan hoort men het ook. Maar ik heb de mazzel dat mijn lokaal in de hoek zit, op de eerste verdieping. Er zijn collega's die hun lokaaldeur dus open moeten houden en die recht tegenover de kamer van de baas les geven. En als die nou de originele opstelling van zijn werkkamer gehandhaafd zou hebben was het allemaal niet zo confronterend. Maar laat ie nou net zijn tafel zo gedraaid hebben dat hij naar zijn kamerdeur kijkt. Die ook open staat. Waartegenover een lokaal is. Waarvan de deur ook open staat. Ach, het is allemaal zo erg niet. Collega in kwestie kan ook de baas een beetje monitoren op die manier. Joh, er is over nagedacht. Duidelijk wel.
En ik? Ik fluit. Ik mag de wei weer in.
Ik heb alle schaapjes weer in de les gehad, en sommigen kijken zelfs verheugd. Waarschijnlijk omdat het het laatste jaar voor ze is. Hopen ze. Ha ha.
Geen EK voetbal dit jaar. Helaas. Het land zal niet oranje kleuren. Snif. Er is wel een oplossing. Veel corona-besmettingen. Kleuren we toch oranje. O nee, dan staan we er alleen maar gekleurd op. Laat maar dan.
Terwijl de regen gestaag neerkomt overpeins ik mijn vakantie. Goed om te doen, zo'n week voordat ik weer aan mag treden op mijn schooltje.
Ik heb echt een vakantiegevoel gehad, laat ik daarmee beginnen. Altijd eerst het goede nieuws brengen. There's always a but. Met één -t. Het was lekker weer. Ik heb uit kunnen slapen. Ik heb de oudheden thuis in de vitrinekast nog eens goed bekeken. We zijn uit eten geweest en we hebben daar, welke keuken ze ook hadden, gewoon lekker Italiaans en Grieks gesproken. Dat is toch wel grappig voor zo'n ober, die je bij onze kalimera, nero krio, parakalo, efcharisto-conversaties ziet denken: Hee, die praatten net nog gewoon Nederlands! We hebben 's ochtends buiten ontbeten, 's avonds wel eens gebarbecued. We zijn wezen fietsen. Naar de PLUS, oké, maar we hadden wel zadelpijn. We hebben tochtjes met de auto gemaakt, behalve toen de band lek was. Sja, wat hebben we allemaal nog meer gedaan, qua vakantiegevoel? O ja, schoolwerk voorbereid, appartement schoonouders leeg geruimd, veel op marktplaats gezet, weinig verkocht, klusjes in de tuin gedaan. Kortom, wij waren goed bezig.
En nu zit ik anderhalve (klotenwoord) week voor school begint allerlei leeuwen en beren te observeren. Ik verheug me op het lesgeven, op de praatjes met leerlingen, op het bijpraten met mijn collega's, op alle nieuwe problemen die zich ongetwijfeld weer gaan voordoen. Heerlijk. Ik vreet ze op. Tenzij ik een mondkapje moet dragen.
Zo, nu lekker tv kijken. TV? Wazda? Soort Netflix maar dan met programma's die je niet zelf mag kiezen. Wel goedkoper. Dat dan weer wel.
Ik weet niet precies welke associaties ik nu oproep door dat woord 'heet'. Maar het gaat niet over de temperatuur. Die is op zich wel hoog, zelfs erg hoog voor mijn gewone doen. Maar ach, in Italië of Griekenland waren we dat soort hitte wel gewend. Vroeger. Toen we nog gingen. Het gaat ook niet over namen, in de zin van hoe iemand 'heet'. Gestolen waar, die we willen verkopen? De smaak van een té gekruid hapje? Mis poes. Allemaal mis. En nee, dat gehucht in Vlaanderen is het ook niet.
Nee, toen ik ooit begon met het maken van een eenvoudige website, had ik iets gefabriceerd. We waren te gast bij Edwin en Véronique in Frankrijk, la douce France, en ik zou daar verder werken aan die premature website. Elma ging lekker lezen in de tuin en ik had wat om handen zo. Ik wist hoe ik een plaatje op die site moest krijgen en ik had ergens een afbeelding van een mij onbekende jonge vrouw vandaan gehaald. De enige tekst die ik daar, bij wijze van proef, in mijn onvolwassen deviaties, bij zette was het woord 'heet'. Veronique kwam niet meer bij. Het ontlokte haar lachsalvo's in de orde van uitbundigheid van 'de vaas'. Insiders weten genoeg.
Inmiddels ben ik geestelijk wat gerijpt, misschien zelfs met 60 overrijp geworden. Ik blijf lekker binnen. Lekker koel daar. En niemand kan mij daar aerosolen in mijn porum blazen. Beetje ventileren, kan nooit kwaad.
De groet'n uut Dordt.
Heerlijk toch, dat u niets te doen heeft! U bent ook al een dagje ouder, heb ik begrepen. Bent u niet al 40? Het is u waarlijk niet aan te zien. Een jonge god, met een nectarbuikje dat wel! U bent geen 40? Excusez-moi! 45 wellicht? Oh, ook niet. Een kwieke vijftiger? Vijftiger wel ja. Nou, toch blijf ik erbij dat u niet gebukt lijkt te gaan onder de jaren. Nee, sowieso niet gebukt nee.
Vijftiger, dûh. Die decade heb ik bijna gehad hoor. Komende zaterdag tik ik de 60 aan. Vóelt u zich dan ook een ouwel lul, beste Superlatijn? Slijm, slijm. Ach, ik hang niet meer in de touwen, ik doe niet aan speed dating en de enige pilletjes die ik slik zijn die tegen jicht en hoge bloeddruk, gewoon witte pillen.
Ik mag - en ik ben verheugd dat te kunnen mededelen - hoogstwaarschijnlijk zaterdag het toetje uitkiezen. De kaarsjes uitblazen gaat me denk ik niet meer lukken. En ik moet nog aan een muts zien te komen. Een feestneus heb ik al. Ik zag hem vanochtend nog in de spiegel. Over spiegel gesproken: glad huidje heb ik nog hoor!
Zacht ruist de wind door de vijgenboom. De vijgen vinden die warmte wel lekker en groeien ineens stevig door. Wij kijken onze groene vijgen ongeveer rijp en uit de boom, en de eerste is gisteren ten prooi gevallen aan onze honger. En er zitten nog heel veel vijgen in onze boom. Zo veel dat we al vragen van collega's en buren hebben gekregen over die vijgen. Onze lieve buren hebben gesignaleerd dat er één tak best wel over hun kant van de schutting zou kunnen gaan hangen, met aan die tak een voorbeeldige vijg. Een collega van me wil van vijgen een sterk drankje maken. Dat kan ie heel goed. Hij maakt ze ook van dennenappels, drop en ik geloof ook van motorolie. Nu gaat ie onze vijgen in zijn drankje verwerken. Als ze rijp zijn, hè. En dat ligt bij vijgen nogal gevoelig. Als ze zacht zijn, als ze gaan hangen en als hun achterkantje open staat. Klinkt dubieus, maar het is echt waar. Twee dagen hangen ze dan nog en dan moeten ze geplukt. Mijn oma zei vroeger altijd 'geplokken', omdat zij beter was in sterke werkwoorden dan in sterke drank. Ik heb dat van haar geörven.
Ik hoorde ook iemand die het vijgenblad zo mooi vond. Als wij nog een mooi groot (!) vijgenblad over hadden, hield zij zich aanbevolen. Ik dacht nog: joh, wat heb jij nou te verbergen achter een vijgenblad? Maar het bleek dat ze er een mondkapje van wilde maken. Nou ja. Be my guest.
Vakantie! Jaar klaar. Stress weg. Uitslapen. Geen gezeik. Behalve na overmatig melkgebruik. Lezen. Tv. Uit eten. Buren. Koffie. Appeltaart. Onverantwoord eten. Kilo kersen. Pond aardbeien. Broccoli. Onsje. Life is eating. Barbecue. Zalmmoot. Satésaus. Priklimonade. Mobieltje. I-pad. Korte broek. Jarig. 60. Kroonjaar. Museum. Oh nee. Tentoonstelling. Oh nee. Theater. Mwah. Lachen. Benji. Linnéa. Muziek keihard. Laat naar bed. Heerlijk slapen.
Laat maar komen. 31 augustus, FY!
Vanavond werd een belofte ingelost. Een lang geleden afspraak werd nagekomen. En wie was daar weer getuige van? Moi. Ikke.
Frank - Freddy Mercury - Kooijman was ooit mentor van Bridget. Totdat ie ‘m peerde naar Den Haag. Ik werd de mentor van Bridget. Maar Frank had haar wel beloofd samen met haar een pannenkoek te eten als ze geslaagd zou zijn. Nou, dat was ze! Dus die pannenkoek kwam er. Frank vroeg mij mee, Bridget vroeg Lotte mee.
Op naar Frittella in Papendrecht. We hebben gezellig buiten zitten eten. En zitten luisteren. Naar de indrukwekkende verhalen van Bridget die in de zorg werkzaam is en die zich ook voorbereidt op een mooie opleiding verpleegkunde. De zorg wordt weer een kanjer rijker. Lotte hield zich wat op de achtergrond, ze luisterde ook vol aandacht naar de sportervaringen die Bridget uitwisselde met Frank en waar ik me dan maar buiten houd. Toegegeven, ik had wat moeite met de loeihete stukjes ananas in pannenkoek 753. Oh nee, het was pannenkoek 573. Ik wilde het stichtingsjaar van Rome bij wijze van symboliek nemen, puur om te zien of mijn tafelgenoten dat door hadden, maar ik raakte door de gezelligheid in een licht dyscalculische waan. Nu had ik dus 537, ehm 357, of eh 735. Laat maar. Het was leuk en aan die ananas brandde ik slechts 4 keer mijn bek een beetje, maar morgen lul ik de blaren op mijn tong, dus niemand die dat doorheeft.
Bridget, Lotte, Frank, bedankt. Tot ziens. Of zoals ze bij Dropkick Murphys zingen: Until the next time!
De dag waarvan ik dacht dat hij nooit zou komen - gruwel -, hij is er komende vrijdag. De vakantie VO in het midden van het land start. Eindelijk hele dagen lekker achter mijn scherm zitten. Pyjama aan houden, theetje erbij, mobieltje op tafel. O nee, dat deed ik al. Afstandsonderwijs heette het toen. Hoe dan ook, ik zal blij zijn als dit schooljaar afgelopen is. School dicht, geen centraal examen, 98% geslaagden, drive through diplomering, kleine lesgroepjes en overal van die flesjes ontsmettingsmiddel op tafeltjes vastgeplakt.
Eind augustus mogen de leerlingen weer tegen elkaar aanschurken, maar niet tegen ons. Als ik er eentje in zijn kraag moet vatten mag dat alleen spreekwoordelijk, want ik heb nog niemand gezien die een kraag van anderhalve meter had. Vroeger was het wat dat betreft ideaal. Toen hadden ze pas een serieuze kraag.
Wat ga ik verder doen op vakantie? Ik word voor mijn 60e verjaardag mee genomen naar iets en meer weet ik niet. Italië was de bedoeling, maar helacci pindafformaggi gaat dat niet door. Te link, vonden wij. We gaan lekker in de tuin zitten, boekje erbij, af en toe bezoekje van vrienden of familie. Beetje barbeknoeien en na een week of wat weer wat schoolwerk doen. Examendocumentje maken. Cicero komend jaar. De verdediging van een 'vadermoordenaar'. Ik zie er naar uit. Naar het nieuwe schooljaar, niet naar een vadermoord natuurlijk. Dûh.
Ik zal het deze keer kort (oeps, mislukt...) houden en niet van die moeilijke zinnen gebruiken. Daar krijg ik, ondanks dat ik mijn best doe in Jip-en-Janneke-taal te spreken, omdat ik natuurlijk voor leerlingen duidelijk te begrijpen moet zijn, omdat ze anders afhaken, wat ik - zeker voor mijn vak - niet zou willen, omdat ik dan net zo goed zou kunnen stoppen met lesgeven en elders rector worden of zo (Gouda is geloof ik weer vrij), wat ik helemaal niet ambieer en ook nooit geambieerd heb, nog wel eens klachten over, en ik vind dat ik altijd wel moet luisteren naar mensen die bij mij klachten indienen, want ik mag graag pleasen, wat dan nog weer een reden is, behalve dat ik zo'n baan dus niet ambieer, om geen rector te willen worden, want pleasen kun je je volgens mij als rector niet permitteren. Maar dat terzijde. Ehm, bovenstaande alinea had je ook over kunnen slaan, inhoudelijk.
Gisteren namen we afscheid van een vijftal pensionado's zoals we ze zijn gaan noemen. Ze waren er met hun dierbaren en ze waren listig aan verschillende groepen tafeltjes gezet. Klapstoelen bleven nog net staan, ondanks dat er ballonnen aan vastgebonden waren die naar boven wilden. Leo was er met vrouw en dochters, Corrie was er, geheel alleen, bescheiden als ze is. Rik was er met vrouw en zoon plus aanhang. Hans was er met partner en vrienden en Pieter was er met vrouw en familie. De sfeer was geheel ontspannen en werkelijk niemand dacht toen al aan de overheerlijke barbecue die eind van de middag klaar zou staan, werkelijk niemand! Nou ja, eentje misschien.
Mijn nieuwe baas Liesbeth praatte de speeches en andere zaken aan elkaar en dat deed ze prima. Niki sprak de eerste pensionado, nou ja, pensionada eigenlijk, toe. Vele uitspraken van leerlingen en oud-leerlingen en collega's deden Corrie erg goed. Ze sprak zelf nog een mooi dankwoord, eigenlijk precies zoals ik me haar had voorgesteld als ik wel intensief met haar samengewerkt had. Vervolgens werd Leo toegezongen en gesproken door Iris en Ellen, en wel zo dat Leo er deze keer geen woord tussen kreeg. Hij vond het prachtig. Leo zou Leo niet zijn als hij niet ook zelf de microfoon gegrepen had om zijn loopbaan in het kort uit de doeken te doen.
Rik mocht naar voren komen en werd door Jeroen toegesproken, bij mijn weten nu ineens de nestor in de vakgroep biologie. Hoe voelt dat, ouwe biologiebaas? Ook Rik zelf sprak de genodigden voor de laatste keer toe. Lekker ontspannen, zachte g. Leuk dat zijn oud-collega Suus er was!
Een prachtige speech van Jessica namens de MR leidde de pauze in.
Na een korte pauze was het de beurt aan Hans en Pieter zelf, twee zwaargewichten. Figuurlijk hoor. Ze spraken eerst elkaar toe, wat een geinig idee was van de organisatie. Natuurlijk richtten ze ook nog het woord tot alle aanwezigen, met wie ze hele verschillende ervaringen hebben gehad. Mooie toespraken, elk op de hem eigen manier. Het hoogtepunt kwam nadat Pieter zijn algemene speech afgesloten had, althans voor mij. Pieter sprak mij toe. Ik had dat niet verwacht, ik was eerder beschaamd dat ik zelf niet het initiatief genomen had daar in het openbaar te spreken, ondanks het hele drukke programma. Pieter zette mij echt in het zonnetje en daar ben ik enorm trots op. Ik bedoel, hij kan het weten. Zelf doe ik gewoon mijn werk, vind ik. Ik ga hier niet uitgebreid in op de inhoud. Dan worden de zinnen te lang en dan komen de tranen weer boven.
Meteen toen Hans en Pieter vrij waren heb ik ze, met in mijn hand een cadeau voor elk van de twee, voor aan de rij toegesproken. Indringend en naar waarheid. Oprecht gemeend dankbaar, allebei op een andere manier, maar de een niet minder dan de ander.
Hoe ik ze in deze Facebook Bij Bosjes-serie de loftrompet gestoken heb, hoe ik braaf op de mij toegemeten 1 A4 mijn herinneringen bij allebei heb opgeschreven moet je van me geloven of kun je nalezen. Hee, verhip. Een chiasme.
Het vlees van de barbecue was prima. De salades, het brood, de drankjes, het was allemaal goed weg te krijgen. De ontmoetingen met dierbare oud-collega's Margreet, Suus, Frank, Léon, Dorien, Yvonne, Meriam et alii, ik heb ervan genoten. Fijntjes vroeg eenieder mij, wanneer het mijn beurt was. Ik heb Rinke vast gevraagd wat dingen over mij op te schrijven in dat kleine notitieboekje van hem. Terwijl we gezellig in het fraaie muzieklokaal zaten te kanen met een stuk of twaalf mensen beloofde hij me dat alvast. Zie je wel, ik denk af en toe best eens vooruit.
Maar mijn middag was niet dáárdoor zo goed. Nogmaals bedankt, Pieter (ik weet dat hij geen facebook leest, dus ach. Het gaat om het idee.). En tot maandag.
We nemen afscheid van mensen, van dierbare collega's en dan vieren we nog feest ook! Nee, nee, nee, ze zijn niet dood of anderszins in het ongerede geraakt. Ze gaan met pensioen. Gewoon pensioen, met rekenrente en al die ellende. Over 7 jaar mag ik. Dan is het een zogenaamd casinopensioen. Met casino bedoelen ze dat je wel weet met hoeveel geld je een spel gaat spelen, maar niet weet met hoeveel minder geld dan eerst je na het spelen thuis komt. Ik zou wel iedereen vast adviseren na te denken over mijn afscheid dan. Speeches? Leuk! Cadeautjes? Prima. Extra uitkeringen? Fantastisch! Muziek? Nou, als jullie de Dropkick Murphys kunnen regelen.... Anders Golden Earring. Als ze nog leven tegen die tijd.
Hapjes? Ja, nou en of! Veel sushi, kroketten en zalmrolletjes graag. Drankjes? Melk, hè. You know me.
Ik verheug me nu al.
Straks zal ik even emotioneel zijn, even mijn tranen niet kunnen bedwingen. Hans weg, Corrie weg, Rik/Rick weg, Leo weg en Pieter weg, mijn maatje. Snif. Maar wel een barbecue aan het eind van het feestje. Eens even naar huis bellen wat we vanavond eten.
Dat laatste is Latijn. Dan weten jullie weer dat ik de Latijnse taal een beetje machtig ben. Het betekent "laatste deel". Ik had ook "Bij bosjes" in het Latijn kunnen vertalen, zo van apud arbusta of ad dumos of zo. Maar dat is wat wij classici dan potjeslatijn noemen, oftewel ollacula Latina. Waarom? Omdat apud arbusta letterlijk "bij de bosjes" betekent, "bij het struikgewas" of iets in die richting, terwijl wij hier de overdrachtelijke betekenis van "Bij bosjes" moeten hebben. Dus niet als een echte prepositiegroep maar als een adverbativum: "heel veel", "behoorlijk wat". Als dit u al boven de spreekwoordelijke pet gaat (het substantivum dus - lidwoordje, aha - , niet het adverbium), krijgt u in ieder geval nog wel een goede indruk van wat wij leraren zoal op school uitvreten. We leren ze niet niks, de kiddo's.
Nou goed, het laatste bosje dus. Trouwens, als ik het nou even goed lees en tegelijkertijd (multifunctioneel hè, die niet-vrouwen) een taalgrapje probeer te maken, dan zóu ik ook hebben kunnen zeggen: 'de' (in plaats van 'het') laatste 'boss' (met dubbel-s, snappez-vous?)! Want Hans is natuurlijk wel jarenlang mijn boss geweest. Ehm. Hoe zeg ik dat nou beter? Hij is dé boss geweest op mijn schooltje. En hij gaat met pensioen dus. Boss foetsie, zeg maar.
Hans is vanaf 2010 rector aan het JDW. Lange man, expressief, begenadigd spreker (hij sprak à l'improviste en met het grootste gemak mensen toe, mensen die kwamen, mensen die weg gingen, mensen die boos waren, mensen die teleurgesteld waren), omzichtig hier en daar en uitermate empathisch.
Toen hij net rector was bedacht hij dat het geen kwaad kon met een aantal enthousiaste collega's (zo was ik toen nog) in andermans keuken te kijken. En zo bezochten we andere scholen, ook ver buiten onze regio. Op één van die scholen, zo legde de boss van die school uit, had men de gewoonte elkaar te tutoyeren. Doen wij ook op ons JDW hoor, maar daar tutoyeerden de leerlingen de leraren ook. Jaren zestig-idee, maar dat maakte hem geen ruk uit. Iemand van ons stelde een intelligente vraag (ik kan het dus niet geweest zijn): "Hoe doen jullie dat met sollicitanten dan die niet getutoyeerd willen worden?" "Die komen er bij ons niet in!", sprak de man. "Wie komt er dan wel in?". Ludieke vraag, vonden de humoristen onder ons. Nogmaals, ik kan dat niet geweest zijn. Geen antwoord. Jaren later bleek, ach nee. Laat maar.
Hans heeft vernieuwingen binnen onze school in gang gezet. En zo heb ik jarenlang met Suzanne het zogenaamde privatissimum georganiseerd. Speciaal voor leerlingen die meer konden en wilden maakten collega's een leuk programma, vaak over hun eigen liefhebberij, hobby dan wel guilty pleasure. Speciale relativiteit. Word de beste versie van jezelf. Visies op homoseksualiteit van de oude Grieken tot nu. Enfin, volop interessante onderwerpen. Dat wierp voor veel leerlingen echt vruchten af. En geen beukennootjes, eerder watermeloenen. Maar ja, die groeien niet aan bomen. Privatissimum geslaagd.
De laatste jaren was het voor mijn gevoel steeds vaker zo dat ik alleen met problemen naar Hans toe kwam, nooit leuke nieuwtjes bracht. En dan openbaarde de zeldzaam integere Hans zich. Luisterend oor, inlevend, ideeën, opperste discretie.
De laatste jaren leek het ongeluk Hans ook een beetje op de hielen te zitten. Geen beeld is mooier dan dat van een rector die na een enorme hoosbui de kelder en de kantine van zijn school onder water ziet lopen en zich dan zonder schoenen aan in het water laat filmen, met het gezicht in opperste lijdzaamheid. Hij moet inwendig gevloekt hebben, maar hij bleef min of meer lachen. Misschien wel doordat hij vijf meter verderop ook Pieter met opgestroopte broekspijpen door het rijzende water zag banjeren. De twee heren oefenden alvast met pootjebaden, voor als ze dat na hun pensionering wat vaker zouden moeten doen.
Hans is van origine een aardrijkskundige. Ik kreeg dat vroeger volgens mij van pater Van der Knaap, geloof ik. Ik vond het een verschrikkelijk lastig vak. Ik deed alles fout, legde niet de juiste verbanden, goochelde met hoofdsteden, verwarde erosie met erotiek, en de verhalen over de warmwatergolfstromen kwamen ook niet echt binnen. Ik had het dus niet zo op aardrijkskunde en mensen die het vak gaven. Nee, dan had ik liever geschiedenis. Pater De Vries gaf bij ons op het Juvenaat geschiedenis. Hij had een gebruiksaanwijzing - wie niet? - alleen was die wat riskant. Het verhaal ging dat je bij pater De Vries (niet te verwarren met Peter R., zijn juridische neefje) kon spieken als hij naar je keek. Watsgeburt? De man loensde sterk. Hij was niet een beetje esotropisch, nee hij keek met zijn rechteroog in zijn linker broekzak. Hij had gewoon geen vooruitziende blik. Ik geloof niet dat ik ooit een poging tot spieken geriskeerd heb bij de man. Heh, "ik geloof niet dat ik": da's nou grammaticale prolepsis. Ik had moeten zeggen: ik geloof dat ik niet. Laat maar gaan. Dat stilistische gelul ook.
Hans heeft alle jaren dat hij op het JDW werkte geforensd. Hij heeft een leuke, blauwe BMW waarin hij elke dag tussen Dordrecht en Utrecht heen en weer reed. Sorry, rijdt. In de Johan - de hele originele naam van het mooie glossy ouderblad van onze school - staat een interview met Hans en men vraagt hem daar of hij nog iets zal missen nu hij met pensioen gaat. De A27 en de N214, zegt hij dan cynisch. Ik denk dat hij ons JDW wel zal missen, want het is een echte onderwijsman. Hij zal leerlingen missen, behalve de leerlingen die ooit bij wijze van verkeerde grap zijn vorige BMW in de hal wisten te krijgen van ons vorige schoolgebouw aan Stek - zachtjes tikt de regen tegen het zolderraam, en tegen de vloer daaronder, tegen de vloer daar weer onder - en die BMW hadden geseald met een soort van folie die er niet makkelijk meer af te krijgen was. Die leerlingen zal hij niet missen.
Sja. De school krijgt een nieuwe Boss. Weer een aardrijkskundige, geloof ik. Ik zal mijn Waddeneilanden en de golfstromen maar weer eens op poetsen.
Hans, have fun in Utereccchhh. Het was een genoegen met jou te hebben samengewerkt.
Bij bosjes deel 7 en 8 zijn helaas komen te vervallen. In die bosjes vertrokken geen collega's en dingen verzinnen, daar ben ik niet heel sterk in. Bij bosjes deel 9 heb ik gewijd aan een idee in mijn hoofd dat nog verder moet postvatten en waarvoor ik eerst inspiratie wil opdoen. Dan kom ik dus nu aan Bij bosjes deel 10.
Sja. Met zachte stem introduceerde hij zichzelf in de kantine van het gebouw aan de Oranjelaan. De dislocatie indertijd. Pieter nam de tent over, met Bart als rector en Jacques als conrector (bij mijn bureau hangt een oude foto uit hun begintijd, waar Bart op een fiets zit, geflankeerd door Jacques en Pieter: het was overigens een oude fiets, een hele oude fiets, een barrel, zeg maar gerust). En in het gebouw aan de Oranjelaan ging Pieter de scepter zwaaien. Er kon niet veel fout gaan, zo was het idee. Van meet af aan hield Pieter zich als conrector bezig met de naar zijn idee juiste verdeling van het beschikbare geld. Er was niet veel beschikbaar, dus dat was extra moeilijk. Gaandeweg heeft hij, zich hier en daar behoorlijk impopulair makend, een financieel gezonde school achtergelaten. Ik zou het, met al mijn Excelschema's niet kunnen.
We hebben heel wat mee gemaakt in de bijna 20 jaar dat we samengewerkt hebben. Daar zaten nare dingen bij, maar ook heel veel leuke dingen. We hebben herinneringen aan voetbaltafels, aan keer op keer van het grofvuil gehaalde zitbanken voor in de kantine of, wat lekkerder lag als ze hun sappige, eiwitrijke en reproductieve vergaderingen hadden, voor in het Vossiushok.
We hebben Ad meegemaakt, Ad die helaas vlak na zijn pensionering overleed, de broodmagere decaan die het hart op de tong had en weliswaar een horloge had, dat echter puur voor de vorm was. Pieter en ik hebben vaak gezucht als Ad bij een informatiebijeenkomst het woord nam en aan de PowerPoint-teksten, van tevoren zorgvuldig op volgorde gezet en uitgezocht, een geheel eigen draai gaf. Met diezelfde Ad brachten we, na de examinatorenvergadering en na met wat pilsjes en een sigaartje - Ad en Pieter, hè, ik heb nog nooit gerookt - doorgebrachte rustperiode, de geslaagde en gezakte leerlingen op de hoogte. Pieter hield wel van een slechtnieuwsgesprek, dus die belde de gezakten. Ad en ik de geslaagden. Typisch Pieter, zakelijk, to the point, geen leedvermaak, wel vol adviezen. En dat is één van zijn allersterkste eigenschappen als conrector waarvan we ook de laatste jaren nog volop profijt van hebben gehad: je liep binnen met een vraag, een probleem zelfs, en je liep weg met een bijna kant en klare oplossing. Er zijn er niet veel die hem dat na doen.
Elke ochtend als ik op school kom, loop ik even bij hem binnen. Hij zit rechts van de ingang in zo'n klein spreekkamertje. Vroeger zat daar de claviger maar voor het raampje van het loket heeft ie luxaflex laten hangen. Het is een klein pokkenkamertje, maar hij heeft het vol gekregen. En nu moet het dus weer leeg. Als ik dan bij hem binnen ben, komt ie meteen ter zake en dan nemen we de belangrijke dingen voor die dag even door. Alles meteen op een rijtje. Daarna konden we, voordat hij met de andere schoolleiders voor een paar uur in vergadering verdween, nog even wat minder serieuze zaken doorspreken, een mopje tappen, een roddel ("maar je houd je mond hè!") checken op juistheid en nog even van de schone lucht genieten in de kamer voordat hij voor tien minuutjes naar buiten ging om daar op het bordes zijn sigaartje te roken.
Alles, maar dan ook alles over de financiën, over de Tweede Fase, over school heeft Pieter in kasten en kartonnen dozen. Er gaat dus een zwaargewicht aan kennis, aan parate kennis weg.
Als je een fiscaal advies wilde hebben kon je naar JW gaan, maar dan kwam je waarschijnlijk weliswaar veel wijzer maar ook totaal suf geluld terug. Je kon ook naar Pieter gaan. Die had snel door waar je mee wilde rommelen en droeg je in no time een idee aan. In Jip en Janneke taal. Ideaal voor sukkels als ik.
Ik zou duizenden woorden in zo'n stukje tekst als dit kunnen verwerken, maar dan lezen jullie vanavond nog. Als ik het een beetje leuk geschreven heb althans.
Pieter zelf heeft waarschijnlijk een bijzondere herinnering aan, ik denk, zijn 50e verjaardag, toen hij een kom goudvissen cadeau kreeg. Hij zorgde prima voor die diertjes, gaf ze eten, maakte de kom geregeld schoon, maar hij was ook opgelucht toen de beestjes op enig moment ondersteboven dreven. Het was heel eenvoudig, volgens hem. Beestjes door de plee spoelen, kom schoonmaken en ergens op een kast zetten, klaar. Geen diervriendelijkheid meer.
Totdat hij opnieuw een vissenkom kreeg. Met daarin .... gokkernolle, dat leek toch weer op een goudvis! Wat hadden twee snode collega's gedaan? Een wortel in de vorm van een goudvis gesneden, op een ijzerdraadje bevestigd en het ijzerdraadje, met bovenaan een nepgoudvis onderin vastgezet onder wat zand en kiezeltjes. Pieter zag dit nieuwe cadeau met lede ogen aan en pakte zijn bewaarde potje goudvissenvoer alvast maar weer uit de kast.
Toen we hem vertelden dat je een wortel niet hoefde te voeren, keek hij - mwah, wat zal ik zeggen - lichtelijk agressief. Beetje vuil, zeg maar. Maar hij kon er later, paar maanden later..., vreselijk om lachen.
Voor wie dacht dat ik nu wel op Pieter zijn plekje zou gaan zitten heb ik een mededeling. Dat is allemaal al intern geregeld. Ik heb daar bovendien niet voldoende voor in huis. En ik ambieer zo'n hondenbaan ook niet. Ik houd bovendien niet van rekenen, niet van sigaartjes, niet van die hippe pata's, niet van die kleine kamertjes, met alle respect ook niet van Cis, en ik heb lang niet zulke goede ideeën als Pieter. Hij houdt wel, net als ik, van geld en hij is supporter van 020. Dat dan weer wel.
Ik zal hem missen, want hij is - en hij heeft me dat ooit in vertrouwen (hij heeft mij heeeeeeel veeeeeel in vertrouwen verteld en hij vertrouwde mij dus ook!) - ooit begonnen met het plan dat Johan de Witt-gymnasium eens te hervormen naar eigen inzichten, maar hij heeft ontdekt dat het JDW niet te hervormen is. Wezenlijk althans. Dat was zijn mooiste ontboezeming aan mij ooit.
Het ga je goed, Pieter!
Ik had er een beetje rekening mee gehouden, met het vertrek van Ad. Al een tijdlang sprak hij me fluisterend aan op de gang of, liever nog, in een lege koffiekamer. Psst, hee, Marc. Luister eens. Niet verder vertellen, maar .... en dan keek ik hem verwachtingsvol aan met mijn hondstrouwe lichtbruine ogen .. nou ja, dan kwam het verhaal eruit. Ad is een sympathieke baas en hij is een bevlogen mentor. Met zijn telefoon in de hand regelt hij alles. Alles. Hij is ook enorm sportief en fietst heel graag. Hard. Fietst graag hard. Met zijn fiets, niet met zijn telefoon. Dûh! Op een app heeft hij aangegeven in welke stukjes Nederland hij al gefietst heeft. Nou, bijna allemaal dus. Er zijn nog een paar Waddeneilanden waar men hem niet gezien heeft - of hij racete gewoon te snel, natuurlijk - en in Friesland heeft ie nog bestemmingen op zijn bucketlist. Ik vind het knap hoor. Jammer dat ie weg gaat. Vindt hij op zich zelf ook, maar hij had zoals dat heet moverende redenen.
Over movēre (Latijns woord dat bewegen, raken, ontroeren kan betekenen) gesproken, gisteren was de Proclamatie eindexamens. De auto's met daarin de geslaagden aan de passagierszijde (nou ja, behalve Bedir dan) reden onafgebroken over de rode loper door de drie tenten, die opgesteld waren voor ons gebouw aan het Oranjepark.
We zagen heel wat typen auto's aan ons voorbij trekken, van luxe Jaguars, BMW's, Audi's en Mercedessen, zeg maar het type auto dat jou in je sportieve KIA Sportage op een willekeurige snelweg toch in 10 seconden dubbelt, tot aan de fiat Panda, Citroën C1 en dat soort maatjes. Er was door ouders een treintje georganiseerd zoals dat altijd in pretparken en dierentuinen rondrijdt. Zo konden er heel veel familieleden met feesthoedje op mee rijden en genieten van het oorverdovend kabaal dat mijn collega's langs de route produceerden. Er was ook een geslaagde die in een limo van 10 meter vervoerd werd. Wat uitgereikt werd (diploma, cap, bloemen, cadeautjes, goody bags, jaarboek, speeches boek, penning) moest bij het achterste raampje aangereikt worden. Met stokken met haakjes of plateautjes om spullen op te kunnen leggen. Kon je mooi even naar binnen kijken, daar in die limo. Nou, dat was niet verkeerd. Ja, ja, ik heb dus naar binnen staan gluren ja.
Helemaal achteraan stond een partytent, waar de geslaagde onder het toeziend oog van de rector de handtekening onder het diploma kon plaatsen en waar de eerder opgehaalde cap in de lucht gegooid mocht worden. Extra fotomomentje. Extra momentje om eens lekker te knallen met een confetti kanon.
Het weer zat niet tegen, al waaide de rode loper geregeld op. Die was wel met een aantal speciale nagels goed bevestigd - één keer raden wie die thuis was gaan halen met zijn Jumbotasje - maar was toch niet bestand tegen de windvlagen.
Het was al met al een prachtige dag, heel vermoeiend voor degenen die de hele tijd stonden, maar dat maakte niet uit. We hebben de 145 geslaagden van cohort 2017 op een manier uitgezwaaid die nooit vergeten zal worden.
En ja, Ad gaan we ook uitzwaaien. Maar in een iets minder plechtige setting. Hij komt echt niet in een limo, eerder op zijn fiets. Al heeft hij dit stuk Zuid-Holland al lang gehad.
Soms verlaat iemand van de ene op de andere dag het strijdtoneel. Zo zit ie ‘s middags nog even de laatste 3769 ongelezen mailtjes weg te werken en alle schoolbestanden veilig te stellen voor anderen, zo zit diezelfde persoon van achter de dahlia’s via zijn spionnetje te kijken wie er voor de voordeur staat.
Maar andere mensen zijn wat langer weg, komen dan weer terug, blijven dan nog wat langer weg van het werk en komen dan op een gegeven moment niet meer terug. Pas bij een afscheid merk je dan hoe erg het dan niet meer ging. Zo iemand is Frieda.
Frieda ken ik al van de universiteit Leiden waar ze twee jaar na mij klassieke talen ging studeren. Leuk, we kwamen elkaar vaak tegen op Rapenburg 6, en we hadden een wat ik maar zal noemen een ‘beneden de rivieren’-klik. Frieda uit Limburg, ikke uit Brabant. Maar hoe klein die faculteit ook was, we verloren elkaar uit het oog. Tot Frieda in Dordt op het JDW solliciteerde. Ze was nog steeds klein en dapper, beminnelijk, grappig en ze had duidelijke ideeën. Jarenlang hebben we redelijk close samengewerkt. De bovenbouw Latijn hebben we jaren samen gedraaid, inclusief een stuk of wat Latijnmarathons. Met het argument dat we het examenpensum nog eens extra goed met onze leerlingen wilden doornemen, maar in feite door onwijze zin in door de school betaalde pizza’s, kozen we eind van het jaar een middag en vroege avond uit. Daarop namen we met alle Latinisten aan de hand van melige multiple-gok-vragen de hele stof door. En we mochten pizza laten komen voor alle deelnemers. Frieda had een kennis die op A0-formaat een affiche kon afdrukken, waarop stond dat mevrouw F. Kalb en meneer M. de Hoon de Latijnmarathon organiseerden. De posters hangen nog steeds in lokaal 117. Die marathons waren er echt.
Frieda bracht in ons sjieke, nou ja pseudo-sjieke gymnasium, het gesprek menigmaal op voetbal. Iedereen mocht weten dat zij van 010 was, al kon ze ook waardering opbrengen, een of twee keer per jaar, voor andere clubs. Zelfs 020 droeg ze af en toe een lauw hart toe. Ook in het leslokaal wisten de leerlingen dat mevrouw Kalb van voetballen hield. En dat wist Frieda dan weer. Het maakte de lessen van mevrouw Kalb tot een feest. En als je in de euforie een SO niet zo goed gemaakt had, nou dan kreeg je van mevrouw Kalb altijd een tweede kans. Soms ook een derde. Frieda heeft altijd voor haar leerlingen geknokt. En zo zullen vele oud-leerlingen zich haar ook herinneren.
Frieda had niet heel veel met ict. Typen deed haar zeer en ze schreef liever het whiteboard vol. Vol met prachtig geschreven kleine letters, mooie schema’s, Latijn, Grieks en Limburgs.
Elke dag op en neer uit Zwartewaal, met haar speciaal aangepaste auto. Zo was ze tenminste mobiel. Op school altijd tijd voor een praatje. En een sigaretje, buiten in de tuin op Stek, onder de overkapping naar de Bavinckschool, met Joris, Kees Jan, Corrie en nog wat andere gezelligheidsrokers.
Uiteindelijk ging het niet meer en nu neemt Frieda binnenkort afscheid van het JDW.
Ik heb altijd in goede harmonie met Frieda* samengewerkt, als collega Latijn, als mentor en als ‘wij samen van onder de rivierenmensen’. Ik wens haar nog een lang en gelukkig leven toe met haar Erik.
*Frieda mocht niet lang leven. Ze bezweek in 2024 aan de gevolgen van Alzheimer.
Er gaan niet alleen maar collega's met pensioen met wie ik heel veel mee maak in het dagelijkse schoolse leven. Ook collega's die met name in de onderbouw werken gaan weg. Zo ook Corrie. Van Duits, zeg maar.
De eerste associatie die ik heb als de naam Corrie Pouw valt is dat mijn moeder ook Corrie heet. Kort voor Cornelia, en bij Cornelia gaat mijn gedachte al gauw naar 'Marcus en Cornelia in horto ambulant'. Heel veel leerlingen die ooit Latijn hebben geleerd kunnen dit zinnetje, en de vertaling ervan bij latijnengrieksdotcom, dromen. Bij Marcus heb ik meteen een andere associatie, maar die ligt dan weer zo voor de hand, dat ik niemand ermee zal vermoeien. Maar als puntje bij paaltje komt hebben Corrie en ik dus in een of andere tuin gelopen. Ik zonder sigaret, dat dan weer wel.
Corrie sprak ik weleens op de trap, in de gangen, in de koffiekamer en dan viel me op dat ze zo'n lieve stem heeft. Misschien heb ik verkeerde trauma's opgelopen bij mijn eigen docent Duits van vroeger, die mij menigmaal uitkafferde, auf Deutsch, omdat ik de verkeerde naamval gebruikte. Terwijl naamvallen toch mijn lievelingsdieren zijn. Of omdat ik mijn proefwerk - zo heette dat toen nog - Wortschatz veel te gemakkelijk had opgevat. Huh? Makkelijk opgevat? Geen reet aan gedaan, meneer. Nee, meneer Verhagen vergeet ik liever. Corrie niet.
Ik heb Corrie nooit tegen iemand uit horen vallen. Oké, ze gaf haar lessen in de onderbouw, terwijl ik in de bovenbouw rond hups, maar ik houd mijn oortjes en oogjes wel degelijk goed open. Geen onvertogen woord oversteeg de haag van Corrie's lippen.
En ze is begaan met haar collega's. Dat weet ik omdat ze me één keer in de zoveel tijd vroeg naar het wel en wee van bijvoorbeeld Frieda. Verder kan ik daar geen oordeel over uitspreken, maar ik heb niet veel nodig.
Ik gun Corrie nog vele mooie jaren en ik ben er trots op dat ze mijn collega was.
Toen er een paar collega's aangaven dat ze zouden vertrekken dacht ik: nou, dan kan ik wel een paar stukjes schrijven op mijn superlatijnpagina over mijn herinneringen aan die mensen. Maar nu worden het er ineens wel heel veel die weg gaan. Adje gaat ook al!
Zoals het een goed lezer ongetwijfeld opvalt bouw ik de spanning langzaam op. O o o, met wie gaat ie eindigen, straks in Bij bosjes, deel 28? Nou, even voor jullie beeld, ik bouw niks op. Ik doe maar wat. Ik ben eigenlijk een ongeleid projectiel. Nou ja, dat had ik altijd graag willen zijn. Roeping gemist, leraar geworden. Jee wat een sufkut ben ik ook.
Goed. Wie vertrekt er nog meer, wie gaat er ook met pensioen? Wie drukt mij met mijn niet geringe gok keihard op de feiten, namelijk dat ik nog 6 jaar door mag? O nee, 7. O nee, 8. O nee, het is Rik! Niet Rik van Sesamstraat, niet Rik van Rikkie en Slingertje, niet Rik Smits, nee gewoon onze eigen Rik, van wie ik ooit een begreep dat hij eigenlijk Rick heet. Niet Rik van de beroemde zoon, gewoon onze Rik, ofwel 'ons Rik'.
Rik - voor mij is het Rik, geen Rick - geeft al langer biologie dan ik Latijn. Hij doceerde volgens mij al biologie, toen ik nog studeerde. Hij is een gemoedelijke man die elke dag uit het Brabantse land naar Dordrecht reist om daar lessen biologie te geven. Dat mooie Brabants van hem, daar kijken we op school eigenlijk niet meer van op. Voor leraren van beneden de rivieren schijnt onze school een gewilde bestemming te zijn, een mekka.
Rik is iemand van wie je op aan kunt. Hij doet geen pogingen nadrukkelijk op te vallen en ik geef toe: te midden van collega's met wie ook ikzelf ooit begonnen ben op deze school was dat een heel goed te begrijpen veilige keuze. Hoewel Rik zich bij mijn bescheiden weten nooit heeft laten leiden door opzichtige antipathie. Of door chagrijnige buien. Integendeel, zelden heb ik iemand mee gemaakt die gelijkmatiger is dan Rik.
Rik heeft veel belangstelling voor muziek en zelf speelt hij fantastisch dwarsfluit. Menigmaal heb ik van zijn mooie muziek mogen genieten, heel vaak op de klassieke muziekavond van onze school. Dat ik zelf geen muziek kan maken maakt mij af en toe weleens jaloers op mensen die hun muzikale bekwaamheid tentoonspreiden. Totdat ik dan hoor hoe hard en hoe gedisciplineerd zij moeten oefenen om zo muzikaal op te kunnen treden. Dan stijgt mijn bewondering nog meer.
Ik heb altijd een trauma overgehouden - beetje drama mag, vind ik - aan het vak biologie op mijn oude school, het Juvenaat in Bergen op Zoom. Ik kreeg daar biologie van een mevrouw van wie ik empathisch vermogen niet haar sterkste kant vond. Ik snapte echt weinig van het vak, maakte tijdens de lessen seksuele voorlichting altijd de verkeerde tekeningetjes (ik vond mezelf daar juist érg empathisch) , dacht dat ik er wel kwam met uit het hoofd leren. Niet dus. Rotvak. Maar van Rik zou ik het vak geleerd hebben, misschien niet tot in de puntjes beheerst hebben, maar ik zou vast een membraan kunnen onderscheiden van een orgaan, een cel van een hartklep en een ader van een rioolbuis.
Ook Rik ga ik vanaf nu alleen maar op een reünie zien, denk ik. En dat is jammer. Rik is voor mij, samen met Suus, het beginpunt van mijn JDW-carrière, op biologiegebied dan. Rik is voor mij JDW ten top. Stukje JDW weg. Helaas.
Pensionado. Zal ik dat ooit worden? Er zijn al collega’s die over een paar weken de boel de boel kunnen laten en aan de ranja met een rietje kunnen gaan zitten. Hoewel, sommige mensen zie ik niet bedaard worden.
Zo is daar Leo. Leo is van dezelfde dag, precies, als Léon. Dat was makkelijk voor ons: we hoefden maar van één van de twee de geboortedatum te onthouden en we lieten geen steken vallen bij het feliciteren. Bonbons trakteerden de mannen, Belgische bonbons natuurlijk. Léon is Leo nu echter voor geweest en geniet in d’n Antwerp van het goede leven, de pintjes en Royal Antwerp. Leo, de alleskunner op het gebied van kunst, de frivole en bevlogen pianist, de kalligraaf, wat kan Leo niet? Leo jaagt de sectie tekenen en kubv aan, Leo sleept er bij de schoolleiding poen uit voor alles wat leerlingen op het gebied van fotografie, videomontage en wat al niet meer nodig hebben. Als Leo begint te praten en langzamerhand de smaak te pakken krijgt, komt zelfs Jan Willem daar niet tussen. Leo heeft leerlingen tot grote hoogte gestuwd, wat bijvoorbeeld goed zichtbaar was in de traditionele jaarlijkse filmavontuur van klas 6. Daar gingen leerlingen los in allerlei rollen. En Leo praatte als een soort cabaretier bij wijze van ceremoniemeester alle films aan elkaar. Leo was niet gauw tevreden, als het beter kon, dan moest het ook beter.
Voor Leo haalde ik altijd ergens een verrijdbare bureaustoel tevoorschijn als er een vergadering was. Heel veel meldde Leo nooit, maar één keer, bijna aan het einde van de vergadering, stak hij van wal. Ja, eh. Nou, dan wist ik het wel. Even tien minuten pauze en daarna door met zijn waardevolle opmerkingen. Ach, over Leo is zoveel meer te vertellen. Ik wou dat ik vroeger zo’n leraar tekenen had gehad. Die van mij liet ik een poging tot tekening zien en dan zei hij: nou, hier streepje zo, daar gummetje, doe maar een heel groot gum, zo, beetje dit, beetje dat en dan volgende week laten zien. Oké. Ik vergat wat ie allemaal gezegd had en hield de volgende week exact dezelfde poging tot tekening voor zijn neus. Ja, zei hij dan. Ja, dit is echt veel beter. Zie je nou wel? Als je naar mij luistert gaat het wel goed. Leo als leraar, man, die zou zelfs van mijn beperkte talenten nog iets gemaakt hebben.
Ik zal Leo, met zijn mooie Brabantse tongval, missen.
Scholen volledig open in september!! Jippie!!
Ook dit jaar gaan collega's mijn school verlaten. Sommigen, jongere collega's vaak, gaan hun geluk elders beproeven. Anderen, de wat meer gelouterde typen, gaan met pensioen. Jee! Die kunnen elke dag uitslapen en blijft het online lesgeven bespaard, stel dat dat volgend cursusjaar nog steeds moet.
Zo gaat Rody, mijn oud-mentorleerling, ervan tussen. Hij kan een goede baan krijgen en hij zou gek zijn als ie dat niet deed. Rody moet nu zelf aan zijn vriendinnen komen en dat zal hem zwaar vallen. Mooi niet, hè. Rody is, ondanks dat hij met andere oud-mentorleerlingen van mij melk gaat drinken in Breda, best wel een toffe peer. Zo heeft hij collega's op technisch gebied onwijs vooruit geholpen in de roerige tijden. En hij heeft samen met Jan leuk opgetreden op de kleine avond, toen die nog gewoon doorgingen. Ik hoop dat ie nog een keer revanche komt nemen voor de allerlaatste keer dat we dartten en toen hij er in een allesverzengend armageddon finaal afgegooid werd. Ik hoop dat Rody, als ie nog eens een keertje wereldkampioen duatlon wordt terug denkt aan zijn JDW-tijd. Vast wel.
Ook een andere oud-JDW'er, Jelle, gaat ons verlaten. Hoewel ik dat met Jelle nooit 100% zeker weet. Hij wil een vaste baan ergens en als aardrijkskundeleraar wordt je geregeld gewoon rector ergens, dus dat gaat voor Jelle wel goed komen. Als rector mag je gewoon al die thuis klaargemaakte hapjes op gaan eten hoor, Jelle. We weten niet of de collega's in de koffiekamer het zullen waarderen dat je nogal wat eieren naar binnen werkt, maar ach. Heel veel succes in ieder geval.
Twee collega's die nog geen jaar op het JDW zitten gaan weg. Ik wens Remco - mooi boek hè, SPQR? - en Susanne heel veel succes. "guten Rutsch" is wat vroeg, maar het gaat om het idee.
Mandy zit er al wat langer, maar ook zij gaat ons verlaten. Heel veel leerlingen zullen daarvan balen want Mandy sprak die gasten wel aan. En dat kan alleen als je het hart op de juiste plaats hebt zitten. Nou zal zeker Mandy als docente biologie wel weten waar iemands hart zit, dus dat wekt geen verbazing. Ik hoop dat ik de wenende leerlingen bij een andere leuke en goede mentor onder kan brengen.
Janneke gaat elders Frans geven en dus ook al weg bij ons. Jee, er blijft straks niemand over. Die moderne vreemde talen moeten wel gegeven blijven worden hoor. De klassieke talen ook trouwens, en dat brengt me tot de best wel trieste constatering dat ook uit de sectie klassieke talen een collega haar geluk elders gaat beproeven. Daphne. Ook hier zwaar teleurgestelde leerlingen die nu toch wel met bezwaard gemoed naar school zullen komen. Daphne is een hele actieve, heel snel schakelende toppie collega. Ze is thuis in alle technische foefjes die mogelijk zijn op onze Surface, verdiepte zich in online lesmethoden en kwam met innovatieve ideeën. Constructief is 'her middle name'. En dat in de paar jaar die ze op school werkte. Ik ben nu al jaloers op de school waar zij gaat werken. En wij vinden weer nieuwe collega's, zeker.
En zo kom ik toch weer bij een belangrijke leus: soms zit 't mee, soms zit 't tegen. Dat is een reclametekst van een verzekeringsmaatschappij van enige jaren geleden. Dat reclameteksten niet a priori irritatie hoeven op te wekken bewijst een anekdote van zo'n 40 jaar geleden.
Ik reed met de trein elke dag van Bergen op Zoom naar Leiden. En terug. Op station Delft was men bezig met het plakken van grote A0-posters op reclamezuilen. In die tijd had je ook al verzekeringsmaatschappijen, en ook een Bond tegen het Vloeken. Op het affiche van de Bond tegen het Vloeken prijkte de tekst: "Als gij vloekt zult gij allen omkomen." Ik vloekte niet dus ik was ook niet zo bang dat ik om zou komen. Wel kwam ik niet meer bij van het lachen - om de term schuddebuiken maar niet te gebruiken - toen op het affiche daarnaast, van Ennia de volgende tekst bleek te staan: "En als het dan gebeurt, dekt Ennia alle schade."
Binnenkort Bij bosjes, deel 2.
Ik hoop wel dat de beeldenstormchallenge niet overslaat naar Italië! Dat de inwoners van Rome de beelden, tempels, kerken en andere monumenten met rust laten en niet neerhalen, zeg. Die Trajanus was in Dacië ook niet bepaald een lieverdje. Hopen dat die zuil overeind blijft. Niet iedereen zal fan zijn van Vittorio Emanuel, maar om nou die afzichtelijke suikertaart daarom af te breken! In het Colosseum ging het heel vaak fout met slaven, maar het is al gehavend genoeg zo. Als je geen fan bent van Marcus Agrippa, oké, maar laat het Pantheon aub in tact. Mocht ik ooit weer in Rome rondlopen, dan zal ik alle monumenten mijden waar iets negatiefs aan kleeft. Beloofd. Ik struin meteen door naar de eerste de beste ijssalon aan de Via Nazionale. Al weet ik dat die eigenaar de fiscus getild, zijn vrouw belazerd en zijn ijsjes uit China heeft.
Het is juni. Juni was vroeger de maand van de tegemoetkoming ziektekosten, de zkoo. Leuk bedrag, waarvoor je weer leuke dingetjes kon doen. In die tijd was juni nog niet zo in beeld als maand waarin bedankjes van leerlingen bij mentoren en leerjaarcoördinatoren terechtkwamen. Nu is juni de maand van de chocola. Vandaag weer een kilo ontvangen, Merci deze keer.
Ik neem dat allemaal mee naar huis en daar smikkelen wij daar ruimhartig van. Twee collega’s zagen me met de buit van 17 juni richting huis vertrekken. Zegt de een: ‘Kijk maar uit dat je niet te dik wordt!’ Waarop de ander zegt: ‘Wordt?’.
Ik eet nu toch maar een stukje snoepkomkommer. Beter voor mij. Mijn beleving van een eindejaarsuitkering, zeg maar.
Elke ochtend loop ik naar school. Gelukkig kan dat weer. Ik kom hoe dan ook langs de winkel van mijn vrienden van de DCH. Daar werkt een jonge kerel die ons geregeld helpt met technische dingetjes. Bij het bellen van de technische afdeling vraag ik dan ook meteen maar naar Arjan. We hebben er een paar hier, meneer. Doe Arjan 'die en die' maar. Nou dan weten zij dat je hun winkel en hun mensen beter kent. Altijd voordelig. Wel, hij is technisch heel goed, maar hij rookt ook, Arjan. En roken doe je buiten, ook bij de DCH. Dus daar passeer ik hem best vaak. En Arjan heeft humor. Toen ik hem laatst alweer voorbijliep toen hij discreet stond te paffen aan de achterzijde van de winkel sprak hij de gevleugelde woorden: wandel jíj nou zo vaak of rook ík nou zo veel?
Geweldig! Een Van Gaaltje, noem ik zo'n uitspraak. Ik heb hem geen antwoord gegeven, omdat ik met mijn mond vol tanden stond. Iets wat mij niet vaak gebeurt. En ach, het was toch een retorische vraag?
De dag van de proclamatie komt eraan. Hij zal anders zijn. Daar laat ik het qua informatieve waarde bij. Time will tell. Wat het de vorige jaren was vertel ik ook niet, want dan leg ik teveel nadruk op wat de geslaagden missen. Vergelijkbaar met een tandarts die met zijn scherpe pinnetje even over al je kiezen gaat en bij een ontstoken exemplaar wat harder frut en vraagt of je iets voelt. Bij geslaagden en het woord proclamatie is wellicht een beetje sprake van nivea, maar dat schijn ik wel vaker te doen. Nivea? Ja, acroniem. Eh? Acro-watte? Nivea staat voor 'niet invullen voor een ander'. Ik moet niet willen invoelen welk gemis andere mensen ervaren bij een ander soort proclamatie. Als je de eerste letter neemt van die vijf woorden 'niet invullen voor een ander' krijg je een uitspreekbaar woord: nivea. Nivea is eigenlijk het vrouwelijke bijvoeglijk naamwoord van het Latijnse woord niveus, dat sneeuwwit betekent en er schijnt een sneeuwwitte crème te zijn die zo heet. In een blauw doosje.
Omroepen hebben een handje van acroniemen: VARA, AVRO, TROS. Voetbalclubs als ADO, NAC (dubbele laag qua acroniem), NEC doen ook mee. Wie kent niet het fenomeen LASER (light amplification by sudden emission of radiation: leuk om zondagmiddag tijdens de zuivelparty eens te laten vallen)? Vrijmibo is ook een acroniem, nu ik er eens over denk. Jee!
Ook in vroegere tijden bestonden er al acroniemen en je moest af en toe nog nadenken ook! Het christelijke symbool "vis" - als je het weet herken je het ook - is een goed voorbeeld. Het Griekse woord voor vis is ἰχθῦς, in hoofdletters ΙΧΘΥΣ (voor wie geen Grieks meer kan lezen, wil lezen, mag lezen: ichthus). En de letters, de iota, de chi, de thèta, de upsilon en de sigma van dat woord staan voor Ιησους Χριστος Θεου Υιος Σωτηρ. 'Jezus Christus god's zoon redder' betekent dat. Gaaf.
Ik blijf dit soort taalkundige dingen fantastisch vinden. Maar het heeft niets met proclamatie te maken nee.
Vanochtend was ik in de koffiekamer op school. Stel je twee collega’s voor die met elkaar in gesprek komen. Zegt de een tegen de ander ‘Goh, ik heb jou een tijd niet gezien! Hoe gaat het?’ Zegt de ander ‘Ik heb je wel gezien net hoor, op je rug, toen je lesgaf.’ Keurige mensen, neem dat van me aan. Maar wie de context niet zou hebben, zou toch denken dat er nog behoorlijk bij gebeund wordt in het onderwijs. Tijdens Corona-tijd.
Soms heb je wel eens zo'n momentje. Gadver, Van Hoon, momentje voor jezelf, momentje voor Moccona bedoel je zeker? Nou nee. Moccona was, lang geleden, oploskoffie en ik heb bij mijn weten nog niks opgelost. Ja, in mijn dolle jeugd per ongeluk een keertje. Ik was aan het verven geweest en had het stampertje van mijn glas tonic met citroen gebruikt om de verf te roeren. Lekker goedkoop. Na het verven deed ik het plastic stampertje, net als mijn kwast, in een potje terpentine. De volgende dag was het weg. Opgelost, zei een buurman die zijn vage notie van scheikunde op mij wilde botvieren. Ik hoop wel dat mijn stampertje nooit ergens in oplost, maar goed. Tot zover over Moccona.
Nee, ik had een fijne ervaring vanochtend. Jeezus, Hoon, kun jij nergens anders over denken? Jawel hoor, maar je begrijpt me verkeerd. Ik bedoel dat ik eerst helemaal klaar met iemand was en toen weer licht aan de einder zag. Oké, laat maar!
Vanochtend had ik een gesprek met een leerling. Hij kwam lichtelijk tegen zijn zin binnen en op gang, maar op de een of andere manier ging hij vrolijk en weer vol frisse tegenzin m'n kamer uit. Somber binnen, goedgemutst weg. Mijn dag was meteen goed! Leraar, elke dag een ander. Oh nee, nou doe ik het weer! Ik bedoel: leraar, elke dag anders. En zo is het maar net.
Het is 4 juni. Twintigtwintig. We gaan vandaag onze leerlingen de uitslag doorgeven van het examen. Het schoolexamen, maar een examen. Ik stel me zo voor dat ze aan de telefoon zitten te wachten tot ik bel. Maar dat is natuurlijk niet zo. Ze hebben hun mobiel in hun achterzak en ze zijn aan het werk. Achter de kassa, bij de bouwmarkt, bij het flyeren, dus ze zitten helemaal niet aan de telefoon. Dat is elk jaar zo dus waarom zou het dit jaar anders zijn?
Alle leerlingen kennen hun cijfers al. Die hebben ze de afgelopen dagen naarstig gecontroleerd. Is het allemaal juist wat er staat? Overzie ik geen lacunes? De mensen op school van de examencommissie hebben alles gecontroleerd. Dus de uitslag straks is de enige juiste uitslag.
Ik vind dat al mijn eigen mentorleerlingen, maar sowieso alle leerlingen van mijn school het prima gedaan hebben. Ik ben hartstikke trots op ze.
En straks aan de telefoon? Het blijft leuk om te horen: je bent geslaagd! Je hebt het hartstikke goed gedaan! Ook al sta je net een kassabon te geven aan een klant en vraag je of ie zegeltjes wil voor allerlei acties. En het blijft leuk om de goede uitslag te melden. Goedemorgen. Spreek ik met "Marietje"? Ja, dûh, De Hoon. Dat staat in je display. Even pauze. Spanning opbouwen. Op school geleerd. Ehm ja, Marietje. Pauze. Gaat goed met de spanning. Marietje denkt ineens aan die wel erg laat ingeleverde opdracht, maar ja de printer deed het toen echt niet! Marietje, ben je er nog? Ja meneer, leuk dat u belt, maar ik ben geslaagd. Dat heb ik gisteren in SOM gezien. Als u het niet heel erg vindt: er staat hier een klant aan de kassa. Hij wil z'n kassabon. En z'n zegeltjes. Doei! Klik. piep piep piep. Eh, ja. Zit ik dan. Gefeliciteerd, Marietje. Mooie cijfers.
Moeder natuur heeft mij een kwetsbare huid gegeven. Eén keertje langs een doornstruik en de huid op mijn ranke stappers is al kapot. Ga ik in een aanval van bewegingslust met mijn arm te dicht langs een muurtje, dan is mijn huid gehavend. Loop ik ook maar één keertje onder een te laag poortje door, dan zit er niet alleen een deuk in mijn hoofd en de daaronder verondersteld aanwezige hersens, maar ontsieren ook bloedige strepen de altijd aan daglicht blootgestelde hoofdhuid. Ik ben kortom voorzichtig.
Daarom blijf ik de komende dag ook binnen. De zon zal onbarmhartig schijnen, en dus ook de huid onder mijn lastig zichtbare haren verzengen en diezelfde twee haartjes definitief weg schroeien. Nou nou nou, Van Hoon. Is het allemaal zo erg, een beetje lekker weer? Nee, maar het geeft mij een uitstekende reden binnen lekker achter mijn pc te kruipen. Wat doe ik daar? Ik hoor het u vragen (maar ik heb wel vaker hallucinaties).
Ten eerste ga ik mijn speeches schrijven. Speeches? Meervoud? Of ik belangrijk ben of zo? Nee, al mijn 14 mentorleerlingen uit de examenklas hebben het super goed gedaan, twee achten zelfs bij Latijn. Hebben ze zelf gedaan, hè. Hebben ze niet aan mij te danken. Zelf! Keigoeie gasten! Nou, en voor die gasten ga ik een speechje schrijven voor bij hun diploma-uitreiking. We mogen dit jaar per speech maar liefst 150 woorden gebruiken en dat ga ik doen ook. In positieve zin, al helemaal voor die twee met die achten voor Latijn. Voor die 3 met vijven voor Latijn bouw ik wat vileine grapjes in. Zij humor, ik humor. Dus wie net als ik een kwetsbare huid heeft, kan beter een dikke trui dragen. Nou, dat is taak 1 tijdens deze warme dagen.
En wat ik ook aan het doen ben is het examendocument voor volgend jaar in orde maken. Mijn hemel! Caelum meum! Wat hebben ze dit jaar een verschrikkelijke mazzel gehad met Vergilius! Volgend jaar is het Cicero, dezelfde waar ik ooit fan van was en wiens geboortestad ik elk jaar met twee leerlingen placht te bezoeken, onder het mom van studiereis, academisch onderzoek, enfin, al wat fiscaal enigszins aantrekkelijk leek. Het is een redevoering, haha, een speech - hij ook, Cicero! - en die houdt d'n Arpinaat in een proces vanwege vadermoord. Er wordt er eentje aangeklaagd, maar Cicero - en nu volgt een spoiler: niet lezen als je daar niet tegen kunt - krijgt hem vrij. Ik zei toch: niet lezen als je daar niet tegen kunt? Nou dan.
Goed, voor wie lijdt aan hippopotomonstrosesquippedaliofobie, maar dan voor lange zinnen in plaats van voor lange woorden, heb ik beangstigend nieuws. Wat dat nieuws is, vertel ik in september. Mocht ik dan een zesde klas les mogen geven natuurlijk. In deze tijden weet je nooit.
Het document is al zover af, dat er alleen nog maar voetnoten onder moeten. Dus ik zit al te popelen. Dat is taak 2. De voetnoten, niet het popelen.
Zo kom ik nou, en straks, mijn tijd door. Binnen, niet buiten.
Het is eind mei, er zijn volop lessen op afstand geweest, er zit een machtige toetsweek aan te komen en er is Covid-19. Een en ander brengt sommige leerlingen er al toe te informeren hoe ik de laatste les denk te gaan invullen. Hee meneer, nog 5 lessen tot de toetsweek, daarna doen wij niks meer en u des te meer. Gaan we de laatste les filmpje kijken? Wat dacht je zelf, oelenwappert? Op de bank, dicht bij elkaar, Ti Ta Tovenaar kijken? Oh. Een leuke Kahoot-quiz doen misschien? Nou, ik dacht eerder aan galgje. Kun ik ten minste nog een superieur gevoel overhouden door woorden te gebruiken als zwaluwvlucht, quinoa en het bij classici immer populaire oxymoron. De Engelsen hebben daarvan alleen het laatste gedeelte onthouden, maar die drinken dan ook geen melk.
Zo, nog een dagje keihard werken en dan is er een welverdiend weekendverlof. We gaan van het mooie weer genieten. Een mooi eindje fietsen lijkt ons wel wat. Eens kijken wat we mee zullen nemen. Brood, met beleg. Moet wel: horeca mag nog niet open. Flesjes water. Is goed voor ons. Chocomel zit er niet in: horeca mag nog niet open. Routekaarten, op onze smartphone geïnstalleerd. Hopen dat ze kloppen want anders zie je ons maandag niet terug. Ehm, jasje, voor als er een wolkje voor de zon schuift. Zonnebril, voor als het wolkje weer weg is. Zakdoekjes, suggereert mijn gade. Je (het algemene 'je', 'men') weet nooit of je (niet ik, ik zou dat nooooooit doen, nee, het algemene 'je', 'men') niet een keer in het bos achter een boom moet gaan zitten beerhakken (zoals mijn buurman Jan dat altijd eufemistisch - is dat nog eufemistisch te noemen of juist grof taalgebruik? - noemde) en dan heb je meer aan zakdoekjes dan aan dennentakken zeg maar. Sja, horeca mag nog niet open. Ik heb voorgesteld dan maar - campingsgewijs - een rol pleepapier mee te nemen. Ziet toch niemand in onze fietstas.
Iedereen heeft het over de lichting 2020 die geen eindexamen doet. Er is al heel veel over gezegd, dus ik houd mijn observaties dienaangaande maar eens voor mij. Nee, ik wil het nu even over mijzelf hebben. Wat specifieker over wat mij aangedaan wordt, nu er geen centrale examens zijn en er dus ook geen bijna 150 bloednerveuze kandidaten in een hete gymzaal, omringd door de nodige zooi en etenswaren op hun ruime tafeltje, examens zitten te maken. Kandidaten op wie gelet moet worden, door oppassers, door surveillanten, door hun lieve juffen en meesters. Examenkandidaten die indringend aangekeken moeten worden als ze opzij kijken, een potloodje laten vallen of op het deksel van hun grafische rekenmachine hun boterhammen smeren. Ik mis mijn taak als surveillant enorm.
Wat ik nu niet mag lezen, zijn de instructies voor surveillanten. Wie wel naar de plee begeleid mag worden, wie niet, en wie juist. Wat je moet doen als je vermoedt dat een kandidaat fraudeert. Hoe lang je moet blijven zitten als de volgende surveillant er nog niet is. Dat soort voorschriften, ik mis ze. Ik vind het wel leuk als ik een leerling zie die zijn vinger opsteekt, omdat ie een nieuw blaadje wil of naar de plee of allebei tegelijk, en dat ik dan die vinger volg en naar boven kijk. Zeker als er nog maar weinig tijd is mag ik graag op die manier wat ontspannende humor praktiseren. Hij mag toch niks zeggen.
Ik mag geen handtekening zetten op een protocol, dat ik een van de surveillanten was, ik mag niet lekker vooraan zitten zodat ik, en niemand anders, de volgende surveillanten streng kan toefluisteren wat ze moeten doen en op wie ze in het bijzonder moeten letten. Ik mag niet, 15 minuten voor het einde van een examen, mijn stem verheffen en in de doodse stilte hard roepen dat ze nog maar een kwartiertje hebben. Dat mag niet. En ik vond het altijd geinig na die aankondiging even 5 seconden te wachten en dan te zeggen “voor jullie examen, hoor, niet voor de rest van je leven.”
Ik mag nu niet alle ingeleverde examens sorteren op volgorde van examennummer en dan op naam van de docent. Mag ook al niet.
Nee, ik vind dat er veel te veel compassie is met de afstuderende leerlingen en veel te weinig met ons, docenten, surveillanten, oppassers. Ik denk dat ik me door deze situatie zodanig geknakt voel dat er de rest van het jaar niet veel meer uit mijn handjes komt. I hate covid-19. Maar dat deed ik toch al.
Ik dacht niet dat ik het ooit zou doen, een kliklijn bellen. Ik geloof ook niet dat de gemeente Dordrecht afdeling bomen, struiken en potgrond zo heet hoor, maar voor mij voelde het als klikken.
Je weet wel wat ik bedoel hè? Je ziet iemand iets doen en dat vind je niet zo'n goede actie. Maar dan ga je het niet tegen die persoon zeggen. Nee, dan ga je tegen iemand anders zeggen wat voor naars je die eerste iemand hebt zien doen. En dan vraagt die ander wie dat dan was, die je iets naars hebt zien doen. En dat wil je dan ook eigenlijk weer niet zeggen, omdat je dan bang bent dat degene bij wie je geklikt hebt naar die door jou verklikte persoon toe gaat en dan zegt: hee, hij daar zegt dat je, laten we een simpel en onschuldig voorbeeld nemen, een mevrouw van 80 van het zebrapadje af geholpen hebt en pootje hebt gehaakt. Kleng, kadeng, hier, hufter, hier heb je een watjekouw. Nou, dat is niet leuk natuurlijk, want voor je het weet komt die verklikte bij jou verhaal halen. Sja, weet ik veel. Doorgesnoven idioten heb je overal heden ten dage.
Goed, de draad nog niet kwijt hè? Nou, dit ging over een melding die ik bij de gemeente Dordrecht afdeling bomen, struiken en potgrond gedaan heb over een boom in onze straat. Die is dood. Die boom! Dûh! Ik heb weinig verstand van de natuur, maar deze boom is echt hartstikke dood. Dus die moet weg. En wat ik nou zo erg vind: die boom kan zich niet verdedigen. Ik heb hem verraden, genaaid, d'r bij gelapt, aangegeven bij instanties. Ik voel me echt heel schuldig. Zeker zo vlak na 4 en 5 mei.
Ja, wen d'r maar aan, zeiden ze niet zo lang geleden tegen mij. Je gaat straks toetsen geven zonder dat je er een cijfer aan hangt. Dan krijgen je leerlingen feedback op hun antwoorden en dan zit er geen consequentie aan vast. Mooi hè? Ik kende dat principe wel en ik noemde dat ooit, toen ik de onderwijsdidactiek nog in mijn armen sloot en daarover met medestudenten over in discussie ging, diagnostische toetsen. Zoiets heet tegenwoordig anders, omdat elke deskundige altijd zijn eigen plasje moet doen over een door hem, of haar, bedachte vernieuwing. Anders tel je niet mee. Goed, momenteel heet het formatief toetsen, maar het idee is hetzelfde. De arme kindertjes niet meteen een rekening presenteren voor niet opletten, maar ze zoetjes de goede kant op sturen. Niet schoppen zeg maar, maar ze uitnodigen eens te doen wat je vraagt door ze met kwinkslag en hint toe te knipogen.
Goed, ik ben zo volgzaam als wat dus ik ben eens in Forms gedoken. Dat is een onderdeel in Office 365 van MickeySoft waarin je enquêtes kunt maken en afnemen. Maar je kunt er ook een quiz mee maken, en zo'n quiz lijkt mijns inziens veel op een toets. Er zitten nadelen aan, maar zeker als je ze inzet als formatieve toetsen kun je leuke resultaten behalen. Je kunt de toetsen automatisch laten corrigeren, maar dan moet je wel erg gesloten vragen bedenken. Meerkeuzevragen zijn altijd mogelijk en die zijn vooraf goed instelbaar. Ik vind het sowieso altijd wel leuk alternatieve antwoorden te bedenken voor een meerkeuzevraag, maar nu zag ik echt leerlingen die hun teksten veel te oppervlakkig gelezen hadden, of hun vragen te slecht gelezen hadden of, de meest letale combinatie, allebei niet goed gedaan hadden.
De zesdeklassers hadden nog één schoolexamentoets, een dikke summatieve toets dus, te gaan en ik had een stuk of acht proeftoetsen gemaakt over de stof. Ik wilde graag dat ze de laatste toets ook echt goed zouden voorbereiden. Alle 95 leerlingen had ik in een team 6ltc gestopt, wat staat voor klas 6 Latijnse taal en cultuur. Omdat ze heel veel gewerkt hebben hadden ze weinig tijd en kwamen ze er pas vorige week achter dat Latijn best nog veel werk was. Dan zou je massale deelname aan de proeftoetsen verwachten. Ik ook. En nu volgt een adversatief asyndeton.
Gemiddeld hebben 16 leerlingen alle oefentoetsen gemaakt. Dus ik kon degenen die inderdaad oefentoetsen gemaakt hadden blij maken toen bleek dat ik wat vragen uit de toets die ze nog moesten maken in de oefentoetsen had opgenomen (easter eggs). Ik ben ook een etterbak ook, hè. En de lapswansjes kon ik triomfantelijk uitleggen waarom het redelijk dom was geen oefentoetsen te maken: ze boorden zichzelf drie punten door de neus. Heerlijk. In de herkansing is dat helaas niet het geval, want die heb ik dan weer niet zelf gemaakt. Ik ben ook wel eens lui. En over dom gesproken. Wat dan weer een beetje dom was van mij: ik had in de toets per ongeluk het antwoord op een vraag laten staan. Keurig, opvallend in rood, achter de vraag. De meesten hadden het door. Maar .... ook een enkeling niet. Ha ha, ik kwam niet meer bij. Krijg je puntjes, neem je ze niet aan!
Ja, ja, we gaan echt heel ver om onze leerlingen te behoeden voor de RV-toets, de Slob - corona - resultaatsverbeteringstoets. Als je een RV-toets moet doen ben je nog niet jarig namelijk. En als je er twee gaat doen, dan ben je wel een week zoet om alles optimaal voor te bereiden. Minimaal. Maar ja, dan heb je elders ook je kansen laten liggen. Beetje recht wordt er dan wel gedaan. Vind ik.
'Dank je wel,' zei ik, toen ik vandaag ineens heel veel leerlingen bij elkaar zag en ik de een na de ander op geheel eigen wijze begroette. Ze waren vlak bij school en dat kon wel kloppen want ze hadden een toets biologie. De laatste toets biologie. Hopen ze dan, hè.
Het was zo'n beetje kwart over 8, de toets zou 9 uur beginnen en het krioelde van de leerlingen. Eén meisje sprong er wel heel duidelijk uit: ze had zich volledig in het roze gestoken. Ik denk dat ze bang was voor een grijze muis versleten te worden. En ja, met een toets biologie voor de boeg kun je beter geen muis zijn, in dit land van dierproeven en zieke neigingen tot experimenteren.
Ze zag er hoe dan ook super vrolijk uit, maar ja, dat is ze eigenlijk altijd wel. Ik moet ook eens zo'n strak roze pakkie aanschaffen. Word ik ook vrolijk van.
Goed, het krioelde van de leerlingen dus. Zo vroeg zijn ze nog nooit voor een toets op komen diepen, zou Molly zeggen. Molly is een dierbare oud-collega Engels. Ik heb zelfs leerlingen zien staan - keurig wachtend in een rij tot ze de zijingang konden betreden - die schooltijden altijd heel flexibel opgevat hebben. Die we wakker moesten bellen omdat ze voor pampus in hun bedje lagen na een avondje studeren zonder Redbull. Die verzamelingen te laat briefjes hebben waar Floris jaloers op zou zijn. Die in hoge nood, met alleen de meest basale kleding aan, de laatste tien minuten van een toets kwamen meepikken, omdat ze dat toch eens meegemaakt wilden hebben. Dat soort gasten.
Enfin, lang verhaal kort. Die begroette ik op mijn eigen wijze. Joviaal, guitig kijkend, nep-klassieke frons op het gezicht. En ... met een elleboog. De coronagroet: elleboog tegen elleboog. Beetje ongemakkelijk als je wat minder lenig bent, maar in de praktijk eigenlijk wel meteen duidelijk welke elleboog tegen welke elleboog aan moet komen. Dat in tegenstelling tot kussen op de wang in het buitenland, wat toch altijd raden en mikken blijft.
En er zal wel geen verband bestaan tussen mijn begroeting en de score voor de toets, maar, zo sprak een leerling, ik ging er wel lekker op, meneer. Maar u moet niet zo gemeen doen hoor! U geeft ons allemaal een elleboog. Dat doen ze op het voetbalveld, meneer, niet in een beschaafde omgeving van een middelbare school.
'Dank je wel,' zei ik guitig. 'Ik zal het nooit meer doen.'
Ik zal ze ontzettend missen, de leerlingen van dit cohort 2017.
Vanochtend was ik naar school. Ik verwachtte er tien minuten te zijn, maar voor ik het wist was het half 12. Etenstijd. Er waren leerlingen in het wild op school. Ze hadden een toets geschiedenis en de meesten vlogen daar, mede gezien hun gemiddelde tot nu toe, in een half uurtje doorheen. Toen ze klaar waren gingen ze niet op de bankjes klitten en chillen, zoals vroeger, maar braaf 'op huus oan.' Dat was hen gevraagd en onze leerlingen zitten dan zo in elkaar dat ze opdrachten ook meteen uitvoeren. Ik kwam er op weg naar huis een paar tegen. Heeeeee, meneerrrrrr! Beetje die rollende r achteraan die hun begroeting extra authentiek maakte. Ze waren oprecht blij me te zien. Op ruim anderhalve meter van elkaar bleven we even staan praten over gezellige onderwerpen als ziekte, treurnis, depressiviteit, ingeslapen huisdieren, straatroof, 12% begrotingstekort, geen examen, onduidelijkheid over diploma-uitreiking, onduidelijkheid over studie en universiteit om ten slotte weer hieperdepiep uit te komen op dat magische Latijnse woord corona. Uitleggen dat dat krans betekent en dat sommige generaals in de oudheid een gouden krans om hun harses hadden met afbeeldingen van scheepssnebben daarop, daar waren ze niet echt in geïnteresseerd. Huh? Scheepssnebben? Wazda nou weer? O nee, laat maar meneerrrrrrrr. Morgen biologie.
Goed, van al die emoties moest ik even bekomen. Ik ging thuis op de bank zitten en daar zit ik nog steeds. Ik rust. Requiesco is dat in het Latijn. Bekend van ... ach, laat maar.
Nee, maar echt waar. Ik ben heus niet jarig of zo, maar ik zit wel boven te genieten van de natuur. Die lijkt haar (het is moeder natuur, hè) best te doen aan alle mensen te laten zien: zie je nou wat er gebeurt als je me met rust laat? Waarschijnlijk gaat dat elk jaar zo en ben ik gewoon in een super ontvankelijke stemming voor allerlei positiefs, te midden van alle ellende.
Maar dan toch. Is Van Hoon zweverig geworden? Misschien wel ja. Eventjes mag dat wel. En ja, over een paar maanden 60 hè.
Wat een heerlijk gevoel! Jaaaaa, het is zo fijn. Wat heb ik dit gemist! Geef me meer, meer, meer! Oooh, oooh, aaaah, aaah, Jippie de flippie.
Voor iemand vermoedt dat ik me in een vlaag van zinsbegoocheling, anti-anderhalve-meter-sentiment, opperste frustratie en autoerotomanie eens op een ander, lekker scabreus literair genre gestort heb, nee. Helaas, helaas. Het gaat over het gevoel dat ik heden ervaar bij het luisteren naar een kameropera. Gokkernolle, Van Hoon! Een opera? Ben je helemaal van 't padje af of zo? Een kameropera, dat is cultuur, man! Dan toon je je een geëngageerd en verfijnd minnaar van de culturele geneugten die er in het leven bestaan. Weet je zeker, dat je nog spoort en zo? Sport? Mwah, nee. O! Spoort!
Dapper kan ik antwoorden: tut tut. Geen opera. Een kámeropera. Die zijn kleiner en duren minder lang.
Jawel! Ik heb mij een klein half uur verdiept in de kameropera van ene Henry Purcell, Dido and Aeneas. Man, man, man, die windt me echt op! Die stemmen, die teksten, dat libretto, die poses, die minnedrift, ze grijpen me bij de kloten. En ja, dan ga ik voor de bijl. Ik moet wel zeggen dat de ondertiteling me prima helpt thuis te brengen wat ze nou precies zingen. Mijn intonatie en articulatievermogen zijn, zoals bekend bij hordes leerlingen en oud-leerlingen, nou niet om over naar huis te schrijven en eerder om zachtjes aan bij in slaap te vallen. Maar wat de dames en heren sopranen, tenoren, baritons, alten en bassen uitkramen, daar heb ik echt ondertiteling bij nodig. Nou, die heb ik gevonden. Ik ben weer tevreden met mezelf.
En nu een leuke opdracht uitvogelen voor mijn schattige vijfdeklassertjes om ze, na al dat Netflixen tijdens de lessen op afstand, cultureel verantwoord mee aan het werk te krijgen. Met de kameropera, ja. Gna, gna. Maken ze eens mee, wat ik vroeger altijd mee maakte. Nu niet meer, nee. Nu niet meer. Ik genas en stond op. En ik bleek van kameroperamuziek te houden.
Straks een crematie. Mijn buurman van vroeger is overleden. Jan heeft meer invloed op mijn, op ons leven gehad dan we gedacht hadden. In het algemeen denken we met veel plezier en waardering aan Jan terug. Ik pik er hier een paar dingen uit die we ons nog goed herinneren.
We waren in december 1985 in Zwijndrecht komen wonen. Op het oude veilingterrein waren premie C-woningen gebouwd. Wij woonden op 145, Jan en zijn vrouw Tineke en hun dochter Annuska woonden op 143. We kwamen vanuit Rotterdam waar we 9 maanden in een bovenhuis hadden gewoond. Geen tuin dus. In Zwijndrecht hadden we een langwerpig stuk grond, met nog een klein schuurtje erop. We besloten tot het voorjaar te wachten met het inrichten van iets dat op een tuin moest lijken. We hadden buiten Jan gerekend. Jan was een echte Zwijndrechtenaar en hij werkte in die tijd als hovenier voor de gemeente. Op een avond in februari, maart kwamen we thuis. Het was donker, maar bij het weg zetten van de fietsen zagen we wat hobbeltjes in de tuin. We konden niet goed ontdekken wat het was. De volgende ochtend bleken er overal struikjes in te staan, zo op een afgepaste afstand. Wat was er nou aan de hand? Jan had met lede ogen naar ons braak liggende stukje grond gekeken en bij het tuinieren voor de gemeente wat ruimer geplant dan strikt noodzakelijk. Daardoor hield hij een aantal struiken over. Tja, goede raad was duur. Maar de oplossing was nabij. De 'tuin' van de nieuwe buurtjes zag er zo armzalig uit, dáár konden best alvast wat planten in.
Dat Elma op millimeterpapier een ingenieus schema voor betegeling had gemaakt, Jan zette zich snel over die teleurstelling heen. Sterker nog. Wij waren op een ochtend, na het verwijderen van de door de gemeente Zwijndrecht geschonken plantjes, al ruim twee meter uit de achtergevel bezig met het kaarsrecht én volgens Elma's schema aanleggen van terrastegels. Echt, káárs- en káársrecht, volledig horizontaal, totaal waterpas. Bijna drie uur mee bezig geweest. Studentenhandjes zijn teer en we hadden ook geen enkele ervaring, alleen de tekening van Elma. Jan stond er bij te kijken. Handen in de zakken, peukie in zijn mond. Kwartiertje. Langer hield hij het niet vol. Ik kan me zijn woorden nog letterlijk voor de geest halen: 'Hee, als jij nou eens samen met mijn dochter op het Stationsplein een kratje bier gaat halen, zal ik ff helpen met dat terrasje.'
Wat doe je dan? Je hebt zijn goedbedoelde plantjes al uit je tuin gewipt, je wilt niet meteen bonje met je inheemse en kennelijk ervaren buurman en we vermoedden dat het afwijzen van het aanbod contraproductief zou werken. 'Oké.' Doen we. Jan pakt een spa en haalt die twee meter terras er in tien minuten uit. Drie uur mee bezig geweest! Wat er niet goed was, begrepen we uit zijn summiere uitleg later pas: 'Wou je thuis zwemmen?'. Het terras moest vanuit de achtergevel geredeneerd licht aflopen. Dan zou het regenwater ook de goede kant op lopen. Jan legde in zijn eentje het terras voor drie kwart, en besloot toen te stoppen. Het zou morgen wel afgemaakt worden. Die drie kwart kwamen we later ook nog tegen, toen Jan mij leerde behangen. Uiteindelijk deed hij drie kwart zelf, zodat er nog hooguit één kwart verkloot kon worden.
Jan was, zoals gezegd, een Zwijndrechtenaar. En toen wij in Zwijndrecht kwamen wonen moesten we wel even wennen aan de manier waarop men daar een verkleinwoord uitsprak. Waar wij, licht Leids geaffecteerd, -tje gebruikten, zei Jan altijd -tie. Zo werd een dubbeltje en dubbeltie, een appeltje een appeltie en een mannetje een mannetie. Grappig, zo terug kijkend op die tijd. Toen ik eens een keer iets op moest hangen en mijn boormachine het liet afweten op staaldraad of kiezels in het beton, wilde Jan wel hulp bieden en echt goed materiaal inzetten. Hij zei tegen mij, terwijl ik vertwijfeld stond te kijken naar de ravage van gaten in de muur, dat hij even ergens een "Hiltie" ging regelen. Korte tijd later kwam hij terug met een oranje koffer waar een zeer professioneel ogende boormachine uit kwam. Elma had mij gevraagd waar Jan heen was: 'die zou toch helpen?' 'Ja,' zei ik, het Zwijndrechts indachtig, 'die is even een Heeltje bij iemand gaan halen.' 'O,' zei Elma, 'wat aardig!'
Blijkt dus dat dat professionele merk gewoon Hilti heet. Jan kwam niet meer bij van het lachen.
Jan was een gouwe gozer die nooit te beroerd was om te helpen. Zo ook, toen wij onze goede vriend Edwin een gedenkwaardige vrijgezellendag wilden bezorgen, vlak voor hij met zijn geliefde Véronique ging trouwen. Jan wilde wel een trekker regelen met een platte kar erachter. Daarmee konden we dan door Zwijndrecht rijden en één keer in de zoveel tijd bij een kroeg stoppen. Jan kende ze allemaal. Binnen in de kroeg mocht Edwin die we als een breed uitgevallen Mickey Mouse uitgedost hadden een glas melk nuttigen, terwijl de rest van de mannen aan het bier ging. Eenmaal terug thuis, paar uurtjes later, mocht Edwin, ook docent klassieke talen, op het dak van ons schuurtje een les Latijn geven. We hebben genoten. Jan ook!
Met Jan hebben we Sinterklaas gespeeld voor mensen van zijn toneelclub, Jan heeft alle achtertuinen aan de Jakartastraat waar we nu wonen, maar waar we toen nog geen echte achtertuinen hadden van alle keien ontdaan. Van Jan zijn de uitspraken "Mark, da hè toch niks te houwen" en, als instructie voor het snoeien: Alles voor d'n lángsten dág snoeien.
Elma en ik hebben na het overlijden van Jan nog meer herinneringen opgehaald. Goede herinneringen, fijne herinneringen. Nogmaals, Jan was een gouwe gozer. We denken met veel plezier en genegenheid aan hem terug.
Moge hij rusten in vrede.
De stompzinnigste vraag ooit, kopt de Volkskrant vandaag. Oké, tussen aanhalingstekens, maar toch. Een vraag waar ik ook al meteen van dacht: die meneer die die vraag stelt, heeft die het echt zo slecht begrepen? We zijn geen deal aan het maken met een boosaardig virus! Nou ja, voor iedereen denkt dat ik snel volgde met domme vragen, dit ben ik niet, hè!
Parazzzsetaamoolllll, ik ga echt uit mijn bol
Paracetadinges, mol en zo, tiz echt geweldig!! Gisteren wiz ik eg nie waar dakket moes zoeken van de pijn. En nou, ze world smilezzz at me again. Oké, ik heb een snee. Oww, dat klinkt verkeerd. Baaf, ik heb een schaaf. Wond. Beter!
Voor wie denkt: die is as high as a kite, no way. Ik ben gewoon zo blij als Churandy Martina.
We zijn de afgelopen dagen bezig geweest met een vakantieklusje. Als de leerlingen echt vrij zijn, zoeken wij altijd iets om van de straat te kunnen blijven. Zeker in deze tijd handig. Het kost ons wel steeds meer moeite iets te verzinnen. We vinden dat het nuttig moet zijn. Beetje zweten, oké. Heel duur, mwah liever niet.
Dus deze vakantie begonnen we met het omwisselen van de werkplekken in de studeerkamer. Ik zat waar ik geregeld last had van de zon op mijn scherm, vrouwlief had nou juist zon nodig. Niet op haar scherm, maar op haar gezicht. Lijkt simpel, omwisselen, is het niet. We zijn bijna klaar, dat wil zeggen dat we alleen van een paar honderd kilo boeken nog moeten beslissen welke mogen blijven en welke weg mogen. Een beetje de IND 0.0. Ik heb net lekker een warm bad genoten. Ik loop met wat spullen naar beneden, denk dat er geen treetjes meer zijn, maar er was er dus helaas nog eentje. Zit ik daar plotsklaps met een enorme bons onderaan de trap, onderarm geschaafd en de muur dus een tikje rood. Enkel verzwikt en nogal wat pijn in mijn rug. Dus nu ben ik hulpbehoevend. Wil ik drinken? Ik hoef maar te kikken. Eten maken? Hoeft niet, maar deed ik ook al niet. Ik kan nu gaan Netflixen! Geen idee hoe het moet en wat ik wil zien. Maar het kán.
Zit ik daar op de bank, met een groot wit, nou ja, inmiddels weer roze verband om mijn onderarm. Ik draai maar ff niet en loop wel braaf af en toe een rondje. Dat is beter voor mijn rug zegt Elma. Die paar honderd kilo boeken mag ze nu zelf uitzoeken. Ik ben ff uitgerangeerd. Elk nadeel heb ze voordeel.
Sja, beste kijkbuiskindertjes, waar gaat dit nou weer over? Over het feit dat ik nu nog een man van 59 ben, maar wel eentje van 60 hoop te worden? Klinkt wel sip dan. Naar beneden kijkend en dan constateren ‘Hij hangt’. Aan de andere kant, hij staat en dan in de anderhalve meter versie, dat zou me ook niet blij maken.
Gaat dit over mijn vader zaliger die in 1974, bij tante ‘gokkernolle’ Toos kijkend naar de legendarische, ik mag wel zeggen iconische wk-finale voetbal tussen West-Duitsland en Nederland, na twee minuten de gevleugelde woorden ‘****, hij hangt!’ - doelend op de bal die Neeskens in de Duitse touwen had geramd - sprak? Inderdaad gevolgd door tante Toos: ‘Gokkernolle, we zijn d’r, motte nog een pilske?’? Nee, gaat het ook niet over.
Een LP dan? Die in dezelfde groef blijft hangen? Nope. De ingelijste prent, die je allang aan de muur zou bevestigen en die je, nu we in het onderwijs nog veel meer vrije tijd hebben dan anders, eindelijk bevestigd hebt? De bokser, die door zijn tegenstander KO geslagen is en nu murw tegen de touwen leunt? Nee, nee.
Ik zit te kijken naar de mooie bos tulpen die we van de schoolleiding gekregen hebben vorige week. Die staat hier op tafel voor me. Die bos, niet de schoolleiding. Maar van de individuele tulpen kan ik met recht beweren: hij hangt. Allemaal laten ze kun koppie hangen. Einde van een tijdperk, denk ik dan. Of misschien wordt het wel het nieuwe normaal. Het neonormaal, zou ik als classicus willen zeggen. Geen vakantiegeld meer, maar tulpen. Onze grootouders aten ze zelfs op, tulpen.
Enfin, geleidelijk glijden we van onderwijs op afstand naar vakantie op afstand. Niet meer naar beneden kijken, maar vooruit. Elke zaterdag eten laten bezorgen, om de plaatselijke horeca een beetje te steunen. We komen de vakantie wel door.
Het is paaszaterdag. Dat weet ik omdat ik katholiek ben. Voor velen is dit tuincentrumzaterdag, maar voor mij niet. Eergisteren was het witte donderdag, gisteren goede vrijdag. Ik weet het allemaal. Vroeger kreeg ik een vermaning als ik op goede vrijdag om 3 uur mijn waffel opentrok. Ik zat op het gymnasium in Bergen op Zoom, dus ik vroeg waarom dat niet mocht. Om 3 uur is Jezus gestorven, zei mijn moeder dan. Vandaag? Ja, en nou ff dimmen. Vijf minuutjes maar. Maar stierf Jezus dan elk jaar op een andere dag?, probeerde ik nog. Sssssttt. Nee, elk jaar op goede vrijdag. O. Oké.
Maar eh, hoe weet jij dat dan, ma? Stilte, baste mijn vader er dan overheen. Dat hebben wij zo geleerd, ja! En nou kop dicht. Van wie dan? Godv...! Rien! Niet vloeken, niet nu. Het is drie uur. Terwijl ik dus nog dacht dat ik van mijn pa het antwoord kreeg.
Goede vrijdag was dus een merkwaardige dag, vroeger bij ons thuis.
Herkansing? Herprofilering? Het nieuwe woord is resultaatverbeteringstoets, de RV-toets. Ik noem hem maar vast de RVT. Makkelijk te onthouden. Raad van Toezicht. Rust- en verpleegtehuizen. Of gewoon Rij via Tilburg.
Gisteren is de slaag-zakregeling voor de zesdeklassers gepubliceerd door minister Slob. Dat de minister onderwijservaring heeft wist ik al, maar hij kent zijn pappenheimers daadwerkelijk. En onze pappenheimers ook. Blijkt. Wat is er aan de hand? Er zijn leerlingen, die matigjes presteren. Dat komt onder andere doordat ze keuzes maken. Keuzes voor vakkenvullen bij de Appie, de Dirk, de Jumbo. Keuzes voor het uitdiepen van hun relaties. Keuzes voor het genieten van stimulerende middelen (alsof een 8 voor een proefvertaling niet stimulerend genoeg is!). Keuzes voor het uitlaten van de hond, de kat, de cavia en de schildpad.
Maar door die matige prestaties lopen ze natuurlijk een risico. Namelijk zakken. Optimistisch als de onzen altijd zijn, rekenen ze op het centraal examen om hun 5 komma 3'tjes op te halen. Ze calculeren dat ophalen gewoon in. Meneer, ik sta al vijf jaar een 5,3 voor Latijn, maar ik ga echt een 7,7 halen op het examen. Dan heb ik een 6,5 en dat is een 7. Nou ja, het kan hoor. Leuke N-term en dan haalt zelfs ... o nee, ik zal geen namen noemen ... een 7,7. Maar meestal niet dus.
En nu is er geen centraal examen! Nou, om tegemoet te komen aan leerlingen die gerekend hebben op het ophalen van hun onvoldoendes bij het centraal examen zijn er twee herkansingen. Shit. Zeg ik het toch weer. Krijgen ze twee RTV's. Eh, VRT's. Eh? TRV's? TVR's? VTR's? Laat maar. Twee herkansingen. De school mag ze maken, nou ja, de examinatoren dan. Ik zie ernaar uit.
Ik heb 1 april gemist. Nou ja, niet echt gemist, maar hij is min of meer ongemerkt aan mij voorbijgegaan. Dat zit zo.
Vroeger, toen liep ik als een briesend paard, nou eerder als een zeekoe - maar ja die lopen niet - door mijn klaslokaal. Ik maakte grapjes met leerlingen en zij met mij. En tussendoor deden we Latijn. Ze letten op mijn kleren, mijn pata's, mijn gezichtsuitdrukking, of ik sprak met consumptie. Ze stelden geen vragen, want daar werden ze moe van. Al dat soort dingen, maar ... ik was er blij mee. Er zat leven in de tent. Bij Latijn! Nu, nu zit ik achter mijn PC lessen te geven aan mijn vijfdeklassers. Af en toe zegt er eens eentje boe! O nee, dat is bij andere docenten. Ze zeggen braaf dat ze me begrepen hebben. De ratjes. Ze weten dat toetsen op afstand lastig is. Dat veilig af te nemen toetsen geld kosten. Dus wat doe ik? Ik zit via Forms toetsen te maken, wat ik op zich echt fantastisch vind. Af en toe doen we koffie, mijn collega klassieke talen van het Dalton en ik of, zoals over 13 minuten en 21 seconden, thee. Het is drie keer niks, terwijl ik toch heel nuttig werk doe.
Ceterum censeo coronam exstinguendam esse.
Hee schat, ik ben weer op de zaak. Sprak ik vanochtend toen ik 4 en een halve meter van haar vandaan plaatsnam op mijn eigen bureaustoel. Achter mijn eigen terminal. Glaasje water erbij, maar geen Dropkick Murphys, geen gebak bij de koffie, en wel een teringzooi links en rechts - nou ja, het tegenovergestelde van Daan z'n bureau aan het eind van de middag in ieder geval - en ook zuurtjes. Houden mijn stem goed. Want ik heb nog nooit zoveel geluld als ik nu doe. Niet normaal.
Maar goed, het onderwijs op afstand is wel een beetje zielloos. Ik doe mijn best en zit gigantisch te fröbelen met schermpjes en microfoons, webcams, Teams, PowerPoints en alle andere ellende, maar ik kan niet door mijn blik alleen een heel lokaal leerlingen stil krijgen. En dat mis ik. Dan is het mij allemaal te zakelijk. Oké jongens, doe je boek open, ik ga beginnen met Aeneis boek 4, vers 15. Wat ze aan de andere kant allemaal echt doen, weet ik niet. Misschien wil ik het ook niet weten. Af en toe zeggen ze alle twee eens ja en amen, ik begrijp het meneer. Maar dat stelt me niet gerust. Ik wil betrapte blikken, blosjes op de wangen, zenuwachtig heen en weer geschuif. Ik wil op allerlei verboden plaatsen verstopte mobieltjes waarnemen, ik wil vriendjes en vriendinnetjes in het lokaal smakelijk/smaakvol/smakeloos naar elkaar zien kijken en zien denken: ja, nou lach je nog, liefje, maar wacht maar eens tot na Latijn! Ik zie je in de curatorenkamer, boefje van me! Daar staat een hele lange tafel. Ik wil ze grappen horen maken. Of liever nog, pogingen tot grappen. Ik wil ze diagonaal naar elkaars werk zien kijken, ik wil die onbetaalbare blik zien als ik iemand betrapt heb, maar dat nog niet laat blijken, terwijl ik wel steeds intenser kijk. Ik wil wijsvingers, desnoods middelvingers de lucht in zien gaan in plaats van een bliepje op mijn luidspreker horen. Ik wil dat ze domme vragen stellen, zodat ik ze nog iets kan leren. Sterker nog, ik wil dat ze slimme vragen stellen, zodat duidelijk is dat ik ze niets meer kán leren! Ik wil dat ze mij aan het eind van hun carrière een hand geven en zeggen: nou, meneer. Ik dacht dat ik niets zou leren bij u, maar dat viel even tegen. Ik wil dat ze op tijd binnenkomen en hun mobieltje in de telefoontas deponeren, en dat ze me met het schaamrood op de kaken een even rood te-laat-kom-briefje geven en iets mompelen over een waterbus, terwijl ze op het Oranjepark wonen. Ik wil dat ik zit te kloten met mijn surface en dat er eentje minzaam aan mijn tafel komt staan en zegt: Lukt het, kulleke? Dát wil ik, in plaats van deze online cursus Latijns en Grieks in het dagelijkse leven en voor je algemene ontwikkeling. Ook goed, maar ach. Voor de leraar als verteller is het wennen, zal ik maar genuanceerd zeggen.
Ik blijf nog wel even op de zaak. Op mijn bureaustoel vanaf waar ik naar buiten kan kijken en kinderen kan zien spelen. Ze zullen wel denken. Goh, een leraar die thuis zit. Die heeft óf vakantie óf ... eh, óf niet.
Gadverpielekes. Er komt geen eindexamen dit jaar. Geen zenuwen vooraf, geen examennummers die ergens toe doen, geen woordenboeken controleren, geen vergeten grafische rekenmachines, geen surveillances in de gymzaal, geen handtekeningen zetten voor je surveillance in diezelfde gymzaal, geen leerlingen naar de wc begeleiden vanuit diezelfde gymzaal, geen ludieke taferelen van leerlingen die in één keer met een stapel woordenboeken, pennen, vruchtensapjes, zakken chips, thermosflessen energydrink heel bij de hoofdsurveillant proberen te komen, geen laatste examen, geen boze of slijmende gesprekken met tweede correctoren, geen zenuwen over N-termen, geen zuchten van verlichting over diezelfde N-termen. Geen examenfeestjes, geen barbecues. Allemaal niet. Geen Latijn-examen. Heb ik daarvoor zo'n mooi examendocument gemaakt? Daarvoor al die filmpjes ingesproken en op YouTube gepleurd? Vergilius' Aeneis in de wielen gereden door een virus. Kanone.
Wat we wel krijgen is dat de klok vooruit gezet wordt, komend weekend. Een uurtje. Gadverpielekes, kan dat niet vier maanden of zo?
Gisteren en vandaag waren onwezenlijke dagen. Geen leerlingen, wel werk. Een hele hoop werk zelfs. Om de leerlingen op afstand (zij thuis wij thuis, of zij thuis wij op school, of zij in de tuin wij op de plee) aan de slag te krijgen. Want met name degenen die examen gaan doen moeten geholpen worden. Die laten we echt niet barsten! De rest ook niet, maar dat is evident.
Op zo'n wazige maandag, dan zie je in zo'n goede organisatie als die van ons dat er heel wat bekwame, en dan bedoel ik digitaal-bekwame, collega's zijn. Met name de wat jongere garde is zeer bedreven. Wij rinocerossen zijn allebei geen nitwits, maar we raken al van de leg als er eentje door de uitleg van een ander zit te tetteren. Hoe dan ook, tal van initiatieven! het ene nog mooier en efficiënter dan het andere. Wat bestaan er gigantisch veel mogelijkheden om onderwijs op afstand te organiseren. Alleen jammer dat zo'n klotenvirus dat in gang moet zetten.
Zelf deed ik ook een duit in het zakje door te suggereren dat ik best veel wist van filmpjes maken van lesmateriaal die (die filmpjes!) vervolgens online gezet konden worden. Ik was daar het weekend mee bezig geweest en dan merk ik dat het wel wat helpt als je met veel aplomb meldt dat mensen zich bij jou kunnen melden als ze ook filmpjes willen leren maken die vervolgens online gekwakt worden. Ze melden zich gewoon aan! Ik heb vandaag een gewaardeerde collega uitleg gegeven en hij begreep het helemaal. Ik was blij, man, zo blij als Churandy Martina. Hij ook. Hij gaat nu de hele avond thuis filmpjes maken. Nou, bij nader inzien denk ik van niet.
Een jonge sectiegenote is digitaal wel heel erg bedreven en de sectie en onze leerlingen hebben straks heel wat aan haar te danken. Ze moet alles langzaam uitleggen en dan kan ik het misschien volgen. Maar ja, dat denk ik ook bij balletje balletje.
Uiteindelijk ben ik vanmiddag bezig geweest met dat maken van filmpjes en heb ik die op de een of andere manier op YouTube weten te krijgen. Een keer raden hoe mijn kanaal (ik hoop toch elke keer weer dat ik me bij dat soort terminologie niet verspreek) heet! Inderdaad ja, superlatijn https://www.youtube.com/channel/UCVkpyoE7By0rz4WRM-dYf9Q. Ik heb mijn mentorleerlingen gevraagd waar ze nu in het bijzonder behoefte aan hadden, behalve aan de antwoorden op de vragen in de laatste dossiertoets. Ik weet namelijk verrekte goed dat er al lang prima YouTube-filmpjes zijn over het examen Vergilius! Dus ja, wat had ik dan nog toe te voegen? Willen jullie meer of minder grammatica?, vroeg ik vilein, dus niet gespeend van enig sarcasme. Het verhaal was duidelijk: veel grammatica, echt woord voor woord uitleg. Nou, ik heb al 18 abonnees. Op naar de 1000.
Joh, ik leef me echt helemaal uit.
Van de week lag ik in bed. Het was gewoon nacht en ik had geen koorts, keelpijn, loopneus, hoestbuien. Nee, ik was gewoon moe. Zeker drie proefvertalingen laten maken.
Mij verscheen in een droom een schoolbestuurder. Ik kende hem niet, maar hij zag eruit als schoolbestuurder. Huh? Ooit heb ik eens een cursus mogen doen, en daarin legde men mij uit hoe bestuurders staan en hoe ze lachen. Nou, ze staan dus met de benen uit elkaar, handen in de broekzakken en ze lachen met open mond, luid en het hoofd achterover. Dat deed deze ook. Dus ja, een bestuurder.
Hij vroeg me een getalletje onder de tien te noemen. Ik ken dat soort trucjes dus ik zei 25000. Vraag verkeerd begrepen, zei hij, maar ik mats je. Ik reken het goed. Jij mag de scheidend rector, conrector en kunstdocent toespreken bij hun afscheid. Namens de school. Vind je dat niet leuk? Jij loopt daar 35 jaar rond en jij hebt ze zien komen en gaan. Dus jij bent de aangewezen spreker. Letterlijk zelfs, en hij wees met zijn beetje opgezette middelvinger naar mijn imponerende borstkas. Ik dacht nog, wat wil die nou weer van mij?
Ik dacht: OMG, wat ga ik vertellen? Welke ludieke en onvergetelijke tekst ga ik uitspreken? Er moet wel iets klassieks in zitten. Daar hebben ze zich altijd hard voor gemaakt, dus daar moet ik wel iets mee.
Het thema zou luiden: goede wijn behoeft geen krans. Vind ik een mooie gedachte. Je hoeft ze, vanuit dat vertrekpunt, niet opzichtig, slijmend zelfs veren in de rectale opening te positioneren en je bent toch positief. Goede wijn behoeft geen krans. Ehm, en dat in het Latijn. Iets met vinum. Iets met bonus, iets met nullus, iets met necesse en dan nog iets met corona. Oké, laat maar. Ander plan.
Ik krijg plotseling een por in mijn zij. Mijn vrouw: hee, eikel. Hou nou eens op met denken dat je een grote prijs in de loterij wint! 25.000 euro. Mafkees. Ga slapen.
Gelijk had ze. Zo'n speech komt er toch niet. Veel te lui voor.
Romeinse schrijvers zijn niet saai. Er zitten hoogstaande lieden bij die prachtige en verheven werken componeren. Ik denk even aan Aulus Gellius, aan Livius Andronicus terwijl ik Valerius Flaccus en Silius Italicus ook niet versmaad.
Maar er zitten ook boefjes bij. Een van de wat minder vaak gelezen - ten onrechte! - schrijvers is Marcus Valerius Martialis. Van origine een Spanjaard die toch over humor beschikte. Deze dagen dacht ik weer eens aan Martialis. Waarom, zul je vragen. Of niet. Jouw keuze.
Niets menselijks is ons vreemd en vroeger was dat ook al zo. Zo had je jonge mannen en vrouwen die een heel doeltreffende manier hadden om aan geld te komen. Ze trouwden een rijk iemand. En dan was het wachten op een erfenis. Tenzij die nieuwbakken echtgenoot oud was. Of ziek. Dan hoefden ze niet zo lang te wachten.
Een mooi voorbeeld van een epigrammetje van Martialis. Het gaat als volgt:
Gemellus vraagt Maronilla ten huwelijk.
Hij begeert en hij dringt aan en hij smeekt en hij geeft cadeautjes.
Is ze dan zo mooi? Integendeel, lelijker zie je ze niet!
Dus wat zoekt hij dan in haar? Wat is zo aantrekkelijk?
Ze hoest.
En nu weet ik weer hoe ik hier op kom. Er zou heel wat getrouwd worden, heden ten dage.
In deze tijden mogen we geen grappen maken, niet op school tenminste, niet als het gaat over corona tenminste, niet als we zwaar op de hand zijn tenminste. Dus het is retesaai op school nu. De highlights pik ik er even uit, zodat je een indruk krijgt van het niveau.
Donderdag kwam ik welgemoed en goedgemutst mijn lokaal in. Ze zaten klaar, waren op mijn tsunami aan informatie te wachten. ik zet mijn koffie neer, sluit mijn device aan, zet het bord aan, sla mijn boek open en doe mijn mond open. 'Meneer', zegt er eentje. 'Ze hadden bij de Grieken tragedies hè?' Ehm ja. 'En bij de Romeinen?' Ik haal mijn beste kennis op dat gebied uit de krochten van mijn geheugen en zeg vol overtuiging: Nou, van Seneca - die hebben jullie nooit gelezen geloof ik, hè? - is bekend dat hij tragedies geschreven heeft. 'Maar sinds gisterenavond hebben ze toch ook wel een drama'. Wink wink nudge nudge. Hij had het over de uitschakeling van mijn clubje, de avond ervoor. Ach, laat zo'n jong ook eens lol hebben. Ajax was een Griekse held, maar ach. Latijns, Griek, wat ken 't mijn bomme!
En het tweede highlight betrof de uitspraak van een invallende surveillant bij de herkansingen. Die waarschuwde de poppetjes voor hem: diagonaal kijken levert een verticaal cijfer op. Ondanks de moeilijke woorden hadden ze het allemaal begrepen.
Nou, dat was eigenlijk het beste aan humor afgelopen week. Ik verheug me al op volgende week. Het kan alleen maar leuker.
Morgen komen vrienden van lang geleden op bezoek. Frans en Margot woonden in Leiden in een appartement schuin tegenover dat van ons. Nou ja, van ons. De Stichting Studenten Huisvesting bezat een joekel van een pand aan de Doelengracht. Dat had ze opgedeeld in een stuk of acht, negen appartementen. Wij woonden echt aan de Doelengracht, op de eerste etage. Boven Erwin en Marja. Die hielden van tennis, hoorden wij. Hoorden wij letterlijk. Door het verzakken van de voorkant van dat enorme pand zat het voorhuis niet meer overal aan het achterhuis vast. Er zat een spleet langs de rand van de kamer zodat wij hoorden wanneer de onderbuurtjes tennis zaten te kijken. Als Maria Sharapova al bestaan had, hadden we het helemaal zeker geweten.
Frans en Margot dus. We konden het goed vinden met elkaar. Frans was technisch en ik kon mijn handjes ook nog laten wapperen. We hebben toen alle appartementen van kabeltelevisie voorzien. Versterker voor het signaal sloten we aan in het huis naast ons waar studentes van Minerva woonden.
Als bij ons het signaal wegviel waren ze naast ons aan het stofzuigen.
Wat een tijden. Morgen gaan we bij de tortillataart herinneringen ophalen.
Feestbeesten waren we toen geen van vieren, en ik denk dat dat in de loop van de jaren niet veranderd is. Allemaal rond of over de zestig. Ik denk dat ik morgen Dropkick Murphys maar eens laat horen. Tegenwicht tegen de muziek van Frans, Rolling Stones.
Vakantie. Duidelijk rustig aan aan het doen. Je wordt ouder, papa, geef het maar toe. Oké.
Zekerheid in Rome! Hij is echt kassiewijlen. Romulus is dood. Oké, geen echt nieuwtje. Zijn beentjes gevonden? Mwah. Tufstenen bak waar hij misschien in heeft gelegen? Het zou kunnen. Waarschijnlijker is dat het een altaar is ter ere van Romulus uit latere tijd.
Ik werd onmiddellijk geïntrigeerd door een zinsnede die ik de laatste weken in de les gebruikt heb. We lezen in de zesde klas Vergilius' Aeneis. Deze fantastische schrijver verbindt voortdurend op ingenieuze manier het mythische verleden met het historische heden dan wel recente verleden. Het prototype daarvan is wel de wandeling die de stokoude koning Euander in Italië, Rome voordat het bestond (!) samen met Aeneas maakt door het Rome van Vergilius. Bizar, maar fraai. In het artikel zegt Marijke Gnade: 'Als je een koppeling kunt maken tussen de mythologie en de daadwerkelijke historie is dat altijd van groot belang.' En zo is dat!
Ja, wat bedoelt ie daar nou weer mee? Vrouwkesbal? Klinkt als Brabants, maar daarom hoeft het nog geen quasi-intellectuele festiviteit te zijn, vrouwkesbal. Is het tegenhanger van mannekesbal, waarbij het manneke dan op de verkeerde wijze op die plaats van een verdwaalde fiets gesprongen is waar hij een zadel verwacht had? Waardoor 't manneke als het ware gehalveerd is qua fertiliteit? Zal wel niet.
Ik denk dat vrouwkesbal een dansfeest is voor dansmariekes, ten tijde dus van carnaval. Daar mogen dan alleen vrouwen komen, pimpelen, dansen en weer gaan.
Hoe dan ook, ik ben er niet welkom en ik wil er niet eens zijn ook, bij het vrouwkesbal. Misschien dat mijn Brabantse collega's zich wel, uitgedost als cowboy Harry of als sympathiek spookje of als I look hotter than my daughter- bitch, te buiten gaan aan drank, gokken en lekkere wijven, ikke niet. Ik ga, met wat lauwe thee en melk met honing in de aanslag, mijn schoolwerk afmaken. Dat heet vakantie bij ons thuis. ik kom mijn tijd wel door.
KA is niet de afko voor klein chemisch afval, maar voor Kleine Avond. Die was gisterenavond weer. In Kunstmin hebben vele toeschouwers ademloos geluisterd, zich de kelen schor geschreeuwd, schril gefloten, maar zich bovenal heerlijk geamuseerd. De acts werden aan elkaar gespeeld in een setting van ons eigen JDW. Waarschijnlijk, wat preciezer gesitueerd in de leerlingenwerkruimte. U weet wel, die bekende contradictio in terminis in het wild. Bij het naderende afscheid van de kale koning - ik dacht echt voor het eerst in 34 jaar op het podium geroepen te zullen worden, maar nee! Pffft. - waren er aliens van de planeet Bizarky geland. Nou ja, geland. Uit het ei gekropen. Ei? Ja, het Eia. Huh? Lokaal 100? o, daar. Dat gigantische gele ding dat zijn excentrische reet uit het gebouw laat steken. De kale koning bleek overigens niet geheel onverwacht Hans Dekker te zijn, al leek Lucy Zwang er ook erg op. Hans mocht het podium uiteindelijk niet op, terwijl hij wel met het docentenkoor had willen meezingen misschien.
Die aliens zouden het JDW wel eens even overnemen. Nieuwe regels, nieuw bewind. Haha, nieuwe regels. Dan kennen ze het JDW niet. Daar discussieer je over regels, je piest er over, je veegt je niet-excentrische reet ermee af, kortom, je gaat daar niet een beetje volgens regels leven. Waarom niet dan? Ja, dat doen anderen ook niet.
Bram (niet zijn echte naam) en Emma, en Charlotte en Jort, en Vera, Megan, Arya (zo'n doos wil ik ook!), Isabelle, Amanda, Lotte, Mees, Jente en niet te vergeten een opgebloeide Filine waren geweldig als puberende, ketende scholieren dan wel fraai gegrimeerde buitenaardse wezens.
Goed. De acts waren van hoge kwaliteit. Ik zou zo zangles nemen bij Margot, Shanti, Guusje, Jasmijn, Lieve, Lieke, Joëlle, Lola en bij Jan Willem Koch. Niet dat het helpt, maar ik zou dat wel willen. Dansen zou ik, had ik daarvoor de geschikte gestalte, zo willen leren van Junior. Pianospelen kan ik al (Vader Jacob gaat steeds beter), maar Niels, Sissy, Vannie, Saul, Isabel, Lucy kunnen het vele malen beter. Broodje gitaar ken ik wel, maar Milou en Ennis snappen het instrument echt. En my god, als ik lichtvoetig zou kunnen rondhuppelen als Wulan, dan zat ik niet in het onderwijs te pielen.
Geslaagde avond. Rij D was vroeger een garantie voor keihard ingrijpen tijdens de voorstelling, in de pauze en de dag erop op school. Nu was het een weldadig bad op een serene avond. Mijn naam werd twee keer genoemd, dus mijn ego was weer gestreeld. Ik wandelde zwevend naar huis.
Vorig jaar met Frank Kooijman nog Don't stop me now, nu, om het motto van het liedje van de leraren maar aan te houden, Kleine Avond: Don't stop! (https://www.youtube.com/watch?v=0hGhl7ki3HM). Volgend jaar Don't?
Zit ik een PowerPoint in elkaar te draaien voor mijn schattige schaapjes uit de vijfde klas. Ze gaan een stuk uit de Aeneis lezen, Dido die Aeneas uitfoetert als hij haar laat zitten. Dido verwijt haar voormalig lover dat hij keihard is. Eerder in hun relatie was dat waarschijnlijk geen probleem, eerder een pre.
Nu heeft ze het over zijn psychische conditie t.o.v. haar. Als ik de vertaling moet geven - tuurlijk, we geven alles weg - van Hyrcanaeque admorunt ubera tigres (4,367) zou ik zelf zeggen: 'Hyrcaanse tijgers hebben jou hun tepels gegeven.' Gezoogd dus. Van het werkwoord zogen. Even voor de leken: tijgers staan niet bekend om hun empathisch vermogen, maar Hyrcaanse tijgers zijn daar een soort 'hors categorie' van. ijs- en ijskoud, bedoelt ze te zeggen, en dan heeft ze het niet over Jägermeister dus, hè.
De mensen van de methode die we gebruiken (de methode, niet de mensen) leggen Dido woorden van een iets bedenkelijker niveau in de mond. Ze maken er een soort halve pornostory van, beetje bestialiteit erbij en klaar was Aeneas. Niet de handigste woordkeuze, in dit geval. Ze maken ervan: 'Hyrcaanse tijgers hebben jou gezogen.' Arme Aeneas. Scherpe tanden hoor, geen feest. En dan ook nog een woedende ex.
Die vertaling laat ik op het smartbord maar niet zien.
Gisteren, op de dies natalis (geboortedag) van de Leidse universiteit, gingen we uit eten. We hadden, behalve dan die dies, niet veel te vieren. Vandaag wel, 41 jaar bij elkaar. Is er verband? Yep. We vierden in 1979 de geboortedag van onze universiteit niet echt ingetogen. Het was bitterkoud, mensen schaatsten op de straten, en wij wilden warm worden. Er stroomde die dag veel, laat ik zeggen, pittige, goedgestookte melk (een soort van Johnny Walker-halfvolle) door onze strotjes. Daarna/daardoor belandden we gezamenlijk, onder het opzwepende geluid van een climaxende Ellen Foley/ Karla DeVito bij Paradise by the Dashboardlight op de bank van hospita Maully. Aanvankelijk in verticale positie.
Om met extra genoegen terug te kijken op die 41 jaar besloten we gisteren bij Da Nina te gaan eten. Dat is een dochteronderneming van Piccola Italia waar je al ruim 40 jaar lekker Italiaans kunt eten. Bij het binnenkomen, eten (mjammie, mjammie) en weggaan poetsten wij keurig ons Italiaans weer eens op. Wie schetst onze verbazing toen we van de patrones bij het betalen van de rekening een uitnodiging kregen de volgende dag de receptie bij te wonen van het 1-jarig bestaan van de tent. Dat was vandaag. We zijn gegaan, we hebben zelfs een regalino piccolo mee genomen, een chocoladen 1. We hebben, omdat er nog helemaal geen gasten waren, gezellig in het Italiaans met Anni staan praten. Tussendoor namen we hapjes van de rijk beladen schotels af en dronken we een prikkelende variant op de Johnny Walker-melk, promelco geheten. Gelukkig kwamen er later wat meer mensen. We wilden namelijk weer aan ons schoolwerk thuis, maar we wilden de gastvrouw ook niet alleen alle hapjes laten opeten. Mille grazie, Anni. Ci vediamo presto.
Op school hebben wij twee lokalen vrij gemaakt om leerlingen op te vangen. Vroeger heetten die lokalen X en Y en nu Ontspanningsruimte 1 en 2. In die lokalen mogen alleen vijfde en zesdeklassers komen. Dan voelen die zich nog een beetje boven het klootjesvolk, het onderbouwplebs, verheven en dan zijn ze volgens ons meegaander. Het is de bedoeling dat ze daar rustig aan hun studievorderingen kunnen werken. Sommigen doen dat via het consulteren van sociale media, anderen bereiden zich daar voor op Netflix-quizzen, weer anderen gebruiken de ruimte zo te ruiken om de bestelde pizza's te verorberen, om hun komkommer-avocado-smurriesalade weg te werken, hun deo aan te brengen (hup, shirtje omhoog, en maar wrijven onder die oksels), hun biologielessen over de voortplanting in praktijk te brengen of een mix van al dit schoons.
Sinds kort is daar een andere activiteit bijgekomen. En nu snap ik ook meteen waarvoor boeken tegenwoordig gebruikt worden. Kijk, de braverikjes krijgen natuurlijk van mamsepams elke dag een pakketje met veel liefde gesmeerd brood met kaas mee, ingepakt in aluminiumfolie. Die aluminiumfolie wordt eraf gesloopt, het brood gaat richting afvalbak (landt er meestal naast, maar zijn dan de nablijvers weer voor) en van alle verzamelde aluminiumfolie wordt een prop gemaakt. Een bal. Dan pakken ze hun boeken uit hun handtasje annex hutkoffer, desnoods hun goed ingepakte mobieltje en dan gaan ze soort van tennissen. Soort van, want werkelijk alle bewegingen, services en passeerslagen zijn geoorloofd. Het leukste zijn de smashes. Die bewaren ze voor als ik binnenkom. De balletjes vliegen me dan om de oren.
Ik vermoed een beetje dat ze zich afreageren omdat ze bij mij zo stil moeten zijn in de les. Maar het kan ook zijn dat ze gewoon aan het eind van hun carrière nog een beetje lol willen hebben. We hebben nu dus ook een penetrante zweetlucht in de aanbieding daar.
Het grappige is dat ze achter glas zitten, die bovenbouwers, en dat er laatst leerlingen uit groep 8 (net door een collega rondgeleid in de school) even bleven staan kijken naar hoe je je nou ontwikkelt als je naar het JDW gaat. Gejoel klonk uit lokaal x, de aluminium balletjes vlogen door de ruimte. Boeken werden misbruikt. We denken erover om wat bomen in die twee ruimtes te planten. Kunnen ze zich ook door de lucht voortbewegen. En het is ook goed voor het opnemen van stikstof. Iedereen blij.
Vandaag heb ik een nieuw shirt aan. Kijken of ze het zien. Vandaag doe ik nieuwe Latijnse tekst. Kijken of ze het zien.
Vandaag zit ik bij de strafsessie. Kijken of ze het zien.
Vandaag nog 2 weken tot de vakantie. Kijken of ik het haal.
Maandag en dinsdag lekker uitpuffen op een cursus. Vandaag doe ik daar lekker geen voorbereiding voor. Kijken of ze het zien. ik denk maar zo: hodie mihi, cras tibi.
Vandaag werd ik overvallen door ontroering. Je kunt het je bijna niet voorstellen, maar ik plengde zowaar enige tranen. Ik, de keiharde ordebewaker, de onverzoenlijke handhaver, de meedogenloze leerjaarcoördinator - trouwens nu ik dit zo opschrijf eerder een goed voorbeeld van contradictio in terminis - werd onverhoeds in mijn stenen hart getroffen.
Watsgeburt, Bert? Twee leerlingen hadden eendrachtig en zinvol overleg gehad over Latijn. Ze hadden zich gezamenlijk door de AcI's, Ablabs'jes, de gerundiva en de irritante woordjes heengeslagen. Ze hadden iedere nuancering in de tekst bij wijze van spreken op hun tong geproefd en daarna een afgewogen, nagenoeg correcte fijnzinnige Nederlandse weergave van het Latijn gebrouwen. Uit hun vertaling sprak onverholen bewondering voor de examenauteur van dit jaar. Inzicht, understanding op een higher level, zouden de Fransen zeggen.
Ik was de gelukkigste man op aarde. Ik zag het al voor me. Zou het dan eindelijk lukken mijn ongetwijfeld kritische tweede corrector eens met fantastische scores om de oren te slaan? Huh, 6,7? Mwah. Ik? 8,4. Zouden collega's mij dan een keer feliciteren, zouden ze beamen dat mijn manier van les geven ook best goed kan uitpakken soms? Zou ik, op de dag van de uitslag thuis aan tafel, mijn eega pseudo-verbluft aankijken dat ze bij haar echt een N-term van 3.0 nodig hadden gehad? En dan, bij het snijden van de broccoli, fijntjes opmerken dat bij mij een N-term van -2.0 nog allemaal voldoendes voor Latijn opgeleverd had? Zou de rector mij bij zich roepen, mij joviaal op mijn schouder slaan en vragen waar ik met de creditcard van school 's avonds wilde gaan dineren? Zou het Brabants Nieuwsblad mij contacten om te vragen of ik niet in Bergen op Zoom les wilde komen geven? Kredde carnaval d'r gratis bij, hee. Zouden ze mij bij RTL Boulevard nu eindelijk gevleugelde woorden willen ontlokken in plaats van de gebruikelijke shitzooi te debiteren? Zou het dan echt? Ik zag mij al in een limousine langs alle gymnasia van Nederland gereden worden om overal, melkje in de hand, ontspannen mijn geheim te onthullen.
De landing was snel en hard. Het was een proefvertaling geweest. Voor een cijfer zeg maar. En dat was nu, niet geheel onverwacht, goed uitgevallen. Ze schaamden zich. Ik schold ze verrot en gaf ze een 1. Nee hoor. Ik ben een softie. Ik huilde gewoon mee.
Twee dagen loop ik rond op school met mijn T-shirt van Dropkick Murphys, zien ze alleen mijn nieuwe broek! Oké, die zit wel lekker strak rond het middel en zo, maar ook niet weer zo strak dat ik alsnog in het Kleine Avond lerarenkoor opgenomen word, omdat ze ineens een sopraan gevonden hebben. Het is wel een beetje ongemakkelijk als ik er eentje bestraffend moet toespreken en als die dan de blik in de ogen van boven naar beneden laat gaan, uitkomt bij mijn voeten en dan zegt: Zo, meneertje, kaulo geile brakka hebbie aan. Ach, ik ga gewoon mee met de tijd.
Vanavond consumeerde ik mijn verjaardagscadeautje. Ik had me sinds enige tijd fan getoond van een Amerikaanse band van Ierse oorsprong, Dropkick Murphys. Toen kreeg ik van onze kinderen twee concertkaartjes aangeboden voor de Ziggodome vanavond waar die gasten het dak eraf speelden. Een paar mij bekende liedjes maar ach, wat maakt het uit?
Ik heb me in een Dropkick Murphys-shirt gehesen en heb, voor mijn doen nog best elastisch, heen en weer gehupst en luidkeels mee geblèrd.
De melk had ik in de hand en dus onthield ik alles wat ik zong. Ik stonk achteraf wel naar bier, want men gooide met dat gerstenat. Mis, het meeste.
Bedankt, iedereen die dit uitje mogelijk gemaakt heeft. Ik ben zo blij als Churandy Martina.
Doe mij maar een Corona’tje zal nooit meer hetzelfde zijn.
Donderdag en vrijdag is het zo ver. Ik heb mijn spandoek al voor me liggen. Nog wat kwasten en klaar is Kees. Geinig plaatje erbij, huppakee. Ik ga op school staken, ik ga niet naar het Malieveld of waar ze dan ook allemaal naar toe gaan. Ik had nog wat verf en wat puntige witte lakens uit mijn Amerikaanse verleden. Een beetje melk naar binnen gieten en dan komt de inspiratie vanzelf. Dacht ik.
Ik wilde ook een beetje ideologisch verantwoord bezig zijn met die leuzen natuurlijk, hè. Ik zat eerst te denken hoe ik in dactylische hexameters kon duidelijk maken wat ik er allemaal van vind, maar dat duurde een beetje erg lang. En het moet ook op zo'n laken passen.
Vandaar:
Ik wil om heel veel redenen niet gaan staken,
alleen passen die niet allemaal op dit laken.
(van onze verslaggever)
Naar verluidt is de Open Dag van het Johan de Witt-gymnasium een groot succes geworden. Vele belangstellenden wisten de weg op de frisse zaterdagochtend te vinden naar het majestueuze gebouw aan het Oranjepark, al dan niet aangevoerd met een Amerikaanse gele schoolbus. Zelfs voordat de medewerkers het ontbijt dat ze aangeboden kregen achter de kiezen hadden stonden de eerste belangstellenden al binnen. De school leeft kennelijk al behoorlijk in de hoofden van de leerlingen van groep 8.
Opvallend was dat nogal wat oud-leerlingen hun kroost richting JDW dirigeerden, waarbij ze zelf, na zoveel jaren teruggekeerd, nog eens konden ervaren waarom de school indertijd en ook nu nog zo goed bevallen was. Fama est dat sommigen hun broodtrommels van zolder hadden gehaald om rondleidende leerlingen te laten ruiken hoe dat nou vroeger ging, met lunchen in de kantine. Het bleek dat men eerst moest uitleggen wat dat felgele vierkante hardplastic doosje nou precies was. Rondleiders dachten dat daarin de Magic kaarten vroeger vervoerd werden.
Toekomstige JDW'ers werden zaterdag getrakteerd op proeflessen Nederlands, Latijn, Grieks, Frans, geschiedenis en wiskunde. Over alle vakken werd informatie gegeven in lokalen en er was gerekend op het feit dat zaterdagochtenden meestal met veel activiteiten doorgebracht worden, maar dan niet op school. Te veel om allemaal op te noemen. Van klassieke maaltijden tot gymnastiekdemonstraties, van debatclub tot Model United Nations, van deltaproject tot Musae en Vossius, van The English Experience tot geschiedenisquiz, van buitenlandse reizen tot schoolorkest, van Janusredactie tot escaperoom. JDW goes with its time mee.
En er werd ook geschaakt. Met de schaakleraar, die helemaal geen echte schaakleraar is, maar wel enthousiast doet alsof ie er iets van begrijpt, heeft uw verslaggever een kort interview gehouden. Tijdens het rondlopen, dus dat was ook voor uw verslaggever een behoorlijke inspanning. Hoewel, zo hard liep de oude baas nou ook weer niet.
Op de vraag of hij niet bang was partijen te verliezen antwoordde de man gedecideerd, en puffend, dat hij goed betaald kreeg om pseudo-agressief te spelen en daarna kansloos te verliezen. Toen hem daarop de vraag werd gesteld wat de waarde was van schaken op een gymnasium stond hij even stil. Hij krabde zich door de baard en terwijl achter hem de spelers allemaal extra zetten deden en hier en daar een wit schaakstuk weg moffelden antwoordde hij dat het denkproces bij het schaken een goede investering was voor het denkproces bij het leren van de klassieke talen. Daarna rende hij weer door. Op de laatste vraag over hoe het paard nou precies mocht lopen, moest hij aanvankelijk het antwoord schuldig blijven. Na een uiterste krachtsinspanning kwam er toch een antwoord: "Ik speel nooit met paarden. Sorry."
De school gaat ongetwijfeld hoge ogen gooien in de regio Drechtsteden en ver daarbuiten. Velen kinderen zullen hun carrière op het JDW gaan vervolgen. Ze zullen felgele doosjes mee brengen waarin ze schaakstukken vervoeren. Of toch maar stukjes stokbrood met kruidenboter. Veel beter.
Ik hou van friet. Laat ik daar nou maar niet omheen lullen, patat is helemaal mijn ding. Patatje oorlog, prima, ik eet het wel op, maar zonder uitjes. Hou ik niet van. Te gezond en, laat ik het aardig zeggen, leidend tot flatulentie. En alleen in een ruimte, alla, maar in gezelschap knetterhard ruften, nee. Niet echt fijnzinnig.
Maar uitjes zoals vandaag met 4 leerlingen op pad, die mogen vaker van mij. Ze zitten in de trein, op vier stoelen een stukje voor mij, Juvenalis' derde satire, die over Rome, door te nemen. Ze houden van klassieke talen! Waar maak je dat nog mee? Ik hoef niet eens op te passen of streng te zijn. Ze wijzen de weg naar het station, naar het juiste perron, in Hilversum straks en ongetwijfeld binnen die school daar ook.
Een gaat klassieke talen studeren en die heeft alle teksten al af.
Ik ben nu al trots op Mandy, Joëlle, Lisa, die pas in de vierde zit, en Lennard. Komende woensdag mogen Mandy en Lennard nog een keer naar de klassieke olympiaden maar dan voor Grieks. Mandy heeft al een scheikunde olympiade en een aardrijkskunde olympiade gedaan en gaat morgen, in haar vrije tijd, naar een taalkunde olympiade. We noemen haar vanaf nu Olympiada Mandy.
U, meneer Van der Hoon, zijt een classicus zeker? Ehm, ja. Werhalve vraagt gij, edele anonimus? Kè j't hore dan?
Wijl gij spreekt over talent. O. Ik bedoel niet die antieke eenheid van gewicht hoor. Nee, ik bedoel het talent van mensen. Van de week mocht ik er weer van genieten.
Wil je de korte versie? Kijk helemaal onderaan deze tekst, bij de asterisk (*, niet het vriendje van Obelix).
Donderdagmiddag hoefde ik de tent op school niet te bewaken, zoals ik dat gisteren tegen een uiterst riante geestelijke vergoeding (schouderklopje) wel mocht. Nee, ik begeleidde een viertal jonkies, drie eersteklassers en één tweedeklasser naar het Nederlands kampioenschap schoolschaken. Ook de ouders van drie van de vier waren aanwezig, van de vierde was zijn zus aanwezig. De vier, ik noem ze maar even bij hun voornaam - ze hebben nóg geen titel - Dana, Louis, Christiaan en Joshua, hadden zich eerder al online schaaktijgers getoond en zich gekwalificeerd voor dit kampioenschap. Ditmaal mochten ze de echte plastic poppetjes op de dito plastic opvouwborden beroeren.
Het toernooi vond plaats in een of ander voetbalstadion in Eindhoven. Waarom daar? De topspelers die momenteel mee spelen in het Tata Steel Chess toernooi wijken weleens uit naar een andere locatie. Zij kunnen er ook niets aan doen dat de organisatie nou net dat stadion uitzoekt. De organisatie wil maatschappelijk relevant overkomen, denk ik, opkomen voor de boeren of zo. Nou goed. Voor onze spelers was het dus, naast het proberen om kampioen te worden, wel een aardige uitdaging om die grote mannen nou eens in het echt te zien. Nou, toen we aankwamen bij de speelplek passeerden net 5 ruime limo's met belangrijke personen achterin. En ja hoor, de markante kop van de Noorse wereldkampioen Magnus Carlsen, net als de koning met baard tegenwoordig, was in de laatste limo te zien. Hij was er dus echt! Dat ie z'n zesde remise bij elkaar prutste die middag, het zij hem vergeven. Hij wint heus het toernooi nog wel. Misschien zag hij, vanuit zijn heerlijk verwarmde achterbank, koelkastje voor zijn neus, schermpje met openingsvarianten doornemend, met onze spelers de nieuwste lichting wereldkampioenen wel aankomen en werd ie lichtelijk nerveus. Goh, Dordrecht? Johan de Witt-gymnasium? Nooit van gehoord, maar ze zien er gevaarlijk uit. Zoiets.
Onze schakers speelden zich eerst een kwartiertje met veel lol in. Wat dat betreft doet schaken niet onder voor krachtsport, behalve de lol dan. Vijf ronden moesten ze vervolgens spelen tegen scholen, allen gymnasia trouwens. Leiden (Stedelijk Gymnasium) was er met twee teams. Almere had het Trinitas gymnasium afgevaardigd, Utrecht het Christelijk gymnasium en Rotterdam het Erasmiaans gymnasium. Het grappige is dat die gastjes elkaar al kennen uit andere competities en dat ze elkaar van tevoren al zoveel mogelijk verbaal overbluffen, zoals het schakers betaamt. Ik deed vroeger niet anders. O nee, ze overbluften mij. Maar ik was daar dan wel bij dus.
De onzen namen het in de eerste ronde op tegen Utrecht. De wedstrijdleiders, vier in getal, zagen er streng op toe dat zich niemand achter de spelers ophield. Daarvan worden schakers misschien nerveus, was het idee. Ik heb zelf een paar jaar geschaakt: klopt niks van. Ja, als je met je camera met telelens vlak naast een speler de partij filmt, ja, dán worden ze zenuwachtig ja. Maar mensen zouden wel goede zetten kunnen voorzeggen. En het was wel een NK. Dus terecht die strengheid. Zelf ben ik maar zeventien keer weg gestuurd. Weet ik ook eens hoe het voelt om weg gestuurd te worden.
Utrecht ging er met 3-1 aan. Tegen de latere winnaar, het eerste/sterkste team uit Leiden werd het in de tweede ronde 2-2. In de derde was er een kleine terugslag te zien: klein verlies tegen Almere. Maar toen rechtten de spelers even hun ruggen en gingen er eens goed voor zitten in de laatste twee ronden. 4-0 tegen het tweede Leidse team en 2-2 tegen het sterke Erasmiaans. Al met al goed voor een welverdiende tweede plaats. Tweede van Nederland dus, hè!
Inmiddels was het rond zes uur en de prijsuitreiking moest nog plaatsvinden. Maar omdat Christiaan later die avond op school nog acte de présence moest geven op de klassieke muziekavond - hij speelt geweldig blokfluit! - kon hij de prijsuitreiking en het andere toetje niet bijwonen. Louis die met hem, met zijn vader liever gezegd mee reed, moest dus jammer genoeg ook eerder weg. Het andere toetje was een bezoekje aan de Burger King, door school betaald! Wauwie!
Na wat file konden we uiteindelijk in een nagenoeg lege BK (verdere reclame zal ik maar achterwege laten, maar vergeleken met het eten bij De Heeren, eerder die week, was het toch wel minder gevarieerd) een hapje eten.
De uitslag had ik donderdagmiddag al aan de rector geapp't en toen ik de volgende ochtend, behangen met medailles (die van Chris en Louis had ik ook mee gekregen), bij hem langs ging feliciteerde hij me oprecht met de geweldige prestatie van mijn team. Kwam bovendien niet slecht uit, wat reclame voor het schaken op onze school zo vlak voor de Open Dag (ikzelf geef daar al jaren een schaaksimultaan, 25 januari dus weer!). Stukje op de website van de school, in het weekbericht, in het dagbericht, en tussendoor nog wat les geven. En ook ik had nog een extra toetje. Ik mocht 10 boefjes bij de strafzitting een tekst laten overschrijven over het verschil tussen de beperkende bijvoeglijke bijzin en en uitbreidende bijvoeglijke bijzin. Heerlijk.
*Schakers van JDW hebben, onder begeleiding van een leraar klassieke talen, wedstrijden gewonnen, maar niet allemaal, en nu zijn ze tweesie geworden van Nederland. Blij!
Heedaar, Van Hoon. Hadden wij niet een cursus gevolgd om nou juist de leerlingen er uit te pikken die skyhigh, zo stoned als een garnaal zijn? Ehm ja. Staat me vaag wel iets van bij, weet je wel. Maar daar heb ik het nu niet over.
Nee, wat ik wilde vertellen was dat we afgelopen weekend doorgebracht hebben in een luxueuze boerderij in Brabant. Jacuzzi erbij, etentjes en af en toe even opgelet als iemand vroeg of we ff op d’n uitkijk wilden gaan staan. D’r moesten wat blauwe plastic containertjes van eigenaar verwisselen. De bankbiljetten die op de grond vielen mochten we houden.
Nee, tuurlijk niet! We vierden alvast de 60e verjaardag van Elma. Vrijdag heerlijk relaxed uit eten gegaan, zaterdag met kinderen en kleinkinderen naar De Efteling en zondag het eigenlijke cadeautje. Ze wilde een keer skydiven. Nou, dat kon, bijvoorbeeld in Roosendaal. Dus wij hebben staan toe te kijken hoe ze in die windturbine in een blauw pakkie met een helm op heen en weer geflapperd werd. Belangrijkste was dat ze het heel leuk vond.
Morgen is het 15 januari, haar eigenlijke verjaardag. Dat vieren we door te gaan werken op school en daarna uit eten te gaan bij ons favoriete Nederlandse restaurant De Heeren van Slydrecht. Je moet wel een dikke portemonnee mee nemen, maar dan heb je ook wat! Gelukkig geen sterrenrestaurant, want dan ligt er bijna niks op je bordje.
Over een half jaar word ik zelf 60. Ik ga pertinent niet skydiven. Skyhigh? Mwah. Nee, ook niet natuurlijk!
Met spreekwoorden raak ik wel eens door de war. Dan sla ik de fles flink mis, maar je kunt dan praten wat je denkt, ik ga echt niet bij de zerken zeiken. Vandaag hou ik kort aangebonden. Meestal oever ik een kilometer ver weg, maar vandaag confronteerde een collega mijn afwijking door mij een componerend citaat voor de neus te wrijven. De aanhaling was van een Duitse schrijver af aan het stammen, namelijk te weten van Goethe. Ik heb het onzekere voor het onduidelijke genomen en nog even gegoocheld met Goethe. Wat ie zei was - en dat ga ik met vanaf nu de ingang, ook doorpassen ook: In der Beschränkung zeigt sich erst der Meister. Ik vind dat schön.
Zo en nu ga ik de katjes bij hun duisternis knijpen. Slaap gezond, en morgen als een duffe haas weer op.
Gefeliciteerd, Peter Wright! Mighty Michael van Gerwen was niet Mighty genoeg. Je bent de verdiende wereldkampioen darts.